57
Britt-Marie en ik zitten achter in de bus naar Kristinehamn. Die komt helemaal uit Karlstad. Alle plaatsen zijn bezet. De mensen hebben hun jassen uitgedaan. Een meneer hapt in een appel. Een mevrouw zit te breien. Ze houdt de naalden in de lucht en frummelt aan het breiwerk met haar vingers. Het hangt boven haar schoot te trillen. De motor ronkt erop los. De mensen zijn allemaal stil. Alleen een meisje fluistert af en toe iets in het oor van haar moeder. Het lijkt wel of hardop praten verboden is. Of al die mensen naar een concert zitten te luisteren. Een motorronkconcert.
Ik snap het niet, zo veel mensen bij elkaar en niemand die iets zegt. Waarom zegt er niemand iets?
Misschien vinden ze hun taal veel te mooi voor dat motorgeronk. Of ze vinden praten gewoon niet zo belangrijk. Waarom is praten eigenlijk belangrijk?
Je komt langs een schattig huisje en je zegt tegen degene die naast je zit ‘Kijk eens wat een schattig huisje.’ Maar zij ziet dat huisje ook heus wel. Zij kan er best heel andere dingen over denken. En als jij dan aan komt zetten met ‘wat een schattig huisje’, dan stoor je haar alleen.
Misschien willen de mensen hier liever niet gestoord worden in hun eigen gedachten. Of ze willen gewoon een beetje zitten niksen in hun hoofd.