76
Ulf en Jan zitten over boten te kletsen en ik zoek in mijn woordenboekje allerlei woordjes op die met zee te maken hebben. Golf en duin en schelp en kwal en draaikolk. Draaikolk is zo'n moeilijk woord in het Zweeds, dat onthoud ik nooit. Maar wind en storm zijn hetzelfde in allebei de talen. En strand ook. Dat is lekker makkelijk. Ik begin wat te vertellen over onze zee. Dat de wind beslist of die rustig is of wild. En als er een storm staat, vertel ik, dan worden de golven zo hoog dat ze helemaal tot aan de duinen komen. Soms hakken ze zelfs stukken weg en dringen dieper en dieper het land in. Maar dat gebeurt alleen als er een orkaan is. Orkaan heb ik niet opgezocht, maar omdat wind en storm al hetzelfde zijn is orkaan dat misschien ook wel. Ik gok het gewoon, ik spreek het alleen een beetje op zijn Zweeds uit. En ik kijk erbij naar de gezichten van Ulf en Jan, maar daar zie ik niets aan. Dan zeg ik het voor alle zekerheid nog een keer. Ze kijken weer doodgewoon. Mooi zo, denk ik. Weer een woordje erbij geleerd. Zonder leerboek, zonder woordenboekje en zonder dat iemand er iets van heeft gemerkt.