45
Er zijn hier geen gordijnen en het wordt nooit helemaal donker. De enige manier om het licht weg te krijgen is je ogen dichtknijpen. Ik knijp me een ongeluk, maar ik word steeds wakkerder. Er flitst een korrelig filmpje voorbij met mensen uit Nederland erop. Bij mijn broertjes wil ik het stopzetten, maar ik kan het niet tegenhouden. Het rolt maar door vol gezichten van mensen die ik ken uit het dorp en meesters en juffen van school en visboer Boud die altijd ‘schelvis’ roept en ‘kabeljauw’ als hij op vrijdag door de straat rijdt met zijn bakfiets. Opeens stopt het filmpje. Het stopt bij iets heel idioots, bij onze gootsteen. De zwart-wit geblokte gootsteen met de barst in het midden. Ik zie precies hoe de barst loopt. Hij eindigt bij een zwart blokje dat op de plek van een wit blokje ligt omdat het witte kapot was gegaan en er geen nieuwe witte meer waren, en aan de andere kant van dat zwarte blokje kronkelt hij weer verder. Hij deelt de gootsteen in twee helften.
Helemaal links in de hoek zit op een wit blokje een roestvlek. Hij heeft de vorm van een mislukt viooltje. Moeder heeft hem nog niet weg kunnen schrobben met vim.
Zou de mevrouw die thuis voor de jongetjes zorgt er nu zo hard op schuren dat ze hem wel wegkrijgt? Ik hoop maar van niet. Ik wil dat het viooltje blijft. Ik ga meteen als ik thuiskom kijken of het er nog is.