Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
aant.II Beeldende kunsten | |
[pagina 161]
| |
aant.Esthetische beschouwingen | |
[pagina 163]
| |
aant.Arbeid en kunstEr is zeker een hemelsbreed verschil tussen den arbeid van den werkman, die b.v. dit blad zal drukken, en den arbeid van den kunstschilder, die in zijn schilderij een evenbeeld van zijn eigen ontroering schept, iets dat geen ander doel heeft dan beeld van 's kunstenaars ontroering te zijn. Maar, al is er helaas arbeid zonder kunst, zelfs de zuiverste kunst is niet denkbaar zonder arbeid. Niet alleen doordat de beeldende kunst altijd een stoffelijke uitvoering vereist: veel arbeid moet ook voorafgaan, eer de hand een gewillige en gedweeë dienares kan worden van het innerlijke visioen, van den geest, van den droom. Kunst is kunnen. De echte kunstenaar moet eerst zijn ambacht onder de knie hebben; hij is er trots op, dat hij zijn idee den steun kan geven van het meesterwerk dat den goeden werkman uitmaakt. Er is bij hem die eendracht tussen hoofd en hand, die de werktuiglijke arbeider zo dikwijls missen moet, - en die, in collectieven zin opgevat, in de maatschappij zelve maar zo weinig nog bestaat. Maar als we 't gebied van de zuivere kunst verlaten voor het kunsthandwerk of de kunstnijverheid - of | |
[pagina 164]
| |
wat met den onzinnigen naam van ‘toegepaste kunst’ soms wordt aangeduid - dan schijnt het me niet mogelijk meer een duidelijk verschil te zien, of althans een scherpe grenslijn te trekken tussen kunst en arbeid. Het soort van verstand dat er nodig is om de eenvoudigste tafel te maken is hetzelfde als het soort van verstand dat er nodig is om de mooiste vaas te vervaardigen. Men mag zelfs verder gaan en beweren dat er voor iederen arbeid, hoe grof ook, een bedrijvigheid van den geest vereist is - een bedrijvigheid van den geest, die we soms niet meer gewaar worden, doordat ze geheel in de bedreven hand is overgegaan. Zelfs de steenkapper aan den weg weet hoe hij het moet aanleggen om het beoogde resultaat, zonder krachtverspilling, te verkrijgen: er is hier nog wat anders in het spel dan brute kracht. In de lange oefening van de hand hebben de hersens hun rol vervuld. Tracht maar eens koren te maaien, als ge nooit een zeis gehanteerd hebt! De aanpassing van het middel aan het doel wordt wel niet theoretisch maar practisch bereikt: dat neemt niet weg, dat die aanpassing, zij het soms onbewust, het gevolg is van een samenwerking tussen hoofd en hand. Dit maar om te zeggen, dat er tussen hoofd- en handarbeid nooit een kloof gaapt, - er zijn alleen schakeringen. Wie goed zijn werk volbrengt, juist zoals het moet, is in zekeren zin een kunstenaar. Als we 't voorwerp zelf beschouwen, zien we nog minder verschil tussen arbeid en kunst. De eenvoudigste tafel kan een schoonheid hebben, - net dezelfde als de heerlijkste vaas. Want het zijn dezelfde wetten, die in beide oorzaak van schoonheid zijn. De schoonheid zit | |
[pagina 165]
| |
niet in het opgeplakte ornament; integendeel: dat is een kanker van de kunst. Schoonheid is, in het kunstvoorwerp evenals in het gebruikelijkste fabrikaat, een glas, een lepel of een vork - slechts een ander woord voor gepastheid. Een ding dat juist beantwoordt aan hetgeen het zijn moet is schoon, is kunst, - komt er wat anders bij, overtolligs, dan is het lelijk, al mag het nog bij de onbeschaafden van elken stand voor kunst gelden. Ongelukkiglijk heeft het machinisme de waardigheid en de vreugde van den handenarbeid verminderd en dikwijls vernietigd. Vooral de arbeidsverdeling, die een gevolg van het machinisme is, heeft in dat opzicht veel bedorven. De werkman maakt slechts een deel van het voorwerp dat uit de fabriek komt, het is ten slotte zijn eigen werk niet meer en meteen is de lust aan het werk verdwenen. De ambachtsman was tot op zekere hoogte een kunstenaar, de fabriekswerker is dat niet meer. We zijn nu heel ver van die tijden, toen de kunstenaar zelf niet meer dan een ambachtsman was. De middeleeuwse beeldhouwers, die de kathedralen bevolkten met zoveel wondere heiligengestalten, waren geen afzonderlijke groep, maar eenvoudig steenhouwers onder al de anderen, met allen gezamenlijk aan het werk: naast elkaar en tot eenzelfde massa behorend stonden de mannen die eens het steenblok vierkantten, het zijn profiel gaven, het dan eens met loofsieraad bekleedden of het tot een indrukwekkend beeld omschiepen. Later was er ook nog een samenwerking tussen den meester en de leerlingen in zijn atelier: in zekere zin was dat insgelijks een samenwerking tussen geest en | |
[pagina 166]
| |
aant.uitvoerende kracht. Thans kan het wel eens gebeuren dat de arbeider nooit zijn werkgever te zien krijgt. Dat weer eendrachtiger maken van hoofd en hand, van kunst en arbeid, blijft een van de gewichtige vraagstukken, die de wegbereiders van een vernieuwde maatschappij onder de ogen moeten zien. De zuivere kunstenaar zal er trouwens niets bij verliezen als hij zich weer één zal voelen met de gehele klasse der voortbrengers, opgenomen in de grote gemeenschap van den arbeid.
1924 |
|