Verzameld werk. Deel 2
(1951)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 588]
| |
aant.Een Portret van VanderveldeHet mag verheugend heten, dat de kunst, zij die in een samenvattenden trek dieper wezen kan openbaren, aan de toekomst het levend beeld wil schenken van één der voornaamste mannen, die in de geschiedenis van dezen tijd als de belichaming van het socialisme zullen verschijnen. Het gemakkelijkst te vatten, is de leider, die de massa opzweept en overtuigt, de redenaar met de gebiedende metaalstem, bij wien pakkende hartstocht de heldere strengheid van de redenering weet te doorvlammen: samengepakte energie van de kinnebak; vastheid van het wilskrachtig hoofd, heel recht, of bij het slot van de rede, achterover geheven, om zijn stelligste hoop uit te roepen; voorhoofd door het binnenst geboetseerd; borende blik; kort gebaar dat de bewijsvoering onderstreept of zich op den rythmus van den zin uitbreidt. Zelfs in zijn rustige houdingen is de kalmte met kracht geladen, als een veer die elk ogenblik losspringen kan. Maar moeilijker is het, zijn innerlijkste, al te veelvormige persoonlijkheid vast te houden. Ik volg hem sedert dien tijd, nu meer dan veertig jaar geleden, toen de jonge burgerszoon, voor wien een zogenaamde ‘schitterende loopbaan’ openlag, vastberaden dien weg verkoos, waarop geen onmiddellijk succes te | |
[pagina 589]
| |
aant.verwachten viel: den harden strijd voor de onterfden, - en het genot, door de stompzinnigen te worden gehoond. Hij is niet veranderd. Ik heb gezien, hoe getrouw hij bleef aan het lot dat zijn geweten hem beschoren had, - zelfs wanneer hij tegenover de meerderheid van zijn partij stond, - onwrikbaar getrouw aan die enige werkelijkheid die ons leven verder dan ons zelf uitstrekt: een ideaal. Ik heb hem met hetzelfde toegewijde geloof zien zorgen voor de kleine dagelijkse karweitjes van zijn zending. Zoals allen die met hem verkeerd hebben, heb ik den rijkdom mogen schatten van zijn wonderbaar bewerktuigde natuur, de verbazende cultuur van den geleerde, den kunstenaar en den staatsman, zijn ongelooflijke werkkracht, - en zelfs dat ietwat sentimentele in hem, dat aantrekt, al houdt hij het nauwlettend onder toezicht. Maar met dat alles ben ik niet zeker dat ik hem waarlijk ken... Ik was in de gelegenheid, enkele grote mannen na te gaan: wat Vandervelde boven hen onderscheidt, het is, meen ik ten slotte, dat hij, bij al de macht van zijn hersenen, nog zekere gaven bezit, die slechts hoogstaande vrouwen toebehoren. Vandaar in zijn wezen dat uiterst samengestelde, dat een portretschilder ontmoedigen zou. Ik bedoel, dat vele vrouwen over een geheimzinnig instinct beschikken, een vermogen om rechtstreeks het ware te raden, daar waar de rede rondtast; en zijn die dan op den koop toe werkelijk verstandig, wat soms gebeurt, dan worden ze een nogal verwarrend mirakel. Daar is iets van bij Vandervelde: hij is diep, slim en raadselachtig, zoals zij alleen het zijn kunnen. Ge weet nooit of ge hem geheel ontdekt hebt. Terwijl hij zich achteloos | |
[pagina 590]
| |
houdt, werken zijn onzichtbare voelhorentjes vlugger dan gespannen waarneming het zou kunnen. Hij lijkt niets op universiteitsgenoten, zelfs wanneer die niet vervelend zijn, noch op theoretici, hoe groot theoreticus hij ook zijn mag: het verschil ligt niet alleen in zijn dynamisme, dat bij hem alles naar de daad richt, maar in die lenigheid, die hem de nauwelijks voorgevoelde bewegingen van het leven laat meemaken, het ligt in zijn humor, in zijn fijnen zin voor schakeringen, in die onafhankelijkheid des geestes, die hem belet, zich ooit in een stelsel als in een gevangenis op te sluiten. Hij mag zich wellicht vergist hebben omtrent den een of anderen persoon, uit optimisme, maar anders dan de mannen, die alleen op hun rede vertrouwen, zal hij zich nooit geheel vergissen. En wie hem enkel op de tribune gezien heeft, kan dit bezwaarlijk vermoeden: die geweldige mensenleider verrast soms door een bijna vrouwelijke gevoeligheid, en zelfs door dat soort van geheime schuchterheid, die anderen schuchter maakt, en ook door een vreemd verleidelijke bekoringsmacht. Gelijk Lorenzo il Magnifico, dewelke nochtans zeer lelijk was, zou hij zich in de handen van zijn vijanden mogen overgeven, en door ik weet niet welk tovermiddel - nog eens, net als een vrouw, - den meest hardnekkigen haat ontwapenen en voor zich winnen. Dit alles bijeengenomen, in zijn rijke verscheidenheid, dat maakt een grote ziel uit. Maar wie zal van die ziel ooit het portret leveren?
1932 |
|