Europesen stijl aankondigen. En tussen dat
alles in, tussen verzwakking en wedergeboorte, zijn er nog genoeg
kunstenaars die, zonder den bodem van de realistische renaissance te
verlaten, het gezonde evenwicht van hun grote voorgangers gestand doen: ik
hoef er geen nadruk op te leggen, dat een karakteristiek zoals ik hier van
het tijdvak poog te geven, in zeer globalen zin moet opgevat worden.
De tekenen, waaraan wij erkennen dat de XVe-eeuwse stijl op het neerhellend
vlak geraakt is, hebben zelf meer dan één uitzicht. Vooreerst, enige
vermoeienis, het teren op het verworvene, het verzaken van de eerlijke
naturalistische waarneming voor een gemakkelijker en wel eens slapper
vormgeving, - gedeeltelijk gevolg van den vooruitgang zelf: men krijgt de
technische vraagstukken nu geheel onder de knie en dat moedigt de
virtuositeit aan. Doch daarnaast ontwaren wij de meer positieve kenmerken
van dien bijzonderen smaak, die het verloop van elke kunst-ontwikkeling
afsluit: in dit geval, het overdrijven van al wat de XVe eeuw haar
stijl-karakter gaf, - hyper-ontleding, die de kalme compositie breekt,
losser maakt of overlaadt, met een voorkeur voor verdeelden, puntigen,
gekartelden vorm, tengere geledingen, spitse gebaren, - ‘vlammen-stijl’ die
zich in kronkelende lijnen vermeit, - ‘maniërisme’ dat daarin het
decoratieve zoekt, - ‘barok-kunst’ die alle bedoelingen onderstreept, tot
het te verfijnde of het te zware, en waar zij niet in week sentiment
verflauwt, de beweging opzweept tot ongebreidelden hartstocht.
Doch daartegenover, midden in die onrust van uiteengewerkte delen, zien wij
tevens, hier en daar, het