6
Bij oma in de muziekbak naast de piano ligt een volksliederenboek. De hele kaft staat vol vlaggen. Ik zie voor het eerst dat de Zweedse er ook bij is. Blauw met een geel kruis. Oma zegt dat ik het boek mag hebben. Ik speel meteen het Zweedse volkslied. Maar het klinkt helemaal niet als een volkslied. Ik vraag aan oma of ze de woorden wil vertalen. Die gaan over de zon en de hemel en de groene weiden en dat kan je net zo goed over Holland zingen.
Het Wilhelmus gaat over Willem van Oranje en zijn opstand tegen Filips de Tweede in de Tachtigjarige Oorlog. Iedereen kent het eerste en het zesde couplet uit zijn hoofd. Bij ‘die ti-hi-hi-hi-rannie verdrijven, die-hie mij mijn hert doorwondt’ krijg ik altijd tranen in mijn ogen. Als ik ergens het Wilhelmus hoor sta ik meteen op. Zelfs midden in de nacht zou ik het doen. Ik zou gewoon rechtop naast mijn bed blijven staan tot het uit was. Maar bij dat Zweedse volkslied zou ik lekker blijven liggen.
Misschien denken de mensen in Zweden er anders over en gaan die wel naast hun bed staan als ze het horen. In ieder geval leer ik dat lied maar uit mijn hoofd. Dan kan ik het spelen als er ergens een piano is.
Het Wilhelmus leer ik ook uit mijn hoofd op de piano. Maar ik denk niet dat ik het voor die mensen ga spelen. Ik wil niet meemaken dat zij er niet bij opstaan.