Verzameld werk. Deel 4
(1955)–August Vermeylen– Auteursrechtelijk beschermdaant.VredeNeen maar, ik zou over den vrede moeten schrijven? Een bittere grap! Want waar zit hij? Wat kan er gezegd worden over iets dat niet bestaat, en in dezen tijd onmogelijk bestaan kan? De Grieken noemden de Wraakgodinnen: Eumenieden, wat letterlijk betekent: de Welwillenden. Waarom die met zulk een liefelijken titel vereerd werden, laat ik in het midden. Maar de duivel liet zich wellicht bewegen door een fantasietje van denzelfden aard, toen hij den naam ‘vrede’ deed aannemen voor dien poel van ellende, waar we thans nog in ploeteren, en waar we maar steeds dieper inzinken. Vrede? De wereld weergalmt van strijdrumoer. De hele ekonomische huishouding is uiteengerukt, en van dag tot dag verergert de toestand. Millioenen mensen zijn den hongersnood prijsgegeven, millioenen mensen die toch niet verantwoordelijk zijn voor den politieken janboel. Een ganse beschaving verkwijnt en ontbindt zich. Europa is één Balkan geworden. De oorlog tussen | |
[pagina 23]
| |
de Westerse macht en Duitsland wordt nog altijd op Duits gebied voortgezet. Overal geldt geweld nog voor rede en recht. Terwijl overal zich tevens de reaktie wapent om het proletariaat klein te krijgen, niet terugdeinzend voor burgeroorlog. En we leven gestadig onder het gevoel, dat morgen of overmorgen een Europese oorlog ons weer onder zijn helse verschrikkingen verplet. Maar ondertussen zit de Burgerlijke Tevredenheid, een masker op haar doods-gezicht, met bebloede handen de idyllische veldfluit te bespelen tot lof van den zaligen ‘vrede’. Wij hebben wat beters te doen dan te klagen. Sommigen onder ons hebben nog illusies gekoesterd: de werkelijkheid van den ‘vrede’ zal die in hen wel uitgebrand hebben. Nu ja, de pessimisten zelf zullen zich wellicht niet voorgesteld hebben, dat het zó bar zou worden als thans, en de optimisten zouden naïever geweest zijn dan het kindje dat aan zijn duim zuigt, indien ze gemeend hadden, dat de leeuwen en de hyena's zich plotseling tot het vegetarisme zouden bekeren en met de lammeren der weiden gaan stoeien en spelemeien. Maar er waren er dan toch die hoopten, dat het oorlogsbeest aan zware boeien zou gelegd worden, en dat goede wil naar iets meer broederlijkheid zou streven. Nu zal het allen wel duidelijk voor ogen staan: onder het kapitalistische stelsel is geen vrede mogelijk. Onder het kapitalistische stelsel, met zijn ekonomische verdeeldheid, is strijd van Staat tegen Staat, strijd van klasse tegen klasse onvermijdelijk. En bedenken we daarbij, dat de oorlog, die het meest slachtoffers vergt, | |
[pagina 24]
| |
niet altijd degene is die uitgevochten wordt met geweer en granaat, maar dat het stille, duistere werk van verknechting en uitbuiting, met al zijn ziekten en kwalen, die de lichamen verteren, de geesten verstompen, de zielen verkankeren, doorgaans nog als een groter deficit geboekt staat in de eind-balans van het mensdom.
1923 |
|