Verzameld werk. Deel 2
(1951)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 190]
| |
aant.Frans Netscher over de Vlaamse OntwakingIn Hollandse tijdschriften verschijnt er thans nogal veel Vlaams werk. Hollandse uitgevers beginnen er naar uit te zien. Stijn Streuvels zet zijn triomftocht door Holland voort. En Frans Netscher, in het Januarinummer der Hollandsche Revue , stelt nu vast dat Vlaanderen ontwaakt is. Maar van die ontwaking - het Vlaamse ‘réveil’ noemt hij dat, - geeft hij de zonderlingste voorstelling. Er lopen daar beweringen onder, die we maar dadelijk bij den kraag moeten vatten, anders zullen we die overal aantreffen. Die ontwaking, dat ‘réveil’ als ge wilt, zou 't werk zijn van wat hij ‘het geslacht van 1900’ noemt... En dat geslacht van 1900 zou rechtstreeks uit De Nieuwe Gids voortgesproten zijn... Dit is voor Frans Netscher zo klaar als een klontje. Maar, maar, - niemand hoeft hier de trompet te blazen: wij zijn al zeer langen tijd wakker; en wel wakker! Zakelijk geantwoord: de zuiverste en oorspronkelijkste stem die over ons land klonk was die van Guido Gezelle, ons aller meester. Hij verpersoonlijkt de Vlaamse herwording. Meer dan een derde van zijn werk ontstond vóór 1860. Zijn leerling Hugo Verriest schreef | |
[pagina 191]
| |
aant. Avondrust in 1877, en werkt thans nog meê aan het tijdschrift der jongeren, Van Nu en Straks . Een leerling van Verriest was Albrecht Rodenbach, gestorven in 1880, die met Pol de Mont, lang vóór De Nieuwe Gids bestond, hier ‘réveil-tijdschriften’ uitgaf, en eigenlijk is het zijne traditie, die wij nog voortzetten. In 1889 kraaide met leutig jeugdige geestdrift een tweede Jong Vlaanderen . Al viel het, de geestdrift brandde verder, en dáár kwam Van Nu en Straks uit, in 1893. Maar toen had Buysse al zijn ‘Biezenstekker’ gemaakt, en verzen van Prosper van Langendonck verschenen sedert 1883. Van 1887 zijn er al die even goed mogen heten als het beste wat in Holland toen voortgebracht werd. Wat heeft ‘het geslacht van 1900’ hiermeê te maken? Het ligt aan ons niet, zo 't Hollandse publiek eerst nu van al dat leven wat gemerkt heeft! Van Nu en Straks heeft verspreide krachten tot broederlijke samenwerking verenigd: de Vlaamse ontwaking is niet uitsluitend zijn werk. Maar al ware 't nu zo, dan nog zou men heel bepaald mogen tegenspreken, dat die ontwaking onder den invloed der Nieuwe-Gids-beweging heeft plaats gehad. De stichters van V.N. & S. stonden het dichtst bij de Frans-Belgische schrijvers, - geen Walen, zoals Netscher meent, maar bijna allen verfranste Vlamingen; - zij zijn opgegroeid in dat kunstleven, dat vanBrussel uit ons Beotië bevrucht heeft, en waarin de grootste rol toekomt aan La Jeune Belgique, Les XX, en de volksconcerten van Dupont. Daarom wil ik nu zeker de betekenis, welke De Nieuwe Gids voor ons gehad heeft, niet geringschatten: de Noord-Nederlandse beweging | |
[pagina 192]
| |
aant.is ons een gewichtige ruggesteun geweest, zij heeft ons meer vertrouwen gegeven in onze eigen uitdrukkingsmiddelen, meer moed om in ónze taal te beproeven wat de Jeune Belgique hier gedaan had. Verder mag het van twee onder ons - meer niet, - wellicht beweerd worden, dat zij vooral door de lezing van Nieuwe-Gids -proza hun taalgevoel hebben gezuiverd: van de Bom en van mij. Netscher zegt ergens dat ‘ Vermeylen, de patriarch en alhoeder van jonge Vlamingen’ - den Goden zij dank! ik ben een der jongsten van de hele bende!-‘regelrecht van onder de vleugelen van Willem Kloos gekomen is.’ Daar kan ik moeilijk zelf over oordelen. Maar 't zou maar weinig bewijzen: want de waarheid is, dat mijn vrienden veel meer invloed op mij hebben gehad, dan ik op hen. De gedachtengang onzer critiek is niet die van De Nieuwe Gids. De motieven onzer kunst zijn niet uit Holland overgewaaid; dat moet in 't bijzonder opgemerkt worden voor Van Langendonck, die ietwat Kloos'se sonnetten dichtte, lang voordat hij Kloos te lezen kwam. Van Langendonck, de Bom, Hegenscheidt, hebben eerst en vooral hun eigen leven uitgebeeld, in den passenden vorm. Welke lectuur is daarbij van overwegende betekenis geweest? Voor Van Langendonck: Vondel, enkele Vlamingen, de Franse romantiek, Hélène Swarth, Platen. Voor Buysse: Maupassant en Zola. Voor Hegenscheidt: Goethe, Shakespeare, Wagner. Voor Streuvels: de Oud-Vlaamse dichters, Gezelle, Tolstoj, Dostojevski, Andersen... Maar geen Nieuwe-Gidsers! Dat Van Nu en Straks geen uitloper van De Nieuwe | |
[pagina 193]
| |
aant.Gids is, dat er naast de Hollandse letterkunde, ook een uit den Brabantsen grond opschoot, en nog ene andere in West-Vlaanderen, dat de ontwaking in verschillende streken te gelijk heeft plaats gehad, ziedaar juist wat ook den Noord-Nederlander moest verheugen. Want het bewijst dat er thans een werkelijk Groot-Nederlandse literatuur aan 't worden is. En dat onze ‘jonge richting’ aan diepere stromingen gehoorzaamt dan doorgaans wordt vermoed.
1901 |
|