| |
| |
| |
De waare bouwkunst.
Wijze: Air de l'Opera le secret. Femme vouler vous eprouver, of Jeunis Amants queilles des fleurs, bladz. 190. of Vaudeville de la soirée orangeuse, bladz. 196.
1.
De Bouwkunst is ten allen tijd,
Geagt, geroemd en zeer gepreezen;
Ze is aangevuurt door wijsbeleid,
En is zeer hoog ten top gereezen:
Dan, ieder bouwt op zijn manier, }
Naar Dorise of Corintsche wijzen, } bis.
Dog de onze alleen die doet plezier, }
En is dus waardig haar te prijzen. (bis.) }
2.
Wij bouwen glorierijk in 't rond,
Naar Regels vol bekoorlijkheden,
Driehoekig op een vaste grond,
Gestigt naar 't rigtsnoer van de reden.
| |
| |
Van Oost naar West, en Zuid en Noord, }}
Daar Wijsheid in het Werk doorstraalen, } bis.
Met Schoonheid die elk een bekoort, }
En Sterkte rijkelijk staat te praalen. (bis.) }
3.
Wij bouwen Tempels voor de Deugd,
Wier spitszen tot de Wolken raaken,
Aan wier Colonnen men de jeugd,
Ziet vrugten van hun arbeid smaaken.
Bij J. en B. geeft men hun loon, }
Heel rijkelijk in volle maaten; } bis.
Van waar zij tot den achtb'ren Throon, }
Opklimmen en zijn toegelaaten. (bis.) }
4.
Haar' hoogte die heeft geen getal,
Van Voeten, Duimen, Ellebogen;
Zij is het wonder van 't heeläl,
En van 't Geömetrik vermoogen.
Haar' Diepte is van het Middenpunt, }
Tot de Oppervlakte van deeze Aarde, } bis.
Haar Hemel waarzij mede uitmunt, }
Zijn Goude Starren van veel waarde. (bis.) }
| |
| |
5.
De Mozaïekevloer die cier',
Met de Getanderand de Tempels;
Van waar men onze schreen bestier',
Bij 't klimmen op haar weidsche Drempels.
De Zon schiet van den Oostertrans, }
En Vlammendestar, haar' goude straalen; } bis.
De Maan en Starren staan in glans, }
In 't Westen luisterrijk te praalen. (bis.) }
6.
Den Tempel pronkt aan West en Noord,
Met heerlijke Batterijen;
Die wij afschieten zoo 't behoort,
En onze harten zeer verblijen.
In een Valije of Berg zij staat, }
Door geen Profaanen te beklimmen; } bis.
Waar nooit een Vrouwe heeft gepraat, }
Nog Haan gekraait, nog Leeuwen grimmen. (bis.) }
7.
Door Passer en door Winkelhaak,
Rigt lieder hier zijn doen en schreeden:
Door 't Waterpas al ons vermaak,
Geschoeid naar 't richtsnoer van de reden.
| |
| |
Met Kalk en Steen van eêle soort, }
Wordt hier den Tempel opgebouwen, } bis.
Wij Werken daar mee zoo 't behoort, }
Tot lust voor allen die 't aanschouwen. (bis.) }
8.
Met Truffels van goedgunstigheid,
Wordt hier verbeterd de gebreken,
Door Liefde en met een Wijsbeleid,
Door Deugdentras heel sterk bestreeken.
Het Schootsvel is ons aller vreugd: }
Wij stellen eere in dat te draagen. } bis.
Haar Witheid, 't Zinnebeeld der Deugd, }
Dat is, en blijft ons welbehagen. (bis.) }
6.
Geheimen vol verborgenheden:
Wij zijn bezitters deezer Schat,
En geen Profaan kan dat ontleden.
Bekoorelijke Metz'laarij! }
Wat kan bij u in waarde haalen? } bis.
Welk Sterveling kan naar waardij, }
Uw' Schoonheid en uw Nut afmaalen! (bis.) }
|
|