71
Ik probeer Britt-Marie uit te leggen wat een kermis is. Ze snapt het na een tijdje want ze hebben hier ook zoiets maar ze noemen het plezierveld. Ik vertel dat je bij ons op pleziervelden poffertjes kan eten. Daar heeft ze nog nooit van gehoord, dus ik leg uit dat poffertjes piepkleine pannekoekjes met bolle buikjes zijn. Je roert ze een tijdje rond in een papje van boter en suiker en als ze dan helemaal suikerig en boterig zijn stop je ze in je mond. Britt-Marie zit zich te verkneukelen. Ik kan aan haar gezicht zien dat ze bijna kan proeven hoe een poffertje smaakt. En dan krijg ik opeens vreselijke zin om samen met haar poffertjes te gaan eten. Ik zeg tegen haar dat wij op de Grote Markt in Haarlem in augustus een poffertjeskraam hebben en dat daar een kerk staat met klokken die elke middag liedjes beieren. Dat kan ik natuurlijk niet precies vertellen in het Zweeds, maar ik zing gewoon wat van die liedjes. Niet met woorden, maar als een kerkklok, bam bam bam. Merck toch hoe sterk en In een blauw geruite kiel en Ferme jongens stoere knapen.
Britt-Marie zit maar te lachen. En dan zeg ik dat ze best met ons mee terug mag. We hebben toch nog een plaatsje over in de auto. Ze kan gewoon een tijdje bij mij komen logeren, net als ik nu bij haar.
Ze zegt meteen ja.