Verzameld werk. Deel 2
(1951)–August Vermeylen– Auteursrecht onbekend
[pagina 23]
| |
aant.Ontwikkelde LuiOntwikkelde lui, voor u wil ik heden wat schrijven. Het is waarachtig geen edel werk, maar uw zaagje van de ‘genietbare’ literatuur begint ons te sarren: we ontmoeten nu overal, langs de kolommen van onze bladen, om alle hoeken van onze tijdschriften, uw wijs gelaat, - en uw verwaande scherts, uw hechte onwetendheid, uw joviale bekrompenheid worden te luidruchtig. Daarom deze moedwillige gedachtetjes. De ‘ontwikkelde mensen’ zijn het verst afgelegen van de Kunst. Zij hebben niets gemeens met de Kunst. We leven onder zulk een oceaan van leugen, dat we de leugens voor waarheid gaan houden. Als ontwikkelde lui hunnen mond opendoen, ontrollen zich daaruit lange linten van leugens of afgeleefde maffe waarheden. Zij hebben al den poespas van den modernen geest opgeraapt. Zij zijn de veelwetende pontifices, zeker en gerust vastgeankerd in de huidige maatschappij, de grof en tevreden glimlachende snullen, die natuurlijk, organisch, leven in wat Flaubert eens noemde ‘la charognerie contemporaine.’ De leugens hebben onder u gewoond, ontwikkelde mensjes: gij zijt niet vrij; gij zijt de vleesgeworden Leugen. Gij hebt niets te maken met Kunst. Een monsterachtig onderwijs heeft die | |
[pagina 24]
| |
aant.onderwijzerszieltjes opgekweekt, de persoonlijkheid verwurgd, al het jonge dat op eigen benen loopt overrompeld, het eigen-geziene en eigen-gevoelde, het levendgedachte dat opbot in een kindergeest verpletterd, - want een waarheid kan in onzen tijd alleen een opstand zijn. En de ontwikkelde mensen zijn wijs, want zij kennen het mysterie niet meer. Cultuurmensjes, dit zou 'k u in de oren willen knopen en in het brein spijkeren: gij zijt de rationalistische hogepriesters der makke mediocratie, die zich het recht toeëigenen over alles te spreken zonder iets grondig te kennen. Gij hebt noties van een heleboel dingen, maar het Enige dat ge moest weten weet ge niet meer. Dat heeft u verwijderd van de Kunst. Gij hebt niets te maken met de Kunst. Zij nemen steeds den mond vol met woorden als Waarheid, Natuur, Natuurlijkheid, en wat weet ik al. Lieve God! Zij zijn wel de onnatuurlijkste voortbrengselen van het Groot Ongerijmde. In hun geest groeien al de vieze kromme knoestige woekerplanten der conventie, de malse en vetvlezige cactussen der gezond-verstands-waarheden, de gore en garstig-riekende zwammen der eeuwig weer-opschietende holle spreuken; uit de melaatse en vochtige fonguskorst der dogma's kruipen de ontelbare leugens omvangen en omrankt door het viltkruid der formules. En overal slingeren de lianen rond der gemeenplaatsen, en ziehier eindelijk, sponsachtig, wrattig, knobbelig, loodbleek, stinkend, netelig en puistig, het geslacht der ontelbare en veelvoudige vooroordelen. In hen is het natuurlijk Gevoel dood, zij hebben den zin verloren van het Ware. Voor hen is het Ware: | |
[pagina 25]
| |
aant.het aangenomene, de conventie, - en slechts dat is natuurlijk, wat ze gewoon zijn. Wat zij kunst noemen is het allerblindste realisme, of - als ze zéér ontwikkeld zijn, - de artiesterij der ontmande dilettanti en decadenten. Wie nog puur ziet met kinderogen, en de fijnste, grondigste gevoelens weergeeft op rechtstreekse wijze, wie in den volsten zin van 't woord een Mens is, die blijft voor hen apocalyptisch. Juist omdat wij een natuurlijke, ware, fris-gezonde Kunst wensen, zeggen we 't u nogmaals, o ontwikkelde bruten: gij hebt niets te maken met de Kunst. Er bestaat een bijzonder slag van ontwikkelde mensen, - de gevaarlijkste! - die steeds toegevend meelopen, en zij sukkelen de voorhoede achterna van al wie hardnekkig strijden willen om de levende Kunst. Die nu, leggen een zekere genegenheid voor het ‘moderne’ aan den dag, vinden het buitengewone ‘interessant’; ja, af en toe achten ze 't zelfs hun plicht, geestdriftig te schijnen. Maar dan doen ze als een oud karkasachtig huurkoetspaard dat - herinnering aan vlugge jeugd! - dartellustig den wind opsnuift - van waar komt hij? - en vooruit hossebost en tien meters verder blijft stilstaan, lendenlam en deerlijk hijgend. Neen, als ze zich eens laten meesleuren, dan is hun geestdrift als een lucifer die dadelijk uitbrandt. En nooit ontwaar ik in hen een meedogenlozen, onwrikbaren haat tegen het middelmatige. Alles rondom hen en in hen is middelmatig. Wij kennen de weepse boeken die ze aanprijzen, het schandelijk toneel dat ze ophemelen. Zij zijn middelmatig in theorie en in practijk, middelmatig | |
[pagina 26]
| |
aant.in hun aesthetiek, walgelijk middelmatig in hun deugd en in hun weke, verdrietige ondeugd. Zij zijn groot in het goede noch in het kwade. En wat zij ook mogen beweren, zij hebben geen eerbied voor de hoge Kunst. Zij zijn vooral straatgapers, die op de grote banen der literatuur rondslenteren. Och, o ontwikkelden, bekent toch dat de canaillerie der politiek u meer aanlokt. Gij leest dagelijks dezelfde kranten als het gespuis. Verwijdert u van de Kunst. Gij leeft in een andere wereld dan de Dichters, indien het wel leven mag heten, het bestaan van wie niet verlangt naar het eeuwige. Gij hebt vroeger, veel vroeger misschien geleefd, maar met iederen stond gaat ge wat meer dood. Uw woorden klinken een ogenblik in uw schijnwereld, en daarna? Wind blaast door dode bomen, de takken bewegen en schijnen te leven, één ogenblik: talloze stappen gaan met verward geritsel door dorre blaren, en 't geluid sterft uit, en dan is alles weer vergeten. Uw woorden ontmoeten nooit de woorden van de Dichters. Zij leven niet in het hoge, het enige leven, zij zijn dode woorden; en gij allen, gij zijt doden. Gij zijt de menigte waarvan Mallarmé eens zei: ‘Elle aura, dans tous les sens de la fureur, exaspéré sa médiocrité, sans jamais revenir à autre chose qu'à du néant central.’ Gij zijt de zeggers van het nutteloze, de makers van het Niet. En voor u, o ontwikkelde lui, zou de kunstenaar moeten spreken! Ai mij ...: indien hij niet schreef een weinig voor zich zelven, en ook uit liefde voor de Kunst, het Schone, het Opperste Geheim, - indien | |
[pagina 27]
| |
aant.hij niet schreef zoals anderen bidden, - dan zou hij nog liever schrijven voor het volk, de intuitieve zielen, de onwetenden, de nederigen, de kinderen.
1893 |
|