74
Er is een vriend van Ulf. Hij heet Jan. Hij is een echte Zweed. Je ziet aan zijn gezicht dat hij ouder is dan Ulf. Hij is ook iets groter. Zijn haar is heel lichtblond en het hangt voor zijn ogen. Hij heeft bijna witte wimpers.
Jan is op zijn zeilboot van een ander eilandje gekomen. Hij wil met Ulf uit zeilen gaan omdat het lekker waait. Als hij mij ziet staan vraagt hij of ik mee wil. Ik heb nog nooit gezeild en ik vraag of Britt-Marie ook meegaat. Maar die heeft andere dingen te doen. De boot is trouwens niet groot genoeg voor vier personen, zegt ze. Jan en Ulf zeggen allebei dat er niks leukers bestaat dan zeilen.
We varen langzaam naar het open meer. Meteen als we daar zijn gaat het harder. Het zeil staat bol, de boot gaat scheef. Jan zegt dat ik onder het zeil door moet kruipen naar de hoge kant. Maar ik kan daar helemaal niet zitten. Ik glij zo naar beneden. Ik grijp me vast aan allerlei uitsteeksels en dan helt de boot zo ver over dat ik recht overeind sta, met mijn rug tegen de bodem!
De jongens lachen. Jan roept stoere dingen.
Ik knijp mijn mond dicht om niet te schreeuwen. De boot schiet door het water. Zo dadelijk lig ik eronder. Ik mag nergens meer aan denken, ik pers mijn lippen op elkaar!
Opeens is alles over. We varen onze inham binnen. Ik kan weer op een bankje zitten.
Daar staat Britt-Marie in de verte op de steiger. Ze zwaait met allebei haar armen.
‘Hoe was het?’ vraagt ze als we aanleggen en ze trekt me uit de boot.