Van AEgir tot Ymir. Personages en thema's uit de Germaanse en Noordse mythologie
(2000)–A. Quak, Paula Vermeyden– Auteursrechtelijk beschermdSuttung,een reus die alleen bekend is uit het verhaal over de roof van de dichtermede. Dit verhaal is fragmentarisch overgeleverd in het eddagedicht Hávamál (Het lied van de Hoge) en uitgebreid in de Snorra-Edda, waar het het vervolg is op de vertelling over het ontstaan van de dichtermede (»Kvasir). Het verhaal gaat als volgt. Enige tijd nadat de dwergen Fjalar en Galar Kvasir hadden gedood en uit zijn bloed de dichtermede hadden gebrouwen, brachten ze een reuzenechtpaar om het leven, en toen hun zoon Suttung genoegdoening voor de dood van zijn ouders kwam eisen, gaven ze hem de mede. Suttung nam de mede mee naar zijn woning, Hnitbjörg, en liet hem daar bewaken door zijn dochter Gunnlöd. Odin echter was van mening dat de mede bij de Asen thuishoorde en ging eropuit om hem in zijn bezit te krijgen. Nadat hij de negen slaven van Suttungs broer Baugi op listige wijze de dood in had gejaagd, trad hij bij hem in dienst onder de naam Bölverk (kwaadstichter). Hij beloofde hem dat hij die zomer het werk van negen slaven voor hem zou doen als Baugi hem wilde helpen om een slok van de mede te krijgen. En dat beloofde Baugi. Na de zomer gingen ze samen naar Suttung, maar deze weigerde Bölverk van de mede te laten drinken. Toen nam Odin zijn toevlucht tot roof. Hij liet Baugi een gat in de berg boren, veranderde zich in een slang en kroop naar binnen. Daar trof hij Gunnlöd, en nadat hij drie nachten met haar had doorgebracht, mocht hij van haar drie teugen van de mede nemen. Odins eerste slok leegde het vat Odrerir, de tweede Son en de derde Bodn. Daarna veranderde hij zich in een arend en vloog zo snel hij vliegen kon naar Asgard. Maar ook de reus Suttung nam de gedaante van een arend aan en vloog hem na. De Asen zagen Odin komen en zetten vaten klaar en zodra hij Asgard binnengevlogen was, spuugde hij de mede in de vaten. Maar omdat Suttung hem zo dicht op de staartveren zat, had hij in zijn haast onderweg wat mede verloren en ‘die mede mag iedereen hebben die dat wil, we noemen dat het deel van de broddeldichters. Maar de van Suttung geroofde mede gaf Odin aan de Asen en aan allen die kunnen dichten.’ Het verhaal zwijgt over wat er met Suttung gebeurde. In de vertelling is een groot aantal kenningen voor dichtkunst ingelast, als ‘bloed van Kvasir’, ‘drank van de dwergen’, ‘zee (of meer) van Odrerir, Son en Bodn’, ‘Suttungenmede’, ‘zee van Hnitbjörg’, ‘vangst, vondst, drank of gave van Odin’ en ‘drank van de Asen’ (SnE. ii, 5 en 6). Tussen Snorri's verhaal en Hávamál 104-110 bestaan grote overeenkomsten, maar even grote verschillen. Odin gaat hier bij Suttung op bezoek, er is sprake van een drinkgelag (in strofe 13 van het gedicht is sprake van dronkenschap van Odin in Gunnlöds huis), Gunnlöd geeft hem van de mede te drinken en hij vergeldt haar dit slecht; hij doorboorde een berg met iets dat Rati heet (een knaagdier? een boor?), hier kennelijk om naar buiten te komen. Odrerir is gewonnen. Gunnlöd heeft hem geholpen om uit het huis van de reus weg te komen. De reuzen komen bij Odin naar Bölverk informeren. Odin heeft een meineed gezworen en Suttung en Gunnlöd bedrogen. | |
[pagina 177]
| |
Snorri's vertelling lijkt gebaseerd op de Hávamál-strofen en een aantal kenningen die in zijn vertelling zijn ingelast. Veel van deze kenningen komen uit 10e-eeuwse gedichten en daaruit blijkt dat zowel dwergen als reuzen iets met de dichtermede van doen hadden en dat deze ook al vroeg met drie vaten geassocieerd werd. De namen Suttung en Hnitbjörg zijn in geen enkele kenning terug te vinden. Mogelijk was het Snorri zelf die Suttung, Gunnlöd en hun woonplaats Hnitbjörg met zijn verhaal verbond. Ook het einde van het verhaal, Odins ontsnapping in de gedaante van een arend en de achtervolging door Suttung, eveneens in die gedaante, zou ontleend kunnen zijn, en wel aan het verhaal over de roof van »Idun, dat onmiddellijk aan deze vertelling voorafgaat. Daar is het de arend Thjasi die de valk Loki achtervolgt en het verhaal eindigt met de dood van Thjasi, wat een traditioneler einde is voor een reus dan Suttungs eenvoudigweg verdwijnen uit het verhaal. Hoe Snorri's verhaal ook tot stand gekomen moge zijn, de mythe van de roof van de dichtermede is een oude mythe met wortels tot in Indo-europese tijd. Verhalen over vergelijkbare diefstallen door goden of helden zijn wijdverbreid geweest en ook in menig sprookje terug te vinden. Doorgaans gaat het om water dat onsterfelijkheid of wijsheid schenkt. Turville-Petre wijst in dit verband op Ierse verhalen. De meest opvallende parallellen echter zijn te vinden in Indische mythen over de roof van de soma. Het sap van de somaplant is de godendrank die mensen en goden, en bovenal Indra, kracht en sterkte verleent. Ook kan hij onsterfelijkheid schenken en mensen tot dichters maken. Volgens een passage in de Rigveda werd de soma door een adelaar uit een ijzeren fort geroofd en aan Indra gebracht. Volgens een andere passage was het Indra zelf in de gedaante van een adelaar die de drank roofde. Door deze drank gesterkt kon Indra monsters bestrijden en grote daden stellen. In de Noordse mythe rooft niet Thor, die de meeste overeenkomsten met Indra vertoont, de dichtermede, maar Odin, de bezielde, de god die dichters en krijgslieden in een staat van heilige opwinding kon brengen. Régis Boyer duidt een van de afbeeldingen opOnder het toeziend oog van Odin boort de reus Baugi een gat in de berg waar Gunnlöd, de dochter van Suttung, de dichtermede bewaakt. Uit het handschrift van Ólafur Brynjólfsson (18e eeuw) in de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen
| |
[pagina 178]
| |
de beeldsteen van Hammars (Gotland, 8e eeuw), waarop een arend, een vrouw met drinkhoorn en een man te zien zijn, als Odin, Gunnlöd en Suttung.
In het 18e-eeuwse geïllustreerde handschrift van de Snorra-Edda van Ólafur Brynjólfsson (Kopenhagen, kb, nks 1867 4to) staan twee scènes uit het verhaal afgebeeld: Baugi en Bölverk die een gat in de berg boren en Odin als arend, die de mede in de ketels van de goden spuwt, terwijl Suttung hem op de hielen zit. De op IJsland woonachtige Spaanse kunstenaar Baltasar schilderde in 1991-92 een zeer groot doek dat hij The mead of poetry noemde, waarop een arend in volle vaart te zien is die een bloedrood stroompje dichtermede verliest. Boyer 1997; Doht 1974; Van Hamel 1934; Turville-Petre 1964. |
|