Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermdaant.Alberik DeswarteIk voel me niet bekwaam om uiting te geven aan hetgeen ons hart omwoelt, bij het smartelijk verlies van Alberik Deswarte. Mijn droefheid zou liefst de stilte zoeken. En ik besef ook wel, dat mijn woorden maar schimmen zijn en schaduwen, naast de levende herinnering die voortaan van hem afstraalt. Alberik Deswarte, die enkele dagen geleden nog met zijn gulle en geestdriftige wilskracht daar voor mij zat, kunnen we van hem wel spreken als van een dode? Het is me niet mogelijk, thans het beeld uit te tekenen van dat rijke en edele wezen, noch ten volle onze dankbaarheid te zeggen voor al wat hij gedaan heeft. Nog zo dicht bij het vreeslijk uur dat hij verdween, welt in mij boven alle andere de stem van de oude vriendschap voor den trouwen wapenbroeder. Meer dan dertig jaren hebben we in den strijd zij aan zij gestaan. Ik mag voor hem getuigen: hij heeft nooit ontmoediging gekend; hij was gedragen door een geloof, dat vastberaden naar de toekomst greep, dat met klinkende ogen den horizon veroverde. Zo is hij geweest tot den laatsten stond. Want werd hij ons ontroofd, toch is hij niet gevallen. In dien naren nacht zei hij nog tot de zijnen: ‘Ge moet | |
[pagina 774]
| |
niet menen dat ik bang ben, alleen de pijn, niet de vrees voor den dood vertrekt mijn gezicht.’ Er is in dit leven, er is in dien man een heerlijke eenheid geweest. Al zijn krachten heeft hij voortdurend de gemeenschap geschonken. Hij gaf niet alleen zijn woord, hij gaf zich zelf geheel. Niet slechts in zijn openbare bedrijvigheid, maar op ieder ogenblik van den dag, in alle omstandigheden; tot midden in de gezelligheid van den vriendenkring bleek hij steeds bezield door de grote idee die hem recht hield. Er was geen scheidingslijn te trekken tussen zijn streven voor de taal en zijn streven voor meer maatschappelijke gerechtigheid. Hij had ingezien, dat het volk zich niet vrij kon maken, als het niet in het volkomen bezit werd gesteld van de taal waar het mee denkt; maar ook dat de taalstrijd slechts een vorm van den klassenstrijd is, dat ontvoogding van den geest niet bereikt wordt zonder economische ontvoogding. Wanneer hij het krachtdadig opnam voor de vervlaamsing van de Gentse hogeschool, als enig middel tot het scheppen van een hoger orgaan voor Vlaams geestesleven, en, zoals laatst nog in deze vergadering, ijverde voor het nauwer toehalen van de cultuur-banden tussen Vlaanderen en Nederland, - of wanneer hij betere levensvoorwaarden opeiste voor de onterfden en de verdrukten, dan waren vlaams-gezindheid en socialisme voor hem éen enkele weg naar éen enkel doel: een schoner menselijkheid op dien grond die de onze is. Ten slotte berustte bij hem die eenheid van gemoed en geest en wil, die eenheid van droom en daad, op dat machtige en vurig-heldere, dat liefde heet. | |
[pagina 775]
| |
Mes amis, je vous remercie de m'avoir désigné pour essayer de dire ici notre douleur d'avoir perdu Albéric Deswarte, et notre ferveur et notre fierté devant le souvenir qu'il nous laisse. Depuis l'université, j'ai été son camarade et son compagnon de lutte. Vous comprenez que l'expression la plus simple de mon émotion je devais la chercher dans cette langue maternelle que nous parlions entre nous et qui reste toujours la langue du coeur. Albéric Deswarte n'a pas compté un ennemi parmi les hommes qui l'ont approché. La gauche socialiste n'oubliera jamais ce qu'était pour elle ce travailleur infatigable, cet orateut sagace et convaincu, ce juriste qui mettait l'étude la plus patiente au service de son ardeur. Et tous ceux aussi qui considèrent la langue d'un peuple comme un instrument, nécessaire de son relèvement pleurent en Deswarte un chef toujours prêt à se dévouer, à se dépenser sans compter. Mais j'ai l'impression que je n'interprète pas seulement les sentiments des Flamands et des socialistes. Laissez-moi dire qu'en ce moment il n'est plus, ici d'adversaires. Quelles que soient nos opinions, nous nous inclinons tous, avec un égal respect devant cet exemple d'une vie donnée tout entière à une foi. Albéric Deswarte était la sincérité profonde, il était la bonté, la générosité du coeur et de l'esprit. Il était l'amour actif de ces idées qui peuvent avoir en nous le goût du divin: la justice, la fraternité. Je pense aux vers de Verlaine: | |
[pagina 776]
| |
aant.‘Car, qu'est-ce qui nous accompagne,
Et vraiment, quand la mort viendra, que reste-t-il?’
Deswarte, lui, s'est présenté à la mort les mains pleines. Chacun de nous est bien peu de chose. Mais il nous a rappelé qu'on ne vit vraiment qu'en participant à la vie d'un idéal, qui n'est pas un rêve, mais une réalité agissante en chacun de nous, et plus grande que nous, plus durable que notre personnalité éphémère. C'est ce qu'il y a d'éternel dans l'humanité. Il n'y a que cela qui compte, le reste est fumée. Et Albéric Deswarte ne cessera pas d'incarner cela dans nos âmes.
1928 |
|