Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermdaant.Eerste Mei 1940Kameraden, - Het is nu juist 50 jaar geleden, dat het 1e Mei-feest door de arbeidersklasse werd ingesteld. Een betoging en een feest: het was de verheerlijking van den arbeid, den arbeid die het mensdom doet leven; het was de bevestiging van de macht van den arbeid; het was tezelfdertijd de kreet uit de massa, die eiste dat de arbeid in de wereld erkend zou worden en geëerbiedigd, bevrijd van knellende banden, om in menselijker voorwaarden zijn taak te volbrengen. Die 1e Mei 1890 heeft daarbij nog een andere historische betekenis: de krachten van de internationale waren verdeeld, maar de leus: beperking van den arbeidstijd herstelde de eenheid. Door dat program was de arbeidersklasse weer één lichaam en één geest geworden. | |
[pagina 60]
| |
aant.Veel heeft sedertdien het socialisme door taaien strijd weten te veroveren. Maar het grote doel is nog niet bereikt. Toen werd gehoopt, dat de idee weldra zou zegevieren, dat wij de overwinning spoedig met onze handen zouden grijpen, dat wij-zelf nog het rijk van wereldorde en wereldvrede zouden zien aanvangen.- En thans?... Thans schijnt de wereldvrede verder dan ooit van ons af te staan. Ditmaal geen optocht langs de straten met wapperende vlaggen! Het is waarlijk geen tijd om te juichen. In diepen ernst komen we bijeen, om te overwegen wat de nieuwe plichten van den dag ons opleggen, en wat ons nieuwen moed zal geven. Het verheven doel blijft hetzelfde: het socialisme wil de macht aan den arbeid schenken, opdat ieder mens meester over zijn eigen leven zou zijn, opdat hem een menswaardig bestaan zou gewaarborgd wezen en hij tenslotte in de volledigste en hoogste betekenis van het woord een méns zou kunnen worden, in broederlijke samenwerking met allen. Toen vijftig jaar geleden, op 1 Mei, de massa zich schaarde rondom die leus: beperking van den arbeidsdag tot acht uren, - wanneer daarna zo dikwijls weer gevochten werd voor rechtvaardiger loon, dan hebben we de mannen die zelf niets doen, die zelf niets voortbrengen, de huisjesmelkers en koeponknippers, horen klagen dat het werkvolk toch zo materialistisch was, dat het alleen voor een gemakkelijker leven en voor de maag zorgen wilde. Wel, voor de maag zorgen, en voor een minder moeilijk leven, dat vind ik nog zo kwaad niet! Er moet dààrmee toch begónnen worden, als men het leven schoner wil maken. Want een grotere maat | |
[pagina 61]
| |
aant.van economische vrijheid is toch de enig mogelijke grondslag van een ruimer geestesleven. En daar is het, waar de arbeiders naar haakten. Hun eis was vol betekenis: zij wilden iets meer zijn dan werkers. Konden zij mensen zijn, wanneer ze verstompt werden door twaalf uren werk per dag? Zij wilden mensen zijn. Trouwens, de arbeiders stonden niet alleen: van het begin af bevonden zich geestesarbeiders naast hen, in dezelfde rangen. En dat is natuurlijk ook: zij laten zich niet van elkaar scheiden, zij behoren niet tot twee verschillende soorten; de geestesarbeider, die ook onder het kapitalistische stelsel lijdt, kan in de productie van waarden evenmin gemist worden als de handarbeider; en aan den anderen kant ken ik geen handarbeid die zonder werking van den geest verricht kan worden. Handarbeiders, geestesarbeiders, wij zijn allen verenigd in eenzelfde ideaal. Ja, wij zijn idealisten, maar geen idealisten die nevelige dromen najagen; wij zijn idealisten die alleen op vaste werkelijkheid bouwen. Het blijft de eer van het socialisme, dat het altijd gestreden heeft om de voorwaarden tot een schoner en hoger leven te scheppen. - Laten we op dit ogenblik onze gedachten gaan naar zovelen van die materialisten, die thans vechten voor de vrijheid, met het wapen in de hand, met den dood voor ogen, of die elders lijden voor hun overtuiging, in gevangenissen en concentratiekampen. Laten we onze gedachten gaan naar al die materialisten, die ontelbare stille helden, die sedert het begin van de socialistische beweging voor hun overtuiging geleden hebben en met onwrikbaren moed, de kogel trotserend, voor hun overtuiging, voor het | |
[pagina 62]
| |
mensdom gestorven zijn. Hun voorbeeld sterkt ons nog, in den zwaren strijd van deze tijden. De zware strijd van deze tijden!... In de helft van Europa ligt de vrije gedachte onderdrukt, gesmoord, verstikt, vermoord. Wij zien den domsten en wreedsten, den beestachtigen rassenhaat woeden. Democratische en vredelievende volkeren worden onder het juk gebracht. Boven het recht, waar de beschaving op rust, wordt het geweld van de vuist als opperste wet uitgeroepen. Overal, overal ellende en angst! De oorlog grijpt verder om zich, duizenden en duizenden worden in den dood gejaagd, de stank van het bloed en de misdaad vervult de lucht. Tot wanneer? Tot wanneer?... En toch, midden in al die gruwelen, blijven we geloven, blijven we hopen, blijven we ons ideaal hoog houden. Nu meer dan ooit, omdat het meer dan ooit het gebod van ons leven is. Nu meer dan ooit, omdat het juist uit den uitersten nood is, dat de redding moet komen. O, we vleien ons niet met ijdele woorden! We weten dat de weg nog lang zal zijn, door afschuwelijke verschrikkingen heen. We zijn niet kinderachtig genoeg om te menen, zoals 50 jaar geleden, dat we morgen of overmorgen zullen mogen jubelen, dat we morgen of overmorgen het aards paradijs zullen inhuldigen, waar de hyena's, tot het vegetarisme bekeerd, met de lammeren zullen spelemeien! We weten dat er altijd oorlog zal zijn, zolang het kapitalisme meester blijft, kapitalisme van een stand of nationalistisch staatskapitalisme, om het even, - 't een is de cholera en 't ander de pest! Ja, de weg zal nog lang zijn, de weg van strijd en martelaarschap. Maar we kijken verder; we hebben uit de geschiedenis | |
[pagina 63]
| |
wat geleerd; we bedenken dat het socialisme al voor heter vuren gestaan heeft; het heeft uren gekend, dat vertwijfeling meer dan thans gerechtvaardigd scheen. En we weten, dat iedermaal de gedachte weer is verrezen, en het weer een stap verder gebracht heeft. Het mensdom is al dikwijls gevallen en opgestaan; telkens werden de mannen gevonden, die de baan van de bevrijding weer openbraken. - Er is een vlam, die nooit gedoofd kan worden en altijd weer opschiet, klaarder dan ooit. Het mensdom laat zich niet ten dode opschrijven. Zijn ideaal is eeuwig. Wij geloven, en wij hopen, want wij dienen het ideaal van het mensdom. Dat is onze eeuwige kracht, en ons geluk. We kunnen in dit leven al heel veel dingen missen, maar er is iets, dat wij even nodig hebben als ons dagelijks brood: dat is het gevoel van ... hoe zal ik het zeggen?... niet van het geluk, want dat ware te veel gevraagd, maar het gevoel van de mogelijkheid van het geluk. En dat gevoel kunnen we ons niet tot een blijvend bezit maken, of we moeten een idee hebben, die zin en richting aan het leven van de gemeenschap geeft, een idee die ons opneemt in iets ruimers en bestendigers dan ons beperkt en vergankelijk persoontje. Wat zijn we zonder zulk een idee? Dan staan we zo ellendig alleen, en wat blijft er dan van ons over, als we doodgaan? Maar we laten ons dragen door een geloof, noemt het een droom, indien ge wilt. Het is dan een droom, die de enige grote, blijvende werkelijkheid is, want het ferment zelf van den vooruitgang, de gist die van geslacht op geslacht altijd voortwerkt. Elk van ons voelt zich een deel van de idee, die na ons voortleeft en onsterfelijk is. In onzen tijd heet die idee het socialisme. | |
[pagina 64]
| |
Ik weet wel, dat elke groep haar bijzondere doeleinden heeft en haar eigen vaandel. Eerbiedwaardig! Maar we laten ons niet afleiden naar 't een of ander ideaaltje, te eng voor het grote leven van de toekomst. Al de bijzondere ideaaltjes, die het leven van de toekomst voorbereiden, zij worden door het socialisme omvat, zij zijn er slechts onderdelen van. En waarom geloven en weten wij, dat het socialisme het deugdelijkste ideaal in onzen tijd is, en waarom hopen wij, waarom wéten wij dat dat eindelijk zal overwinnen? Ik zal 't u zeggen, want het is geen droom, het is weer wat de geschiedenis ons leert, nl. dit: zij leert ons dat in alle tijden het deugdelijkste ideaal, het vruchtbaarste, het overwinnende, datgene geweest is, wat zijn vorm kreeg van de opkomende klasse, van de vooruit- en omhoogstrevende klasse, die onder het dringen van den nood, door den gang van de economische ontwikkeling gedreven wordt. Dat alleen werkt en schept op de wijze van een natuurkracht. Wij laten ons dragen door dat getij dat uit de opstuwende millioenen-massa wast. - En daarom zijn we trots alle tegenslagen toch vol hoop, en voelen we ons gelukkig, dat we voor de grote idee mogen strijden, en den moed hebben, voor haar alles op het spel te zetten. Wij kunnen misschien nog klop krijgen: we weten dat anderen na ons het wapen uit onze hand zullen overnemen, de gedachte uit ons hoofd weer zullen doen opvlammen en verder branden, tot de eindelijke zegepraal. Ja, wij geloven en wij hopen. En daarom, meer dan ooit: Leve, leve het socialisme!
1940 | |
[pagina *4]
| |
WALTER CRANE
De triomf van de arbeid Tekening gewijd aan de 1 Mei-viering en opgedragen aan de arbeiders van alle landen |
|