Verzameld werk. Deel 2
(1951)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 155]
| |
aant.In Memoriam Guido GezelleBrand los, mijn hert, van al dat uw
gevlerkte vlucht ombindt;
brand los van kot en ketens; nu
de weenende ooge ontblind!
Brand los, mijn ziel, 't is nu, 't is nu
dat de hemelvaart begint!...
Die mond zal zwijgen voortaan... De dood kwam stil en zacht dat zuivere leven besluiten. Die zoetgevooisde mond, met den bedroefden plooi, dat zo levendig gezicht, schuchter, maar met een eigen strenge zekerheid in zich, - dat deemoedig maar edel hoofd, dat al de schoonheid van Vlaanderen in zich droeg, - het zal nu in de gedachtenis der mensen geprent blijven, met dien blik, met dien plooi, onveranderlijk, sinds de klaarte van den dood er is over gekomen. Liefderijke grijsaard met het onwankelbare hart, - met zoveel leed verzegeld in dat hart, welks frisse bronnen heel het land omspoelden onder tintelend stralenspel!... Hoe gevoelig ook, - er waren hoogten in hem, waar de kwaadaardigheid der middelmatigen niet meer kwetsen kon: 't is het rustige avondlicht dier hoogten | |
[pagina 156]
| |
aant.dat hem nu geheel omgeeft, voor eeuwig. En van alle torens mogen de doodklokken hem uitluiden, er klinkt over dat schone volle leven als een ver triomf uit haar bronzen kelen. Voor Gezelle is er geen dood voortaan: zijne zielemuziek zal zich overal uitspreiden, en nieuw leven zal er altijd uit wellen. Schijnen zij ook het thans niet te voelen, die onrechtvaardig geweest zijn tegenover hem? Waarom moest Guido Gezelle eerst in den dood zegevieren? Brugge,Kortrijk, richten hem standbeelden op, er zijn plechtige betogingen van stadsbestuur, geestelijkheid, Academie... Maar die onbekende vrienden, waar toch waren zij, toen hij nog leefde, die fijnstbesnaarde aller kunstenaars, die wel door gans het Westvlaamse volk gelezen werd en herlezen, maar het in zijn priesterambt kwalijk kon brengen tot onderpastoor, en door de critiek gedurende bijna veertig jaar genegeerd werd? Wat ook die onverwachte bewonderaars in hem zullen verheerlijken, den katholiek, den geleerde, den flamingant: Gezelle was en is, eerst en vooral, de grootste dichter van Vlaanderen. Zorgen wij nu, dat hij eerst en vooral als de grootste dichter van Vlaanderen gehuldigd worde! Al lang genoeg heeft ons volk, boven alle officiëlen en critici, in Gezelle's Werk leren voelen, dat het Vlaamse land en de Vlaamse ziel een bijzondere op zich zelf levende schoonheid dezer wereld is; een schoonheid, waarin wij allen elkaar kunnen herkennen en liefhebben.
1899 |
|