Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermdaant.Anti-dictatoriaalEr werd me gevraagd, om hier in hun taal tot de Vlamingen te spreken. Maar wat zal ik zeggen, dat niet reeds duidelijk in Uw aller geest, in Uw aller gemoed gegrift staat? En toch kunnen we niet zwijgen, want we voelen en weten nu, dat het fascisme een dreigend ge- | |
[pagina 51]
| |
vaar is, een onmiddellijk gevaar, en dat de tijd gekomen is om de handen ineen te slaan, - niet meer een groepje hier en een groepje daar, maar duizenden en duizenden vast aaneengeslotenen moeten nu bewijzen, dat het fascisme in dit land tegen een muur van wilskrachtigen tegenstand zal te pletter lopen. We zijn een land dat hartstochtelijk verkleefd is aan de vrijheid, we zijn nog bezield door den geest van de gemeenten. Onze hele geschiedenis, die van Vlamingen en van Walen, is één strijd, één worsteling tot vrijwaring van de vrijheid. Het is onmogelijk, dat wij ooit een stelsel zouden dulden, waarbij mensen beroofd worden van hun eenvoudigste rechten, waar ze zich zelfs niet mogen verdedigen tegen het schromelijkst onrecht dat hun aangedaan wordt, waar ze geen ander recht meer hebben dan hun mond te houden, - en zwijgend honger te lijden. Want er wordt wel beweerd, dat in deze ontwrichte wereld van na den oorlog een sterk gezag nodig is om het volk te redden. Maar een sterk gezag moet een rechtvaardig gezag zijn, en ik zie niet in, dat een sterk gezag uitzonderingsrechtbanken nodig heeft, waar alle waarborgen afwezig zijn, waar de rechtspraak een smadelijke spotternij geworden is. Ik zie niet in, dat een sterk gezag het nodig heeft, andersdenkenden op te sluiten en elke uiting van vrije gedachte in de keel te versmachten. Er wordt beweerd, dat een sterk gezag er nodig is om orde te scheppen. Ja, wij ook wij wensen orde in de maatschappij, maar wie durft dat orde noemen, wat in fascistische landen heerst? En dat sterk gezag zou het volk welvaart brengen! Ze weten er daar ginder van mee te praten!: in de algemene crisis staan ze er oneindig lelijker voor | |
[pagina 52]
| |
dan wij; economisch boeren ze achteruit, financieel gaan ze naar den dieperik. Ja, ze kunnen er van mee praten, - maar ze mogen niet praten. Er is maar één pers, de Staatspers; er wordt maar één gedachte toegelaten: de gedachte door den Staat voorgeschreven. Alle mensen moeten hetzelfde denken. Een waarheid van buiten mag niet meer binnen dringen: ze leven als onder een stolp. Ze moeten zwijgen. Het brute geweld is de baas. En het kan zich alleen door geweld handhaven. Dat het fascisme oorlog betekent, zal ik er nog woorden over verliezen, - het staat ons op dit ogenblik al te klaar voor ogen. O, ik ben geen dromer, ik laat me niet door allerlei begoocheling beetnemen: ik weet heel goed, dat oorlog ook buiten het fascisme mogelijk is; ik weet heel goed, dat in de kapitalistische maatschappij ook een democratie soms naar oorlog kan drijven. Maar ik zeg dit: dat in de huidige omstandigheden, de afgrijslijke gruwel dien we in dit jaar 1935 zien gebeuren, alleen mogelijk is door den waanzin van het fascisme. En mijn deernis gaat niet alleen naar het Abessijnse volk, naar die Abessijnse vrouwen en kinderen wie men thans de beschaving brengt onder den vorm van giftige gasbommen, maar mijn deernis gaat ook naar het Italiaanse volk, dat zoveel offers moet brengen, waar de slavernij des geestes nog niet afgeschaft is, - dat Italiaanse volk, dat ik goed ken en liefheb, dat eeuwig Italië dat met zijn kunst, met zijn wetenschap, met zijn letterkunde, een van de grootste en helderste lichten van de geschiedenis is geweest. Maar dit is geen oorlog van het Italiaanse volk, dit is een oorlog van het fascisme. Als ik de geschiedenis overschouw, dan zie ik die als | |
[pagina 53]
| |
aant.een eeuwenlange strijd om datgene te veroveren wat de hoogste bloem van de beschaving is, het gevoel van menselijke waardigheid. In dien strijd heeft Italië een roemrijke rol gespeeld, het land van Leonardo da Vinci zowel als het land van Goethe. De menselijke waardigheid, die niet denkbaar is zonder de vrijheid van de gedachte, dat is wat een mens eerst waarlijk tot mens maakt, dat is het heiligste wat het mensdom bezit. En het is beter, voor dat heiligste goed te sneuvelen dan het onder de voeten te laten trappen. Ik zeg het tot slot kalm maar vastberaden: We weten wat op het spel staat: zweren we dat we niet achteruit zullen deinzen. Ik zweer het.
1935 |
|