Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 843]
| |
blz. 9: Anarchie geen leerVoor deze bijdrage en de volgende zie Ontwaking I (cf. Verz. W. dl. III, blz. 905), ondertekening Halieus (nrs. 8 en 11 van 1 Aug. en 1 Nov. 1898). blz. 10 r. 20: Jean Grave (Breuil, Pas de Calais 1854-Vienne-en-Val 1939), schoenmaker, autodidactisch journalist. Stichtte na het beruchte Procès des Trente - toen hij vrij kwam - Les temps nouveaux (1894); liep verschillende veroordelingen op voor persdelicten en stond in 1893-'96 in de bijzondere aandacht. / r. 21: Pjotr Kropotkin, zie dl. III, blz. 899. / r. 22: Edward Carpenter (Brighton 1844-Londen 1929), Engels geestelijke, (Cambridge Church); keerde zich (1874) tegen de sociale en godsdienstige orde, streefde eer economische dan politieke hervormingen na en wilde bewijzen hoe de mens van de ‘beschaving’ kan genezen worden; onderging invloed van Whitman (zie III, blz. 659 en 896; Days with W.W., 1906), William Blake (zie blz. 343), Havelock Ellis (sexuele ethiek) en de Indische filosofie; verkeerde met Emerson (zie hieronder); leidde na omzwervingen in Europa een eenvoudig leven. Autobiografie: My days and dreams (1916). / r. 22: Jacques Mesnil zie dl. I en III, blz. 899; was medewerker aan Ontwaking . blz. 11 r. 9: De propagandistische pers; ‘volksboeken’, zie blz. 19. blz. 12 r. 2: Kropotkin, L'anarchie, sa philosophie, son idéal, Paris, 1896; in Ontwaking (nr. 7, 1 Juli) gecommentarieerd. blz. 13 r. 2: zie dl. III, blz. 900: Max Stirner / r. 2: zie dl. III, blz. 896: Walt Whitman en dl. IV, blz. 659. / r. 26: Ralph Waldo Emerson (Boston 1803-Concord bij Boston 1882), Amerikaans wijsgeer van de idealistische transcendentalistische school; had als zoon van een geestelijke (Unitarians) theologie gestu- | |
[pagina 844]
| |
deerd te Harvard; onderging invloed van Fourier, Goethe en Coleridge; stond in betrekking met Carlyle en publiceerde diens werk in Amerika. E. verdedigde de geestelijke vrijheid tot haar uiterste consequenties, betwijfelde de waarde van het algemeen stemrecht; democraat van overtuiging, aristocraat naar de ziel. Zijn Essays (1841-1877), waaronder Representative men (1850) kenden vele vertalingen. / r. 26: cf. Self-reliance. blz. 14 r. 5-8: cf. Hendrik Ibsen: slotscene in De vijand van het volk (1882): komt reeds bij F. Schiller voor, in Wilhelm Tell I (1807) / r. 12: cf. dl. III, blz. 799, bij blz. 192. / laatste al.: Zie H.P.G. Quack, De Socialisten, personen en stelsels , VI, hoofdst. 9. | |
blz. 15: Materialisme.Zie noot vorig artikel. blz. 16 r. 15: Wilhelm W. (Neckarau 1832-Grossbothen 1920), wijsgeer en physioloog, vooral psycholoog. Heidelberg, Tübingen, Berlijn, Zürich en Leipzig, stichtte er het eerste instituut voor proefondervindelijke zielkunde. Auteur van Grundriss der Psychologie (1874, = Grundzüge der physiologischen Psychologie, 1908-19116); Völkerpsychologie (1900-1920). blz. 17 r. 2: Jacob Moleschott ('s-Hertogenbosch 1822-Rome 1893), Nederlands physioloog met Hegeliaanse vorming; studeerde in Duitsland, werkte te Utrecht, Heidelberg. Moest Duitsland om zijn materialistische opvattingen verlaten. Werd hoogleraar te Zürich, vestigde zich daarna te Turijn tot de Italiaanse regering hem naar Rome riep, waar hij physiologie doceerde en practiserend arts was. Zie verder blz. 19 (Büchner). In 1892 wijdde De Dageraad (Ned.) hem een Feestalbum. blz. 19 r. 12: Ludwig Büchner (Darmstadt 1824-1899), natuurkundige en Darwinist; studeerde te Giessen; verbleef te Straatsburg, Würzburg en Wenen. Schreef te Tübingen, als privaatdocent, Kraft und Stoff (1855). Deze aanval op de theologie werd hem zwaar aangerekend: hij vluchtte naar Darmstadt en werd opnieuw geneesheer. Kraft und Stoff kende meer dan twintig uitgaven. Autobiografie: Im Dienste der Wahrheit (1899) / r. 13: Ned. vert. (1877; 18782) van P.E. de Haan naar de 14de uitg. (1876), toen reeds een tiental vertalingen bestonden. De titel | |
[pagina 845]
| |
luidt: Kraft und Stoff; empirische Naturphilosophische Studien in allgemein-verständlicher Darstellung. Het werk vond zijn aanleiding in Moleschott's Kreislauf des Lebens; Physiologische Antworten auf Liebig's Chemische Briefe (1852; 18765) / r. 20: Carl Vogt (Giessen 1817-Genève 1895), Duits natuurkundige, polygraaf, en voortreffelijk redenaar; verbleef te Bern, Giessen, Stuttgart, Nizza, om tenslotte te Genève hoogleraar en afgevaardigde te worden. ‘Köhlerglaube’ uit zijn werk Köhlerglaube und Wissenschaft (1855; 18564!) werd mondgemeen. / r. 21: Friedrich Albert Lange (Wald-Solungen 1828-Marburg 1875), sociaal-economist, als katheder-socialist bekend te Zürich en Marburg, doch geprezen om zijn onbevangenheid, daar hij niet zozeer Hegel beleed dan wel Kant. Het materialisme was hem een methode van onderzoek; interesseerde zich vroeg voor syndicale vraagstukken (Die Arbeiterfrage, 1865; Geschichte des Materialismus und Kritik seiner Bedeutung in der Gegenwart, 1866). blz. 20 r. 16: Emil Du Bois-Reymond (Berlijn 1818-1896), grootmeester van de experimentele physiologie; redigeerde het Archiv für Physiologie (1877); professor in het Royal Institute te Londen onder Faraday. Brak door met Untersuchungen über thierische Electrizität (1848-1868). De physiologie is volgens hem de natuur- en scheikunde der levensverrichtingen. Hij zei: ‘ignoramus et ignorabimus’ (wij weten niet en zullen niet weten). blz. 21 r. 13: François Joseph Victor Broussais (St Malo 1772-Vitry 1838), scheepschirurg en militair arts met internationale practijk, wat hem tot ‘comparatist’ in zijn vak bestemde. Na bewogen leven (van vrijwilliger, bestrijder van de opstand in Vendée, tot hoofdarts van het leger in Spanje) werd hij professor in de therapie en pathologie te Parijs. Zijn fel aangevochten visie op aard en ontstaan van ziekten (irritabilité des tissus) gaf aanleiding tot het ‘Broussaïsme’. Histoire des phlegmasies ou inflammations chroniques (1808); Examen des doctrines médicales (1817). Werd zelf bijna het slachtoffer van door hem veel toegepaste aderlatingen. | |
[pagina 846]
| |
toestanden. Cf. De Volksgazet , Antwerpen, 10 Nov. 1923, de dag vóór de herdenking van de wapenstilstand. blz. 22 r. 21: De toestand werd critiek: de Rijnrepubliek was uitgeroepen; Stresemann was gevallen. De dagbladen schreven: ‘De bezetting van de Roer ontwikkelt zich tot een der grootste geschiedkundige misdaden. Zij leidt tot de zege van de nationalistische reaktie’ (11 Oct. 1923). Hongerepidemieën woedden in Rusland. | |
blz. 24: De mens in de maatschappijToespraak tot gevangenen van Sint Gillis (27 Maart 1925). Lezingen ingericht door Ministerie van Justitie (F. Masson), te geven door vooraanstaande figuren. Dit Belgische initiatief werd genomen door Am. Peyralbe, voorz. van de Commissie van de Gevangenissen. De eerste conferentie had plaats op 27 Oct. 1923 (Pater Hennusse). Ook Franse lezing A.V. op 27-3-1925. blz. 27 r. 20: Toespeling op het kanon, gebruikt voor de belegering van Parijs tijdens Wereldoorlog I; op ‘die grosse Bertha’ (zwaar belegeringsgeschut, 42 cm.). ‘Bertha’ (= die Glänzende). blz. 29 r. 6-7: cf. blz. 22-23; 38-39. blz. 30 r. 20 e.v.: De geest van het hele stuk te toetsen aan de theorieën van de anarchistische beweging van vóór 1900. blz. 32 r. 24 e.v.: Oosterse parabel. Cf. Dict. univ. du XIXe s.. blz. 33 r. 19: In Vertellingen van I. N. Tolstoj (Jasnaja Poliana 1828-Astapowo 1910), Duimpjes uitgave, 3oste vol. 1902, blz. 196-219. | |
[pagina 847]
| |
op te stellen. De Vlaamse auteurs A. Claudet, E. de Bom, M. de Doncker, R. Herreman, J. Kuypers, E. Langui, K. Leroux, R. Minne, A. Mussche, P. Rogghé, F. Smits, F. Toussaint van Boelaere, M. van de Moortel, G. van Hecke, F. van de Wijngaert, L. Zielens verklaarden zich, na bespreking, accoord met de hier gepubliceerde tekst van A. Vermeylen, die te Parijs verdedigd werd door Toussaint. Deze tekst, Volksgazet , 20 Juni 1935, staat in direct verband met de lezing over Rusland (zie blz. 40) en de meetingtekst over de dictatuur (zie blz. 50). | |
blz. 40: RussieLezing, in het ‘Palais des Beaux Arts’ te Brussel gehouden op 24 Juni 1935. Voor de inleiding vatte A.V. samen, wat in zijn Impressions staat (zie Verz. W. dl. III, blz. 385 en vlg. en blz. 848). Hij karakteriseerde dit betoog over ‘le travail qui s'accomplit dans les sciences de l'esprit, dans la littérature et dans l'art’ als: ‘impressions’. Hij sloot met: ‘Quelles que soient les critiques que l'on puisse faire, personne ne peut s'empêcher d'admirer le prodigieux travail de défrichement et d'ensemencement qui s'est accompli dans ce territoire immense.’ Dan volgt de hier gepubliceerde tekst. blz. 41 r. 4: Zie vorige tekst blz. 39. / r. 7: Zie Verz. W. dl III, blz. 386 r. 8 en vlg. / r. 19 e.v.: cf. interventie van A.V. in Senaat, Parl. Ann.; 12 Mei 1927, blz. 566, 17 Mei 1927, blz. 575 / r. 23: cf. Verz. W. dl. II, blz. 504. blz. 42 r. 23: cf. P. Arents, Bibliografie van geschriften van en over Rubens , Brussel, 1953, blz. 148 (Petr Pawel Rubens: Piesma (= Brieven) uitg. door A. A. Akhmatowsj met aant. van W. D. Zagoskinoj en M. I. Fabrikanta. Leningrad 1933). / r. 28: Alexander Sergejewitsj Poesjkin (Moskou 1799-Leningrad 1837). blz. 43 r. 5 e.v.: zie vorige tekst, blz. 40 / l. r.: cf. Verz. W. dl. V, blz. 83 r. 6 van onder. blz. 44 r. 23: cf. Verz. W. dl. III, blz. 424-25. blz. 46 r. 1: Fernand Crommelynck (Brussel 1885, van Belgische vader en Franse moeder) debuteerde in 1906, inaugureerde - na Maeterlincks symbolisme - het ‘théâtre impressif’ (met verzwegen hoofdmotieven) om later (1921) zijn meester- | |
[pagina 848]
| |
werk Le cocu magnifique te publiceren. Houdt van paroxismen. blz. 46 r. 17: Werden vertoond: Kruiser Potemkin (opstand), De moeder (revolutie 1905, naar Gorki), De grote lijn (tractoren), De weg van het leven (verwaarloosde jeugd). blz. 47 r. 5 v.o.: cf. Verz. W. dl. III, blz. 399. blz. 49 r. 7: cf. Verz. W. dl. II, blz. 397. | |
blz. 50: Anti-dictatoriaalTekst geschreven voor een massa-meeting (Brussel, Kon. Cirkus, 19 Oct. 1935), als protest tegen de Italiaanse agressie op Abessynië uitgevoerd, het jaar nadat Adolf Hitler aan de macht was gekomen in Duitsland. Voorzitter was Prof. Paul Brien. Het woord voerden, behoudens A.V.: M. Ansiaux, G. Balthazar, R. de Becker, I. Blume, F. Brunfaut, J. van Extergem, Guillaume, M.-H. Jaspar, H. Janne, W. Motz, W. van Remoortel, Rivet, A. Wauters. blz. 53 r. 4-5: A.V. verbindt de naam van Leonardo da Vinci met dien van Joh. Wolfgang von Goethe om precies de twee fascistische staten, Italië en Duitsland, aan te duiden. / r. 5 e.v.: cf. blz. 39, manifest van de Vlaamse auteurs. | |
blz. 53: De intellectuelen en de gemeenschapRadio-lezing gehouden voor de S(ocialistische) A(rbeiders) R(adio) O(mroep) V(ereeniging) op 12 Mei 1936. Deze lezing - te beschouwen als een 1 Mei-boodschap - gelijkt op De intellectuelen en het socialisme (Gent, 27 Februari 1928), waarin A.V. in de aanvang zegde ‘blij te zijn zijn hart eens te kunnen uitspreken. Er wordt mij nu en dan gevraagd: waarom zijt ge socialist, gij die er geen voordeel bij hebt, gij die toch geen werkman zijt’. - Cf. De Volksgazet (1 Mei 1924), Arbeider en intellectueel. blz. 56 r. 13 e.v.: cf. Verz. W. dl. III, blz. 400, 2de al. blz. 57 r. 4 v.o.: Homo homini lupus. Cf Plautus Asinaria II, 4-88. | |
[pagina 849]
| |
Bastille-dag) de gedachte vorm aannam een herinneringsdag aan de Franse revolutie, internationaal, in te voeren. Het Congres van 1891 (Brussel) kwam, onder impuls van de Belg Volders, tot het definitief besluit, de eerste Meidag ‘zijn eigenlijk economisch karakter te geven en de huldiging van de klassen-strijd te waarborgen.’. Walter Crane (cf. Verz. W. dl. III, blz. 899) wijdde ‘De triomf van de arbeid’, een grote houtsnede (zie plaat 4 en blz. 889). blz. 60 r. 7: Toespeling op de internationale toestand: wereldoorlog II was begonnen. Het Duitse leger was Polen binnengerukt; Engeland had Duitsland daarop de oorlog verklaard. blz. 60 r. 4 v.o. e.v.: A.V. combineert hier de zo erg aangevallen en meestal misbegrepen ‘beafstukken-politiek’ van Edward Anseele (cf. Verz. W. dl. III, blz. 793) met zijn eigen leuze (‘Wij willen dit land schoner maken’), leuze die teruggaat op Hugo Verriest (cf. dl. III, blz. 796). Algemene gedachtegang sluit aan bij het thema dat V. op 26 Juli 1929 ontwikkelde: Socialistische beweging en Vlaamse kwestie (zie blz. 118). blz. 61 r. 24.: cf. het opstel Materialisme, blz. 15. | |
blz. 67: Eisen ener Vlaamse kultuurHerhaaldelijk werd A.V. als spreker door studentenverenigingen gevraagd. Er zij verwezen naar de lijst van handschriften achteraan, (blz. 928) en naar de verslagen van vergaderingen, opgenomen in Roemans' Vermeylen-Bibliografie (b.v. blz. 442: 21 Oct. 1909). De hier geboden tekst, voorbereid voor de herdenking van het 25-jarig bestaan van de Vlaamsche Studentenbond van het Athenaeum (zie blz. 851) te Antwerpen (15 Januari 1911Ga naar voetnoot*), sluit aan op twee andere voor de Vlaamsche Studentenkring van Brussel (21 Oct. 1909, 27 Oct. 1910) klaar gemaakt, toen de jonge generatie uit de mond | |
[pagina 850]
| |
van een veertigjarige vernemen kon, hoe tastbaar de toekomst scheen geworden te zijn, (cf. dl. III, blz. 771). Er volgde nog een toespraak voor de Brusselse Studentenkring, 30 Oct. 1913. Maar de toon van deze rede is lang niet zo luchthartig als hier! Zie daarvoor blz. 106. Na een snaakse inleiding over zijn tekorten als orator - A.V. stelde alles op schrift - zegt hij in 1913: ‘Gij kunt U thans aan Uwen plicht niet meer onttrekken, want we staan voor moeilijke tijden. Ik geloof dat nu eerst de zwaarste strijd voor de welbewuste Vlamingen beginnen zal. We mogen 't ons niet meer verhelen: ons land verkeert tegenwoordig in een gevaarlijken toestand. We zijn vreselijk verdeeld...’ Vermeylen wijst dan op het in 1912 gestelde vraagstuk (zie dl. III, blz. 792): de Bestuurlijke Scheiding: ‘We zullen waarschijnlijk in dit België waar anders zoveel energie in zit, nog lange jaren voortploeteren in onze verfoeielijke “middelmate...” (zie dl. III, blz. 893). En wij, kunnen we iets toegeven? Neen, en duizendmaal neen! Wij kunnen niet meer achteruit’. Daarna komt hij te spreken over Brussel en zegt o.m. dat België niet vergeleken mag worden met Zwitserland, omdat de hoofdstad van Zwitserland geen overwegende invloed uitoefent op het gehele land. ‘Brussel is een nest van verfransing... Het is mijn vaste overtuiging, dat de grote strijd om Brussel gaat.’ Zie blz. 105. blz. 67 titel: Kultuur: A.V. schreef het woord in 1911 met k (zie dl. III, blz. 773) / r. 3 v.o.: cf. ill. blz. 15, dl. I; cf. Aant. bij dl. II, blz. 874, bij dl. III, blz. 760, en IV, blz. 709. blz. 69 r. 1: Maurits Sabbe (Brugge 1873-Antwerpen 1938, zie blz. 811) was destijds - na de gebruikelijke omzwervingen in Wallonië (Roeulx, Hoei voor hem) - Athenaeumleraar te Mechelen (1903) en leraar aan het Conservatorium te Antwerpen (1907), waar hij de toneelklas in het leven deed roepen. Vermeylen kende Sabbe van de late tachtiger jaren (medew. Jong Vlaanderen) en daarna uit ‘De Distel’ (zie dl. I). Volgens het verslag in De Nieuwe Gazet , 18 Jan. 1911, sprak Sabbe echter niet! / Albert Bielen (Hasselt 1865-Antwerpen 1938), leraar Athenaeum en Hoger Onderwijsgesticht voor Juffrouwen, Antwerpen. Auteur o.a. van Leidraad tot de studie van de Nederlandsche letterkunde (18991; 19236, in samenwerking met Jules | |
[pagina 851]
| |
Grietens). Heftig aangevallen door Omer Wattez in Het Belfort ; November 1896, blz. 321 / r. 4: zie Verz. W. dl. III, blz. 793. / r. 8: 1886. In feite gaat de stichting terug (cf. O. de Smedt, De Vlaamsche Bond en zijn voorgangers , Antw. 1954) op 1883, toen de wet de Vigne-Coremans het Nederlands in het Middelbaar Onderwijs voor goed inburgerde. Hoogtepunt 1911 (In 1910, voorz. Hendrik Cox en Geo van Tichelen; 1911 G.V.T.). Deze H. Cox sprak ‘over het verleden’ van de bond, samen met A. Bielen en A.V. blz. 69 r. 22: Leitmotiv van V.'s streven; cf. dl. III, blz. 796. blz. 71 r. 3: John Ruskin (Londen 1819-Brantwood-Coniston, Lancaster 1900), een van de meest fascinerende, meest bereisde en meest productieve moderne kunstcritici (Turner). Fors Clavigera (1871-1874, 8 vol.) houdt zijn principiële belijdenis in; brieven voor de arbeidersstand. Verz. Werk, 1904 (Cook-Wedderburn). Overleed geheel vereenzaamd. blz. 71 r. 22: thema reeds ontwikkeld in toespraak te Brussel, 21 Oct. 1909, zie blz. 849. blz. 74 r. 10: zie blz. 837; slot van De Taak ; thema evenzo behandeld in 1913 met deze bewijsvoering: Op het instinct der menigte, hoe geestdriftig ook, mag misschien gerekend worden om op een gegeven ogenblik een groten, beslissenden slag te slaan, maar niet om den langen strijd van dag aan dag met helder bewustzijn en doelmatige methode te voeren. blz. 74 slot: A.V. voegde aan zijn tekst noten toe: ‘bijvoegen: gewicht der Fr. kultuur in België. - De verfransten in België hebben een halve kultuur, de Vlamingen hebben alleen temperament. - Opvoedende rol der vrouwen.’ (Zie blz. 853). | |
blz. 75: Germaanse en Romaanse cultuur in BelgiëZoals blijkt uit de lijst van handschriften (blz. 928) en uit de verslagen in Roemans' Vermeylen-Bibliografie (blz. 439 en vlg.) opgenomen, werd A.V. ook vóor 1914 in Nederland veel gevraagd. Zo te Delft op 12 December 1912 voor ‘Het Dispuutgezelschap Vrije Studie’ (opgericht 1-2-1862 door het ‘Delftsche Studenten Corps’). Op 29 Februari (cf. Roemans, blz. 450) had hij in het ‘van ouds vermaarde brandpunt van Nederlandse weten- | |
[pagina 852]
| |
schap en beschaving, de Leidse Academie’ reeds het woord gevoerd over Noord-Nederland en de Vlaamse Kultuur . De tekst bleef gedeeltelijk bewaard. Wat tot ons kwam, stemt overeen met het hier gebodene. De conferencier had in zekere zin op 7 Oct. 1912 te Brussel (‘Help u zelf’) algemene herhaling gehouden. Hij had er een ‘plicht van dankbaarheid vervuld’, omdat deze groepering hem, in de verfransingsjaren vóor 1883 zichzelf en zijn richting had doen ontdekken. A.V. behandelde toen ‘met een koene kijk op de werkelijke verhoudingen’ België en de Europese beschaving , waarvan ook heel wat passages in de hier afgedrukte tekst overgingen. De tonaliteit van het betoog van Oct. 1912 wordt door deze passus weergegeven: ‘Gij ziet, dat ik niet in stemming ben om me tegenover de vijanden van onze taal kwaad te maken ... ons past de kalme beredeneerde daad, ons past de gerustheid van degenen die de grootheid en de schoonheid van hun doel kennen en hun tegenstanders beter begrijpen dan zij hen.’ (Zie echter blz. 849 en 105). A.V. wenst de Vlamingen er voor te behoeden zichzelf af te zonderen, zich af te sluiten van de grote stromingen der moderne beschaving. Een moderne kultuur moet cosmopolitisch zijn. blz. 75 r. 4: 1906, 30 November. Omstandig verslag in de Delftsche Courant , 2-3 Dec. ‘Het was een zeer loffelijk denkbeeld ... om eens een Vlaming (zie dl. III, blz. 769) uit te noodigen...’ ‘Aan belangstelling ontbrak het niet.’ A.V. las voor ‘Het schrijverke’, ‘Poucke’ (‘zoo innig voorgedragen’) ‘O 't ruischen van het ranke riet’, ‘Resurgite’, enz. Er werd de gebruikelijke pauze gehouden. ‘Onvermoeide spreker... Hartelijk applaus was verdiend... Meesterlijke verklaring... Om zoo Gezelle te doen zien en begrijpen moet men zelf ook kunstenaar zijn.’ Zie lijst handschriften, blz. 928. / r. 21-22: Charles Rogier (St. Quentin, Frankrijk 1800-Brussel 1885), organiseerde het Belgische staatsapparaat. blz. 77 r. 31: zie blz. 111 r. 25. blz. 82 r. 11: A.V. doelt op 1845. blz. 83 r. 2: cf. Verz. W. dl. III, blz. 765, bij blz. 8. blz. 84 r. 4 v.o.: De wetenschap zoekt nog steeds naar de brief die. Ch. Rogier in 1831-1832 aan Raikem, Belgisch minister van | |
[pagina 853]
| |
Justitie, zou gezonden hebben, waarin deze alleszins merkwaardige stellingname onder woorden zou gebracht zijn. Cf. L. Picard, Gesch. van de Vl. en Grootned. Bew. I, 1937, blz. 234; 19462. blz. 87 r. 11: De schoolplicht bestond in 1912 nog niet. blz. 88 r. 16: De ‘Vereeniging voor Beschaafde Nederlandsche Uitspraak’ werd gesticht op 14 Juni 1913 (H. Bellens; Dr. A. Borms; A. Hans; Dr. A. Jacob en J. Muls). Haar actie zette in met een vocaal concert in het Kunstverbond, verzorgd door Coers' (Ned.) Vocaal Ensemble (25 Januari 1914). De eerste algemene vergadering zag bovendien verschijnen: L. Gevaert, E. de Bock, J. Somers en mevr. Chaumont-Cannaerts. blz. 90 r. 5 v.o.: Gerard Petrus Jozef Bolland (Groningen 1854-Leiden 1922), Hegeliaans hoogleraar (Leiden) met uitgesproken vrijzinnige, maar rechtse, overtuiging; ontwikkelde het Nederlands tot een voor de filosofie geëigende taal. Had een zeer grote invloed op de jongere Vlaamse, nationalistisch gerichte intellectuelen. blz. 93 r. 15: A.V. schreef hier in zijn tekst: ‘Rol der vrouwen: zij hebben meer kwaad gedaan dan de legers van Napoleon! - Geen vergelijking met Zwitserland.’ Zie blz. 857. / r. 2 v.o.: cf. dl. III, blz. 793, V. heeft de grote meetings voor ogen, die in het Vlaamse land gehouden werden o.a. op Zondag, 18 December 1910 te Antwerpen (Harmonie); te Brussel (Magdalena zaal) op 12 Februari 1911; te Gent op 19 Februari, te Mechelen, te Brugge enz., waar C. Huysmans, L. Franck en F. van Cauwelaert, de ‘drie kraaiende hanen’, de handen in elkander legden. Soms werd in het trio L. Franck vervangen door L. Augusteyns (zie de prentbriefkaarten, die verkocht werden.) blz. 95 r. 16: A.V. doelt op de triomfantelijke inhuldiging van het Rodenbach-gedenkteken te Roeselare op 14 Juli 1909 (zie blz. 709 en noten, cf. dl. I, blz. 15), en op de Kunstdag te Gent, 1911, een manifestatie van een geheel nieuwe, esthetische orde. blz. 97 r. 14: A.V. doelt op Eugène Hubert. r. 24-26: cf. dl. III, blz. 805 / r. 5 v.o. Carton de Wiart, 6 Juni 1907. blz. 98 r. 23: cf. dl. III, blz. 805, bij blz. 251. Een figuur werd in Twee Vrienden (Verz. W. I) zelfs deze eigennaam meegegeven. | |
[pagina 854]
| |
blz. 99 r. 11: cf. dl. III, o.a. blz. 243; dl. II, blz. 169. blz. 100 r. 8: Toespeling op H. Heine, Deutschland, ein Wintermärchen. blz. 101, l. r.: Pol de Mont, die in 1912 in de aandacht stond door lezingen in Duitsland. Zie ook dl. III, blz. 804. blz. 103 r. 6: Cf. A. Rimbaud: Une saison en enfer. OEuvre, 1912; 259. | |
blz. 105: Toespraak tot ‘De Vlaamsche Wacht’‘Vlaamse Wachten’ waren verenigingen van buiten alle politiek verband eensgezind optredende Vlamingen, b.v. te Brussel, te Antwerpen en elders, tot in Wallonië toe. Te Brussel bestond de Vl. W. sedert 1894. De groepen volgden de politiek van dichtbij, vulden met vlijt en doorzicht de grieventrommel, maar zij trachtten elke misstand - in weerwil van de romantische manifestatieatmosfeer - tot een practische oplossing te brengen. Daartoe hadden zij zelfs een nationaal verbond gevormd. Te Brussel nu werd op 10 Februari 1914 een meeting belegd naar aanleiding van de houding van de Vlaamse Kamerleden, die bij de bespreking van de wet op het verplicht onderwijs, 21 en 22 Jan., geweigerd hadden het amendement Franck-van Cauwelaert-Huysmans goed te keuren, strekkend tot de principiële vrijwaring van de taalrechten van het Vlaamse kind, door het begrip ‘vrijheid van de huisvader’ niet boven de wet te stellen. In deze meeting spraken Hugo Verriest, Alberik Deswarte en A.V. Diens toon klinkt geheel anders dan in 1910-1913. (Zie blz. 67 en blz. 850). Roemans geeft een beknopt verslag van deze meeting weer, in zijn Bibliografie, blz. 454, De Vlaamsche Gazet van Brussel, van 12 Febr. 1914, houdt een uitgebreid verslag in. blz. 105 r. 22: Woorden neergeschreven door ‘La Flandre Libérale’ (cf. ook M. Braun, 5 Aug. 1913 in de Kamer). Op deze scheldwoorden had A.V. reeds gereageerd in La Semaine politique van 1912, 8 Febr.: Propos d'un Forcené. Zie ook dl. III, blz. 272, en noten bij Eisen ener Vlaamse kultuur en Germaanse en Romaanse cultuur in België. (blz. 849 en e.v.). blz. 108 r. 15: Art. 12bis: Zittingen van 16 en 21 Jan. 1914. blz. 110 r. 12: 1910. Cf. dl. III, blz. 199 en vlg. / r. 23: cf. Ann. | |
[pagina 855]
| |
parl. Ch. des repr., session 1886-1887, 30 nov. 1886, p. 99-100. blz. 111 r. 25, zie blz. 77 r. 1. | |
blz. 115: Brief aan ‘Vlaamsche Arbeid’Ontleend aan Vlaamsche Arbeid, (XV de jrg., Nov. 1925, blz. 378), het tijdschrift van Jozef Muls (zie dl. III, blz. 905), dat na Wereldoorlog I de expressionisten van alle genre tot een sterke burcht werd. Vlaamsche Arbeid had in het Sept.-Oct. nr. (blz. 316) van de hand van V.J. Brunclair (zie hieronder) een analyse opgenomen van V.'s Belgicistisch-passivistische, en naar zijn opvatting dus slappe, geïnteresseerde ideologie. Hiermede werd de kritiek, op A.V. begonnen in 1905-1910 (zie Verz. W. dl. II, blz. 874), in agressieve vorm voortgezet door de jongste generatie. In het aanleggen van de polemische duimschroeven was V.J. Brunclair op het persoonlijke terrein getreden, wat in de titel van de bijdrage reeds had doorgeklonken: Senator prof. Dr. A.V., leider der Vlaamse beweging. (zie dl. III, blz. 792). In de regel voerde A.V. geen perspolemiek. Hij reageerde niet op de tien punten van V.J. Brunclair (= tien punten van President Wilson!) over ‘gebrek aan oordeel’, ‘te kort aan bewijsgronden’, ‘doodzwijgerij’, ‘ostracism’, ‘muntschroderij’, maar waar V.J.B. te ver ging, daar pakte hij kortweg aan, zoals hier. V.J.B. gaf op blz. 379 een korte Nabetrachting, die niet overtuigt en de factor van ‘berekening’ en ‘kat-uit-de-boom-kijkerij’ herneemt. blz. 115 r. 16: Victor J. Brunclair (Antwerpen 1899-concentratiekamp Oranienburg 1944) begaafd, onstuimig Europees gericht, experimenteel dichter, prozaïst en essayist. Ook journalist ( De Schelde ), politicus en polyglot bovendien. Zie dl. III, blz. 728 en 920. V.'s Belgisch ‘passivisme’ van 1914-18 zat fel dwars, waarbij zich het antagonisme ‘expressionisme-Van N. en S. impressionisme’ voegde (cf. incident P. van Ostaijen-Vl. Ver. van Letterkundigen, De Standaard , 8 Juli 1932, brief van A.V. en Verz. W. dl. III, blz. 920). De leuze van de terugkerende frontsoldaten ‘Omver en erover’ bleef bovendien niet zonder invloed op de toon van de polemieken, zowel op het politieke als op het esthetische terrein. / r. 17: Voor dit art. zie - wat de inhoud betreft - blz. 856. | |
[pagina 856]
| |
blz. 116 r. 12: Anton Kippenberg (Bremen 1874-Luzern 1950), leider van de Insel-Verlag (Leipzig). Tijdens Wereldoorlog I majoor in de keizerlijke legers. Leidde de vertalingen van Bergmann, Gezelle, Van de Woestijne en Timmermans in. Voor V.-edities zie Roemans-Arents, Bibliografie A.V., blz. 372. Der ewige Jude verscheen in K.'s vertaling in 1917 (niet 1916), 1918, 1921 en 1923. Zie III, 801. Zie ook: A. Kippenberg zum Gedächtnis, 1950. Streven, Oct. 1954 / r. 15: Friedrich Markus Hübner (Dresden 1886 - overleden), modernistisch kunsthistoricus en essayist met zeer grote belangstelling voor Nederland en Vlaanderen. Behoort tot de generatie die door alle West-Europese landen trok. Burgerde zich in verschillende N. Ned. redacties in. Vertaalde Hadewych, Ruusbroec, de ‘Lancelot’. Schreef over Vlaamse schilders (Bosch, 1942; G. de Smet). Bracht in 1918 het Flämisches Novellenbuch (Insel-Verlag). blz. 116 r. 24: cf. dl. III, blz. 153 en 797. / r. 2 v.o.: 1 Jan. 1917. blz. 117 r. 21: Zie dl. III, blz. 791, Inl. tot Quelques aspects... | |
blz. 118: Socialistische beweging en Vlaamse kwestie.Er is wellicht nog plaats voor een gedetailleerde studie over Vermeylen als politieker; haar auteur zal dan, buiten al wat gepubliceerd is geworden en bekend geraakte, op zoek moeten naar de ‘levende’ Vermeylen, zoals hij zich uitte in meetings, in de Senaat, of in bijzondere bijeenkomsten. Herhalingen komen dan wel voor, doch telkens duiken ook nieuwe aspecten op. Zo in een meetingtekst voor de vervlaamsing van Gent (‘Wij zijn thans een beslissend tijdperk ingetreden’: 29 Oct. 1922) en in verschillende perscommentaren door Le Peuple verspreid (9 oct. 1922, 21 oct., 7 dec.; L'Université flamande), waar A.V. o.m. baat haalt uit de tegenstelling Franz Fischer: Emile Vandervelde (‘le débat engagé n'est pas pour me déplaire’): Hier horen ook thuis de als synthese bedoelde artikelen in de Europäische Revue van Karl Anton Rohan (15 Juni 1925, zie blz. 115 en in de Poolse revue, Przegląd Współczesny (Kwiecień 1932), mitsgaders een Franse tekst in hs. bewaard, Le problème flamand, die nog niet werd thuisgebracht. Naarmate de tijd verstreek integreerde A.V. zijn Vlaamse stellingen in de politiek. Zo te | |
[pagina 857]
| |
Mechelen (13 Maart 1925): ‘ik ben niet gewoon politieke redenen uit te spreken, maar ik ben blij, dat de verkiezingsstrijd me uit mijn studeerkamer trekt en me vooruitduwt op het rumoerige forum van de politiek. Want het is heerlijk, zich zoals hier thans één te voelen met den drang van een massa en in honderden en honderden blikken eenzelfde geloof te lezen en eenzelfden wil. Gij hebt begrepen, dat ook een zogenaamde intellectueel als ik, hier thans op zijn plaats is, enz.’ Hij behandelt dan de algemene nationale en internationale politiek van het ogenblik, om te komen tot de Vlaamse kwestie ten overstaan van die andere ongeduldigen, de Vlaamse nationalisten, die ‘ook aan de menigte hun schone zeven-mijlen-laarzen tonen, maar ze weten nog niet hoe die laarzen aan te trekken.’ Hij dringt er op aan een ‘horizontale groepering van de misdeelden uit alle volkeren tegen de bezitters uit alle volkeren’ op te stellen, want het is ongewenst door een verticale groepering ‘al de standen van een volk tegenover al de standen van een ander volk’ in lijn te brengen (zie blz. 149) ‘Dat nationalisme noem ik een pest!... Wij willen de volledige bevrijding van den mens. De strijd voor de taal is daar slechts een onderdeel van.’ In 1927 maakt A.V. nog een tekst gereed over Nationalisme linguistique, waarin hij een beroep doet op teksten uit vroegere publicaties (dl. III, blz. 211 en vlg.). Aldus komen wij tot 1929 - het jaar waarin hij de hier gegeven tekst als afgerond betoog neerschrijft voor de ‘Arbeidershogeschool’ te Ukkel (26 Juli), instelling waar de militanten van de Belgische Socialistische Partij en de sociale assistenten gevormd werden. In hetzelfde jaarGa naar voetnoot* vielen ook verkiezingen: Vermeylen ging minstens vijf maal op stap met één tekst: naar Leuven (7 Mei 1929), Lier (8 Mei), Gent (13 Mei), Vilvoorde (14 Mei) en Anderlecht (15 Mei). Hij rekende er in de eerste plaats af met Min. Paul Emile Janson, die te Charleroi gezegd had, dat de socialistische partij bestaan zou hebben uit ‘enige duizenden werklieden en enkele snobs; mensen die zo maar mee lopen..., Ik behoor tot de snobs... ik ben het al veertig jaar en zal het dus wel hopeloos blijven.’ Hij geeft verder de | |
[pagina 858]
| |
verklaring, waarom zoveel intellectuelen de socialistische ideologie aanklevenGa naar voetnoot*: omdat zij ‘eerbied heeft voor den geest, voor de werking van den geest in de maatschappij. Wij willen een doelmatiger organisatie van de samenleving. En dat is het werk van den geest, van de rede.’ Na de schuldigen aan oorlog en onrust gegispt te hebben, onderzoekt A.V. waarom verschillende partijen zich ‘democratisch’ heten. ‘Ze moeten dien schijn wel aannemen, omdat ze rekening moeten houden met den groeienden volkswil en met ónze macht.’ Hij looft verder de ‘heldhaftige grootheid van dien gestadigen stillen strijd van elken dag, het geleidelijk winnen van de geesten.’ De kritiek op de vlaams-nationalisten, die zich niet akkoord kunnen stellen over een bepaald program (‘Drie verschillende programma's, tot fascisme toe!’) houdt A.V. gewoonlijk tot het laatste - het sprookje van de zevenmijlslaarzen doet weer opgeld (zie blz. 857) - om ten slotte te kunnen wijzen op het door de Waalse en Vlaamse socialistische Kamerleden op voorstel van Jules Destrée en Camille Huysmans gesloten Compromis des belges,Ga naar voetnoot** zodat ‘het mogelijk zal worden binnen het kader van België (zie blz. 146) Vlamingen en Walen elk hun eigen cultuurbelangen’ te zien regelen ‘zonder iets te breken, zonder malkander te hinderen’. Dit verdrag moet nog nader worden uitgewerkt, ‘maar het is een goede grondslag’. In dit algemeen raam past de les voor de jonge socialistische kaders, zoals die op blz. 118 voorkomt. blz. 119 r. 20: Otto Bauer (Wenen 1882-Parijs 1938), modern sociaal democraat, die op het nationalisme in België beslissende invloed uitoefende, o.a. op C. Huysmans, H. Vos, H. de Man. | |
[pagina 859]
| |
enz. In 1911 publiceerde hij ‘Das arbeitende Volk und die Nationalitätenfrage. blz. 120 r. 10 e.v.: cf. Verz. W. dl. III, blz. 763, noten bij Les lettres néerlandaises en Belgique (1905). blz. 121 r. 2 v.o.: Doelt op Adolf Hitler die nu, in 1929, nog niet aan de macht is, tegenover Benito Mussolini, die wél regeert en vlammende officiële toespraken houdt. blz. 122 r. 2: Doelt A.V. op Berthelot? cf. blz. 891 / r. 23: A.V. denkt aan de leuze van P. van Duyse. Cf. dl. III, blz. 765; dl. IV, blz. 147. blz. 123 r. 5: Zie blz. 857. blz. 124 r. 4: Daarover heeft A.V. zich geuit, in Het Volksblad (1924, nrs 337-340), aanleiding tot een polemiek met Servus in het Handelsblad (22 Nov. nr. 155). / r. 15: cf. dit deel: Vlaanderen in het kader van België, blz. 146, en blz. 857. blz. 127 l. r.: In 1847 dichtte Aug. Snieders zijn zang over de Vlaamse Maagd die het doodsgewaad van Vlaanderen weeft. blz. 129 r. 4: Histoire de Belgique, I, blz. 304; zie ook Verz. W. A.V. dl. III, blz. 157. blz. 130 r. 23: Beernem in W.-Vlaanderen. Een niet opgeloste moordgeschiedenis (1929), waarbij gesproken werd van invloedrijke milieu's, die de loop van het gerecht zouden afleiden. Victor Delille van Het getrouwe Maldegem werd gevreesd als getuige. A. Hans bracht als journalist (Het Laatste Nieuws) na een eerste vonnis nieuwe, onontwijkbare gegevens aan, zodat de instructie moest heropend worden. Cf. A. Hans, Het geheim van Beernem, en anon., Het geheim van Beernem (‘Het Licht’, Borgerhout). blz. 131 r. 14: Het debat E. Rubbens-H. Vos te Leuven, Antw., Ver. voor Volksheil, (1932). | |
blz. 132: Toespraak als RectorOvergenomen uit Universiteit te Gent. Academisch jaar 1930-1931. Plechtige opening , blz. 60; geplaatst omdat A.V. tot eerste rector werd benoemd van de bij wet van 26 Febr. 1930 geheel vervlaamste Gentse universiteit, bekroning van een streven, dat - in zijn theoretische en georganiseerde vorm - mede door A.V. gedurende twintig jaar werd geleid. | |
[pagina 860]
| |
blz. 132 r. 4 v.o.: A.V. spreekt Rector J. Meuwissen toe, die A.V., nu ook in het Nederlands had toegesproken. blz. 133 r. 20: A.V. doelt op het nieuwe regime, dat de universiteit gaat beheersen. De tegenstellingen waren nog groot. Van uit de ‘Ecole des Hautes Etudes’ dreigde van de aanvang af weerstand. Professoren, die zich geschikt hadden naar dat Vlaamse regime, doubleerden daar hun cursus in het Frans. Anderen hadden verklaard het Nederlands machtig te zijn, en slaagden er amper in de vakterminologie gebrekkig te vertalen. Nog anderen waren de hele ‘Umwertung’ ongenegen. Vóor de opening van het Academisch jaar was een intense propaganda gevoerd onder de studenten en studenten in spe om de Vlaamse Hogeschool zo dicht mogelijk te bevolken: gekleurde aanplakbrieven waren uitgehangen. Er heerste inderdaad enige animositeit en zeer gauw kwam het tot incidenten, waarvoor de Rector-Senator in de Senaat ter verantwoording werd geroepen door vertegenwoordigers van de andere Staatsuniversiteit te Luik: de Rector werd o.m. aangewreven in zijn voorstelling van zaken niet de nodige objectiviteit betracht te hebben en de toestand niet meester te zijn geweest.. / r. 7: Prof. M. was een specialist in de scheepvaartconstructie (ketels en stoommachines) / r. 25: Prof. C. de Bruyne, botanist en zoöloog. blz. 134 r. 7: Bij de bespreking van de candidatuur voor het Rectoraat was tegen A.V. aangevoerd, dat een Rector buiten de politiek moet staan. A.V. kon inderdaad wijzen op zijn interventies in de Senaat, o.a. op 12 Mei 1927 (Parl. Ann. blz. 566-568). blz. 136 r. 13: Julius Mac Leod (Oostende 1857-Gent 1919), vrijzinnig natuurkundige van Schotse afkomst; nam aanzienlijk aandeel in de Vlaamse strijd. Verbreider van de University extension gedachte in België. Een studentenhuis te Gent draagt zijn naam. A.V. herinnert aan de filosofische leuze, die het leven van de liberale flaminganten kenmerkte: Help u Zelf. Cf. Verz. W. dl. III, blz. 832. / r. 18: A.V. doelt op zijn anarchistische levenshouding, die anti-parlementarisme insloot. (zie dl. III, blz. 760; II, blz. 874 en IV, blz. 15). | |
[pagina 861]
| |
Ten overstaan van de gebeurtenissen in Europa (zie blz. 58) en het feit, dat de nationalistische groeperingen in het Vlaamse land de Guldensporenslag voor hun ideologie trachtten te monopoliseren, had de Socialistische Partij het nodig geoordeeld de democratische gevoelswaarden, die voor haar sinds de theses van Pirenne in 11 Juli besloten liggen, te beklemtonen. Zij deed het op ostentatieve wijze door Sporenslagherdenkingen te beleggen te Kortrijkzelf en zich de medewerking te verzekeren van Waalse partijgenoten, in 1938 van Ministerpresident P.H. Spaak. Vlaamse toneel- of zangfeesten werden aangericht, met volksvergaderingen en optochten. Ook op A.V. werd beroep gedaan, voorgesteld in de programma's als ‘eerste rector’ (zie blz. 132) van de Vlaamse Universiteit te Gent. Wij kennen van A.V. drie Sporenslag-toespraken tussen 1930-1940. De eerste, te Antwerpen gehouden in 1933 (‘We weten toch allen, dat de Slag der Gulden Sporen 631 jaar achter ons ligt en dat we ondertussen niet helemaal dezelfden zijn gebleven.’); de tweede van 1937, in verkorte vorm in Voor Allen van 18-7 opgenomen (co-spreker H. Vos), de derde, in 1939, in volle Europese crisis, uitgesproken met de Waalse volksvertegenwoordiger Arthur Gailly onder de medesprekers, die het auditorium begroette met ‘Camarades, Goedendag’! Ook C. Huysmans, G. Balthazar, J. Colle, E. Delvo, H. de Man en H. Vos spraken de menigte toe. Uit de aard van de zaak hebben de V. teksten veel met elkaar gemeen, de ogenbliksreacties daarbuiten gelaten. blz. 140 r. 8: Guillaume de Juliers, = Willem van Gulik. blz. 142 r. 4: Arm Vlaanderen , toespeling op de titel van een roman van Reimond Stijns (III, 617), en de sociologische studie van August de Winne (772). Titel ook door Pater L. Stracke overgenomen voor een nationalistische strijdbrochure. blz. 143 r. 6: cf. blz. 57. blz. 144 r. 25: cf. blz. 149 en 856. | |
[pagina 862]
| |
te bereiken objectieven te omschrijven. Anderzijds - zoals A.V. het in de meetings erkende - dienden zij, om onder de jongeren te werven, met een eigen programma naar voren te treden, vooral sinds de Vlaamse Frontpartij in zo verre was ontbonden, dat Herman Vos mandataris van de B.W.P. was geworden; en sinds het ‘Compromis der Belgen’ (zie blz. 858), was gesloten, enz. Aldus kwam in 1937 het Eerste Vlaamse Socialistische Congres,Ga naar voetnoot* officieel, tot stand, onder het Algemeen Voorzitterschap van C Huysmans. A. Vermeylen was voorzitter van de politiek-culturele afdeling; H. de Man van de sociaal-economische. Het congres werd te Antwerpen gehouden op Zaterdag 20 en Zondag 21 Maart 1937 in het gebouw van de Algemene Centrale van ‘Bouw en Hout’. A.V. werd gevraagd, in de slotvergadering, na Herman Vos (over de democratische traditie van Vlaanderen), de positie van het Vlaamse landsgedeelte ten opzichte van België te bepalen. Het Congres stond trouwens in het door Julien Kuypers omschreven teken ‘Voor een cultureel sterk Vlaanderen in een sociaal-economisch geordend België’Ga naar voetnoot**. A.V. vatte samen, wat hij overal had verkondigd. De tekstparallellismen (zie Socialistische beweging en Vlaamse kwestie ) - voor telkens andere luisterscharen! - waren niet te ontgaan. Vermeylens tekstenGa naar voetnoot** zijn kettingreacties want zoals aan de hier geformuleerde congres-definities een scherpe politieke anti-Brussel meeting voorafgaat (Antwerpen, 9 Febr. 1936; zie ook blz. 105), zo volgt er weer een politieke meeting op (Mechelen, 23 Maart, St. Truiden 29 en Duffel 31 Maart 1939), op het stramien van de cultuurautonomie geweven. Er vormt zich aldus een Vlaams-socialistische openbare mening, die zowaar stevig genoeg gefundeerd is om - wanneer een Dr. Martens-incident (en voorwendsel) tot partiële verkiezingen leidt - niet te wankelen. (Zie blz. 865). | |
[pagina 863]
| |
blz. 146 r. 8: De leuze van de nationalisten luidde ‘voor het Belgikske, nikske’. Cf. M. Lamberty in Vlaanderen door de eeuwen heen , 19523, blz. 400. / r. 17: A.V. constateert de vorderingen van de nationalistische ideologie. De nuancering tegenover Socialistische beweging en Vlaamse kwestie is treffend. (Cf. blz. 118). blz. 147 r. 8: cf. blz. 121, en dl. III, blz. 765. blz. 149 r. 6: Een waar leitmotiv, cf. blz. 857. / r. 11: Inzet van de meeting op 9 Febr. 1936: het afsluiten van een periode van rustig-aankijken, ter wille van de economische omstandigheden. ‘Maar dat is alleen maar mogelijk voor enige tijd. In ons gezegend land kan die godsvrede niet bijster lang duren. ... Terwijl onze mannen zich inspannen om werklozen uit de nood te helpen (cf. blz. 64, Planactie) en van onze frankskes te redden wat er nog te redden valt, gaat de administratie maar rustig door met de taalwetten te verknoeien, ambtenaars te benoemen die de Vlaamse belangen aan hun zolen lappen en op Vlaanderen neerkijken als op een soort van Patagonië of Kamjatka, en schreeuwen de franskiljons als brulapen om ons Brussel te ontfutselen, (zie blz. 112) ... We moeten althans goed weten waar we staan en waar we naartoe willen...’ A.V. vat dan - na een algemene uiteenzetting die ook elders voorkomt - het probleem Brussel aan in verband met de talentelling, met de toepassing van de wet op de transmutatieklassen. A.V. herhaalt wat hij keren achtereen heeft aangeklaagd in de Senaat, o.a. de denationalisering van het bewaarschoolkind (4 Febr. 1926). blz. 150 r. 8: In deze passus is vervat, wat A.V. op 9 Febr. 1936 te Antwerpen anders had uitgedrukt: ‘Ik zeg, dat dat Brusselse vraagstuk het eerste punt van ons program moet uitmaken.’ blz. 151 r. 8: Een thema, dat in de meetings van Maart eveneens wordt ontwikkeld. / r. 17: Een typisch verschijnsel na Wereldoorlog II, het bundelen van Waalse krachten in de ‘Action Wallonne’, het houden van Waalse Congressen. blz. 154 r. 4 v.o.: Zie hierboven, blz. 850. blz. 157 r. 3: De laatste passages - met al de reminiscenties die er in opduiken - lopen als het ware automatisch over in de tekst De Taak (zie blz. 831), gedagtekend op 1 Januari 1945, | |
[pagina 864]
| |
vooral wanneer - als schakel tussen 1937 en 1945 - zekere bewijsvoeringen van de Mechelse meeting-tekst van 1939 worden opgeroepen: ‘De belangen van de werkende klassen vallen samen met het algemeen belang. Dat is een eerste vereiste om de economische crisis te boven te komen, om de werkloosheid tegen te gaan, om ons land sterk te maken. En dit klopt nu ook met het tweede punt: een eendrachtig België; het land sterk genoeg maken om elken aanval van buiten te kunnen weerstaan, om onze vrijheid zelf te kunnen behouden. Want als we onze vrijheid verliezen, is alles verloren. ‘Welnu, de andere partijen zijn in dat opzicht minder te vertrouwen, indien wij niet in de regering de sterkste partij zijn. De katholieken wensen niet liever dan op te slorpen wat er van Rex overschiet, maar Rex, dat is corporatisme, fascisme, en in de eerste plaats wanorde. We zouden wel gediend zijn met de mannen, die naar Berlijn en Neurenberg lopen! De Vlaamse katholieken trachten tezelfdertijd de Vlaamse nationalisten tot zich over te halen of hun althans de loef af te steken door met even extremistische eisen voor den dag te komen, om aldus een coalitie tot stand te brengen, die hun droom, het veroveren van de oppermacht, mogelijk zou maken. En we weten maar al te goed, wat de Vlaamse nationalisten in het schild voeren : weer corporatisme, ontwrichting van de democratie, een autoritair bewind, dat persoonlijke vrijheid en menswaardigheid zou fnuiken, en als einddoel : de verdeling van België. - De liberalen eindelijk. Ze mogen zeggen wat ze willen, hun ministers hebben bewezen, dat ze die deflatie wilden, die de natie naar den dieperik moest helpen. Zij hebben geen enkel opbouwend idee meer, alleen het geval Martens en het druppelken jenever. Het geval Martens gebruiken ze als mom van de donkerste reactie, om de macht te verzekeren aan de grote banken van het Comité Central Industriel. Nergens vindt ge zoveel zakenmensen als onder de liberale leiders. Het geval Martens is hun verder een aanleiding om de goe-gemeente een rad voor de ogen te draaien en ze wijs te maken, dat zij de vaderlandsliefde in pacht hebben. Het schreeuwerig kiespatriotisme van de brandkasten, we | |
[pagina 865]
| |
weten wat dat betekent!’Ga naar voetnoot* A.V. behandelt dan het geval Martens, o.a. aldus: ‘Degenen die Dr. Martens voorgedragen en benoemd hebben, hadden ingezien, dat zij dat doen moesten, anders zou er in het Vlaamse land een hevig protest zijn opgegaan en we kregen dan zeker de poppen aan 't dansen. Zij achtten, dat de amnestie, twintig jaren na den oorlog, niet tot een dode letter mocht gemaakt worden, wat zeker niet tot bedaring van de geesten zou bijgedragen hebben. Geen heeft daarin een verheerlijking van het activisme willen zien. Ik heb het recht aldus te spreken, omdat ik onder de Duitse bezetting het activisme met al mijn krachten en openlijk bestreden heb. Maar nu werd het feit van die benoeming bovenmate opgeblazen, om de regering te doen vallen, wat de conservatieven voor hun eigen belangen dienstig waanden. En zo zijn de patriotten er in geslaagd, weer eens het land tussen Vlamingen en Walen te verdelen. Want let wel hier op: het incident is voor hen de voorbereiding van een nieuwen aanval op de meest rechtmatige Vlaamse Beweging zelf: ze hebben in hun kiesprogram al de beruchte vrijheid van den huisvader opgenomen, tegen de bestaande taalwetten, en ze verklaren zich tegen de inrichting van de cultuurautonomie, die door alle Vlamingen verlangd wordt. En dat ze dat juist op dit tijdstip doen, nu we bij het gevaar dat de natie loopt meer dan ooit hand in hand moesten gaan en ons best doen om den vrede onder ons te bevestigen, dat is een onvergeeflijke en onvergetelijke schande.’ |
|