Verzameld werk. Deel 2
(1951)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 647]
| |
Leven en Werken van Jonker Jan van der Noot | |
[pagina 649]
| |
aant.VoorwoordJonker Jan Van der Noot, de eerste nederlandse Renaissance-dichter, een der kenmerkende, een der schoonste verschijningen onzer lyriek, werd, na ongehoorde ophemeling, men mag zeggen onmiddellijk na zijn dood geheel vergeten. Zijn naam duikt nog eens op in den Nederduitschen Helicon van 1610, - in de werken van Willem de Gortter, een mechels rederijker, omtrent 1617, - eindelijk in de Verhandeling over het Herdersdicht van J.B. Wellekens (Amsterdam 1715). Maar geen woord over hem in Valerius Andreas, in Sweertius, in Foppens, in Paquot, bij geen enkel onzer compilators. J.F. Willems is de eerste die hem uit de vergetelheid haalde,Ga naar voetnoot1 terwijl Snellaert iets bemerkte van de betekenis van Jan Van der Noot op 't gebied der rythmiek.Ga naar voetnoot2 Daarna komt Stallaert,Ga naar voetnoot3 die wel niets nieuws bij de biographische aantekeningen van Willems voegde, maar de eerste was, die de hoge waarde van den dichter erkende en voelde, de eerste die uitsprak dat enige zijner zangen alles overtreffen wat wij van zijne tijdgenoten kennen, en met bijzonderen lof van de Ode aan Marcus van Wonsel gewaagde, waarin ‘wij tevens getroffen worden door des dichters geestdrift, die hem aen de aerde zwieriglijk ontrukt, door de stoutheid der gedachten, door de | |
[pagina 650]
| |
kracht, de klaarheid, de zuiverheid van uitdrukking, door de vloeijendheid en de zangerigheid van den versbouw, en de trapsgewijze verheffing des dichters. Men staet verwonderd, een zoo kundig gedicht in gene tijden aan te treffen, en men is geneigd het tot in het eerste vierdedeel der Vondelsche eeuwe te verschuiven.’ Men zal nog wel hier of daar, b.v. in Grässe, in Brunet, één zijner uitgaven vermeld vinden, of rechts en links enige aanduidingen, luttel oorspronkelijke, omtrent zijn wezen en werk aantreffen.Ga naar voetnoot4 Maar wij moeten wachten tot Dr G. Kalff hem opnieuw ontdekt, in zijne Geschiedenis der nederlandsche letterkunde in de 16e eeuw (1889): hoewel niet voldoende ingelicht (van de Poeticsche Werken kende hij slechts het minder gewichtig deel) behandelde hij hem breedvoeriger dan nog geschied was, en stelde hem, als voorloper der Renaissance-lyriek in Nederland, op zijne plaats, omlijst door de vlaamse dichtkunst van zijn tijd. Eindelijk gaf in '95 de hollandse dichter Albert Verwey zijne bekende bloemlezing van Jan Van der Noot uit,Ga naar voetnoot5 met ene begeesterde inleiding en belangrijke aantekeningen: hij is de eerste die met echte geestverwantschap over onzen poëet schreef, alle omtrekken van zijn wezen gezien heeft, en het vraagstuk gesteld van zijn invloed op 't klassieke tijdperk onzer letteren. Zijn boekje heeft in mij den lust gewekt, de werken van Jan Van der Noot op te sporen en te bestuderen, een beeld van zijn leven te ontwerpen, en man en werk in verband te stellen met den tijd en de ontwikkeling der nederlandse poëzie. Den heer Verwey zelf vond ik steeds bereid om me in mijn onderneming te helpen, en ik wens hem hier bijzonder te bedanken, alsook, om hunne welwillende | |
[pagina 651]
| |
aant.dienstvaardigheid, den heer A. Willems, en de bewaarders der gentse en der haarlemse Bibliotheek, de heren F. Vanderhaegen en W. Enschedé. |
|