partij, ‘ik heb zeer veel haast om naar Europa terug te keeren, en een oponthoud zou aan mijne belangen veel nadeel veroorzaken.’
‘Wel, wat gaat mij dat aan?’ antwoordde kolonel Proctor.
‘Mijnheer,’ vervolgde Fogg, ‘na onze ontmoeting te San-Francisco was ik voornemens u weder in Amerika op te zoeken, nadat ik mijne zakon in Europa had afgehandeld.’
‘Waarlijk!’
‘Wilt gij mij binnen zes maanden rendez vous geven?’
‘Waarom geen zes jaar?’
‘Ik zeg zes maanden,’ antwoordde Fogg beleefd, ‘en ik zal zorgen op het rendez-vous te zijn.’
‘Uitvluchten, anders niet!’ riep Proctor. ‘Nu of nooit.’
‘Goed,’ antwoordde Fogg. ‘Gij gaat naar New-York?’
‘Neen.’
‘Naar Chicago?’
‘Neen.’
‘Naar Omaha?’
‘Kan het u schelen? Kent gij Plum-Creek?’
‘Neen,’ antwoordde Fogg.
‘Dat is het eerstvolgende station. De trein zal er binnen een uur zijn. Hij zal er tien minuten ophouden. In tien minuten kunnen wij eenige pistoolschoten wisselen.’
‘Goed,’ zeide Fogg. ‘Ik zal te Plum-Creek uitstappen.’
‘En ik geloof zelfs dat gij er blijven zult,’ voegde de Amerikaan er bij met de grootste onbeschaamdheid.
‘Wie weet, mijnheer,’ antwoordde Fogg, en hij keerde naar zijn waggon terug. De trein ging met dezelfde snelheid voort.
Daar begon de gentleman Aouda gerust te stellen, door de opmerking dat de bluffers nooit te vreezen waren. Toen verzocht hij Fix om getuige te wezen bij het duel dat zou plaats hebben. Fix kon niet weigeren, en Fogg begon weder even kalm zijn gestoord spel, en speelde schoppen met de meest mogelijke koelheid en het beste resultaat.
Ten elf ure kondigde het fluitje aan, dat men te Plum-Creek was aangekomen. Fogg stond op en gevolgd door Fix, begaf hij zich op het balcon. Passepartout vergezelde hen met een paar revolvers. Aouda bleef zitten, bleek als eene doode.
Op dit oogenblik werd het andere portier van den waggon geopend, en de kolonel Proctor verscheen ook op het balcon, gevolgd van zijn getuige, een Yankee van zijn stempel. Maar terzelfder tijd toen de twee partijen uit wilden stappen, kwam een conducteur aanloopen, roepende:
‘Men stapt niet uit, heeren.’
‘En waarom niet?’ vroeg Proctor.
‘Wij zijn twintig minuten ten achter en de trein staat niet stil.’
‘Maar ik moet met mijnheer vechten.’
‘Het spijt mij,’ antwoordde de conducteur, ‘maar wij vertrekken terstond. Hoor, daar luidt de bel reeds!’
De bel luidde inderdaad, en de trein zette zich oogenblikkelijk in beweging.
‘Het spijt mij waarlijk,’ herhaalde de conducteur. ‘In elk ander geval had ik u kunnen helpen. Maar waarom zoudt gij, daar gij den tijd niet hebt gehad hier te vechten, die zaak onder weg niet kunnen afdoen?’
‘Dat zal mijnheer misschien niet naar den zin zijn!’ zeide Proctor met een spottend gezicht.
‘Dat is zeer naar mijn zin,’ antwoordde Fogg.
‘Wij zijn bepaald in Amerika,’ dacht Passepartout, ‘en de conducteur is een volmaakt gentleman - in zijn land.’
Met deze woorden volgde hij zijn meester.
De twee partijen, gevolgd door hunne getuigen en voorafgegaan door den conducteur, stapten van den eenen waggon in den anderen en bereikten eindelijk het achterste gedeelte van den trein. Deze laatste waggon was slechts door een tiental reizigers bezet. De conducteur vroeg hun of zij wel voor eenige minuten de plaats voor deze heeren wilden inruimen, die een zaak van eer hadden te behandelen.
Wel, waarom niet! De reizigers waren zelfs zeer gelukkig aan de twee heeren genoegen te doen, en zij begaven zich op het balcon.
De waggon had eene lengte van vijftig voet en was zeer goed voor deze zaak ingericht.