Verzameld werk. Deel 2
(1951)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 379]
| |
aant.Flaubert vertaaldBestaat er mooier Frans proza dan het proza van Gustave Flaubert? En is er in 't werk van Flaubert iets mooiers dan de ‘Trois Contes’, waaronder ‘La Légende de saint Julien l'Hospitalier’ wellicht het meest die volmaaktheid nabijkomt, die de droom was van zijn leven? Dat een jong schrijver, die vooreerst zijn taal volkomen meester zijn wil, zich oefenen gaat door het vertalen van juist die allerzuiverste taal-wonderen, de ‘Trois-Contes’, dat getuigt voor zijn buitengewoon schoonheids-instinct, maar meteen voor een durf, die erg op halsbrekende vermetelheid gelijkt. Ja, zo maar dadelijk met het hoogste gaan worstelen!... Ik haast me te zeggen, dat Dirk Coster niet, zoals men vooraf van welken vertaler ook vrezen mocht, door zijn edele ambitie bedrogen werd; hij treedt uit dien groten strijd met ere, en gezegend. Beseft gij wat het betekent: Flaubert vertalen? Maupassant, die hem wel kende, vertelt aldus: ‘Obsédé par cette croyance absolue qu'il n'existe qu'une manière d'exprimer une chose, un mot pour la dire, un adjectif pour la qualifier et un verbe pour l'animer, il se livrait à un labeur surhumain pour découvrir, à chaque phrase, ce mot, cette épithète, ce verbe.’ | |
[pagina 380]
| |
aant.Maar daarmee is alles niet gezegd: Flaubert - en dat maakt het den vertaler zo moeilijk! - was diep overtuigd, hij voelde en wist dat de woorden, de klank en de verscheiden rythmen van hun schikking, muzikale eigenschappen hebben, die even gewichtig zijn, even goed tot de uitdrukking van het te-zeggene behoren, als de letterlijke zin. Omtrent ‘Un Coeur simple,’ - een der ‘Trois Contes,’ - schrijft Flaubert zelf in een brief van 1876: ‘J'ai travaillé hier pendant 16 heures, aujourd'hui toute la journée et ce soir enfin j'ai terminé la première page.’ Een voorbeeld van eerbied voor de kunst, dat menig Vlaams schrijver overwegen mag. Dat de vertaler het juiste geluid niet overal zou kunnen treffen is licht begrijpelijk. Reeds de derde zin in ‘De Legende van H. Juliaan’ voldoet niet geheel: ‘en de voet der muren rustte op rotsgevaarten, die steil en grilbrokk'lig tot op den bodem der grachten afdaalden’ (et la base des murs s'appuyait sur les quartiers de rocs, qui dévalaient abruptement jusqu'au fond des douves). Het hardkantige van ‘quartiers de roc’ zie ik niet in ‘rots-gevaarten,’ en in het slot gaat de eenheid van plastiek-en-geluid wat verloren: voelt ge niet, hoe van af die brutale lettergreep ‘rocs,’ die omhoog-staat, de zin, met één machtige lijn - niet met romantische ‘gril-brokk'kligheid’ - naar beneden zinkt, ons dan in-eens duizelig meetrekt in de diepte (qui dévalaient - abruptement -) om met korte en donkere woorden te vallen als een steen in het doffe water (jusqu'au fond des douves)? Het was onvermijdelijk, dat er in de vertaling van den heer Dirk Coster menige plaats zou zijn, die, zoals deze, | |
[pagina 381]
| |
niet bevredigen kan. Maar ik wijs liever op het talent waarmee hij dikwijls Flaubert zeer nabij gekomen is. Men leze b.v. de laatste bladzijden van ‘Herodias,’ te beginnen met den wonderen dans van Salome: Mais il arriva du fond de la salle un bourdonnement de surprise et d'admiration... ‘Maar er kwam van achteruit de zaal een gonzing van verrassing en bewondering gestreken...’ ...Puis elle se mit à danser. - Ses pieds passaient l'un devant l'autre, au rythme de la flûte et d'une paire de crotales: ‘Dan ving zij te dansen aan. - Haar voetjes schuifelden elkander na, op den rythmus van fluit-geluid en klapper-paar.’ ...Elle se renversait de tous les côtés, pareille à une fleur que la tempête agite: ‘Zij stortte zich over naar alle kanten, gelijk een bloeme storm-bewogen.’ Het slot is prachtig weergegeven, met zijn innigfeestelijken, grootsen eenvoud: A l'instant où se levait le soleil... enz. ‘Ter stonde dat de zonne verrees, kwamen de twee mannen, eertijds uitgezonden door Iaokanann, aanzetten met het zoolang verbeide antwoord. Zij vertrouwden het aan Phanuël toe, die erdoor in verrukking geraakte. Dan wees hij hun het sombre voorwerp, op den schotel, tusschen de overblijfselen van het feestmaal in. Een der mannen zeide hem: “Troost u! Hij is de dooden gaan verkondigen Christus' komst!” En de Esseeër begreep nu die woorden: “Ik moet dalen, opdat hij stijge.” | |
[pagina 382]
| |
aant.En zij ge-drieën, hebbende genomen het hoofd van Iaokanann, gingen óp naar Galilea. Daar het zeer-zwaar was, droegen zij het om beurt.’ Hier vind ik slechts te vitten op ‘sombre’ voor ‘lugubre’ (il leur montra l'objet lugubre) en op het kort-neervallende van den slot-zin. Flaubert heeft zelf eens gezegd, - zo vertelde Zola, - dat hij lang naar het bijwoord heeft gezocht, waar het stuk op eindigt: Comme elle était très lourde, ils la portaient alternativement. En met dat ‘alternativement’ was hij zeer ingenomen: het was een laatst, breed akkoord, en gaf den rythmus weer van den zwaren gang. Bij al het mooie dat deze vertaling den lezer biedt, die niet grondig genoeg Frans kent om van 't oorspronkelijke naar behoren te genieten, en bij al den liefderijken ernst, waarmee de heer Dirk Coster zijn werk volvoerd heeft, wil ik hem niet lastig vallen met enige vergissingen die er in geslopen zijn: b.v. blz. 5 is ‘rendait la justice’ niet ‘bewees recht,’ blz. 12 is ‘malice’ niet ‘boos bedrijf,’ blz. 13 is ‘déduit’ niet ‘kronkelverloop,’ blz. 14 is ‘sonore’ niet ‘welluidend,’ blz. 15 is ‘motte de gazon’ niet ‘grasveld’...) Maar wel heb ik enige principiële bezwaren tegen zijn vertalingstrant: Het is al zeer bevreemdend, dat de verdeling in alinea's bijna op elke bladzijde gewijzigd wordt. Flaubert wist toch wel, waarom hij hier vele zinnen tot één blok samenbracht, en verder weer één zinnetje afzonderlijk liet staan. Hij wist waarom hij achter een woord, dat zijn vollen klank moest geven, een anderen regel begon. Waarom heeft de heer Dirk Coster zo dikwijls de schikking eigenmachtig veranderd, zonder dat we één ogenblik | |
[pagina 383]
| |
aant.de reden daarvoor kunnen gissen? Integendeel: als b.v. Herodes Antipas zich het bevel heeft laten ontrukken, om Iaokanann te onthoofden, dan komen in den oorspronkelijken tekst vijf kort-afgesloten, alleenstaande zinnetjes, waarin men de spanning voelt, de beklemde stilte: waarom scholen die in de vertaling tot drie volzinnen bijeen? Terwijl wat verder de beschrijving van het hoofd, één alinea, door den vertaler in drieën gekapt wordt? Ik weet er niet veel over te zeggen, omdat ik het eenvoudig niet begrijp. Maar de essentiële fout van Dirk Coster's proza, - ik bedoel: als vertaling van Flaubert, - die ligt hierin, dat er meer in getracht wordt naar het nauwkeurig weergeven van elk détail, dan naar de klassieke zuiverheid van Flaubert's taal, die bij dezen het geheel streng beheerst. Het is een gewoon geval, dat Noord-Nederlandse schrijvers en critici meer letten op de bijzonderheden, waar men afzonderlijk van genieten kan, dan op de pure schoonheid van den bouw, - pure schoonheid die, overigens, in elken zin terug te vinden is. Maar daarvoor ook moeten ze een open oog hebben, als ze naar den groten Flaubert kijken. En zo ik het gebrek aan soberheid in het gebruik der stijlmiddelen als een zwakheid van onze tegenwoordige Nederlandse letteren aanzie, dan vind ik het bepaald hinderlijk, dat die reus van Flaubert hier soms aangetast schijnt door die ziekte van het fragmentarisch sensitivisme. Ik doorblader weer zijn briefwisseling, en daar treft me een merkwaardige uiting, die me in deze critiek juist | |
[pagina 384]
| |
aant.te pas kan komen, en zo gelukkig klopt met hetgeen ik zelf voel. Want ik zal nooit vergeten, hoe, op de Atheense Akropolis, de schoonste Griekse geest het zuiverst tot mij sprak, niet uit Parthenoon of Erechtheion, maar uit het weinige dat er overblijft van de Propyleeën. En nu zie ik dat Flaubert, ruim vijf-en-twintig jaren na zijn Griekse reis, schrijft aan George Sand: ‘Je me souviens d'avoir eu des battements de coeur, d'avoir ressenti un plaisir violent en contemplant un mur de l'Acropole, un mur tout nu (celui qui est à gauche quand on monte aux Propylées). Eh bien! je me demande si un livre, indépendamment de ce qu'il dit, ne peut pas produire le même effet? Dans la précision des assemblages, la rareté des éléments, le poli de la surface, l'harmonie de l'ensemble, n'y a-t-il pas une vertu intrinsèque, une espèce de force divine, quelque chose d'éternel comme un principe?’ Welnu, die klassieke schoonheid van den fijnen eenvoud is er doorgaans bij Flaubert. Maar ik mis die al te dikwijls in Coster's vertaling. Flaubert heeft nooit de taal geweld aangedaan om een effect te bereiken; jacht op effecten heeft hij gans versmaad; zijn proza leeft in marmer-klaarheid. Maar dit Nederlands zit vol effecten. Bij voorbeeld: willekeurige verwringing van den volzin (blz. 4: De grachten vol water stonden; zwaluwen hun nest bouwden in de scheuren der kanteelen’... en passim); nodeloos aandringen op bijzonderheden, door punctuatie, accenten, afkappingstekens, streepjes, allerlei typografische middeltjes, die Flaubert niet gebruiken wilde om daarmee den lezer attent te maken op zijn | |
[pagina 385]
| |
aant.bedoelingen, daar hij het als een gebrek aan smaak voelde, als men den lezer de schoonheid van het détail onder den neus duwt; eindelijk, overlading van den natuurlijken rythmus door te zware, te artistiek saamgestelde woorden. Als ik op dit alles wijs, dan is 't niet alleen uit liefde voor Flaubert, maar ook omdat ik tot den heer Dirk Coster zeggen wil, hoe jammer het ware als hij, met zijn waarlijk zeer grote stijlgaven, nu niet dichter bij den groten, zuiveren eenvoud van den Meester beproefde te geraken.
1907 |
|