3
Pappa heeft een woordenboekje voor me gekocht.
‘Je boft,’ zegt hij, ‘het is pas uitgekomen.’
Klein Zweeds Woordenboek staat erop, Den Haag - Batavia, G.B. van Goor en Zonen, 1948. Het kan net in de zak van mijn windjak of mijn korte broek.
Ik zoek er meteen inkt in op. Ja hoor, het staat er. Het klopt wat die mevrouw heeft gezegd. Dat is tenminste een opluchting. Daarna kijk ik of poep erin staat. Nee, en pies en kak ook niet. Maar wel poeierkwast en pisang en kalebas. En kotsen staat er ook niet in, maar overgeven wel. Ze houden dus niet van vieze woorden in Zweden. Of die bestaan er niet eens. Of de meneer die het boekje maakte was er te deftig voor. Maar nu zie ik opeens dat bil er wel in staat en bips niet. En ik vind bips een veel netter woord dan bil. En achterwerk staat er niet in, maar wel achterzijde. Zou achterzijde ook bips kunnen betekenen?
Ach, wat maakt het ook uit! Ik ga in die paar weken toch niet over bipsen of billen praten.