25
De weg door Noord-Duitsland is lang. Je hebt er bossen en velden en heiden. Daar kan je gelukkig niet aan zien dat er oorlog is geweest. Ik dommel een beetje in slaap. Opeens moet pappa remmen. Ik doe mijn ogen open en zie voor de auto een herder met een kudde schapen de weg oversteken. Ze sjokken heel langzaam. Ze zien er net zo uit als op plaatjes in boeken. Ik denk dat ik droom, maar pappa parkeert de auto en we stappen uit.
De herder is echt en de schapen zijn echt en tussen de hei zie ik kleine donkerlila bloempjes bloeien. Ze lijken een beetje op de anjertjes in onze tuin, maar die bij ons zijn veel groter en steviger en ze ruiken net als anjers die je koopt. Deze ruiken bijna niet.
‘Het zijn wilde anjertjes,’ zegt pappa. ‘Die groeien het best in schrale grond.’
Ik pluk er voor ons ieder één.