Arnhemse Psalm
Door de vele onverhoedse hindernissen die op een echte feestdag, ook al gaat men drie kwartier te vroeg van huis, de wegen kunnen versperren naar een station, had ik mijn trein gemist, en moest daarom zoals het merendeel der Nederlanders ‘Arnhemse Psalm’ bijwonen via onze radio, welker twee zenders dat epopee der Gelderse hoofdstad, en deze voornaamste muzikale manifestatie van de Vijfde Mei verbreidden over de aarde, tot aan haar grenzen boven de maan.
Er ontging ons niets. In de concertzaal van Musis Sacrum, waar zeven koren en het Stedelijk Orkest op een beperkt podium aan de plechtigheid deelnamen, waren de microfoons zaakkundig afgestemd, zodat elk klank-volumen, het sterkste even goed als het zwakste, ongetroebeld overkwam, met behoud van de werkelijke proporties, zonder enige schade voor de duidelijkheid of de gaafheid van alle stemmen en alle schakeringen.
Met zulk een uitmuntende technische regeling (une fois n'est pas coutume) zou het luisteren ideaal zijn geweest, en te verkiezen boven reële tegenwoordigheid, wanneer de radio, in plaats van haar transmissie te doen voorafgaan door de nieuwtjes van de dag en een praatje over het weerbericht, haar hoorders op een of andere manier een beetje zorgvuldiger had georiënteerd, gemoduleerd naar de bijzondere verbeeldingswereld waarheen dichter en componist ons enkele minuten later binnen-nodigden. Nu moest men dezelfde acrobatische sprong maken (van de straat naar de muziek, van de verstrooiing naar de beschouwelijkheid) als telkens in de concertzaal (daartoe dient de ouverture), maar hier tussen de muren ener kamer, waar iedere mededeling haar volle zwaarte weegt is zulk een plotselinge omschakeling veel moeilijker. Het zou zijn nut hebben dat de radio deze algemene psychologische gesteltenis minder veronachtzaamde als zij uitingen overzendt bij welke het gemoed der meeste hoorders een verwachte en verwekte harmonie ongaarne met ambtenaarlijke onverschilligheid bejegend ziet aan de overzijde van de electrische stroom, waar het getoverde ontspringt.
Vorm en gestalte geven aan de stormige, orkanische gevoelshaard die de gebeurtenissen van September 1944 bij alle mensen achterlieten, was voor Jan Engelman het uiterst lastige probleem dat hij had op te lossen, toen het Arnhemse Gemeentebestuur hem de opdracht verstrekte tot het vervaardigen van een gedicht, waarin, met behulp der muziek, de daden zouden herleven en de gedachten, welke ter wille van hun grootheid een blijvende vermelding waardig zijn in woord en in zang.
Bij Arnhem daalde destijds een leger van tien duizend parachutisten, Engelse en Poolse, die daar gelijk de helden van Leonidas, hun Thermopylae vonden en hun graf. De dichter, ziener geworden door vrienden rondom wier woning deze nederkomst uit de hemelen plaats greep, koos als centrum zijner aandacht de 91ste psalm, welke in een kerk was afgelezen voor de verdrukten, in een schuilkelder was gebeden voor de bezwijkende gewonden. Het is een der oorlogspsalmen, geschreven om de beklemde zielen aan te sporen tot een paroxisme van onwrikbaar betrouwen op God. Engelman maakte een geparafraseerde vertaling van deze extatische schreeuw uit de afgronden, en rangschikte de vier strofen in een episch-dramatisch verhaal van de krijgsverrichting, waar zij optreden als de reizangen in een antieke tragedie. Het idee is goed, en groot, om zo de lijnen van het tijdelijke te verlengen naar het altijddurende, en beider perspectieven te leiden naar hetzelfde punt van vergezicht, het hoogste en het ruimste dat wij denken kunnen onder onze schedel. De bewerking van het idee, zowel litterair als compositorisch beoordeeld, is voortreffelijk en rijk aan muzikale mogelijkheden. Te rade gaand bij mijn persoonlijke neigingen, zou ik een meer directe, minder redenerende, een meer apodictische beschrijving en zegging gewenst hebben. Doch zoals het gedicht uitviel, bevat het voor een componist ongetwijfeld alle motieven om in gelijkwaardige muzikale termen te antwoorden op de verzen en de bedoelingen van de dichter.
Ik geloof ook wel dat het Herman Strategier lukte de intonatie te vinden welke ieder pakken zal en ieder zal terugvoeren naar dat exalterend verleden, die van nabij het Arnhemse drama heeft meegeleefd. Voor wie in het eigen lichaam een schokkende ervaring mee dragen van heil en onheil, welke haar diepe kerf grifte in het geheugen, is een lichte aanroering van het gebeurde, een kleine toespeling reeds voldoende om de vroegere gewaarwording weer te laten oplaaien met dezelfde hevigheid, die nog inniger en sterker zal schijnen achter het floers der geheime tranen, waardoorheen wij terugblikken naar voorbije vreugde, voorbij verdriet. Ik kan mij zonder moeite voorstellen dat de getuigen der tragedie tot in hun gebeente werden geraakt door die montere evocatie van trippelende trekvogels in de herfstlucht, het vreedzame, lieflijke kabbelen van de Rijn, als op een boottochtje met de Loreley, het neerdwarrelen der blanke valschermen, de witte sneeuw die zo aangrijpend verhullen kan wat men bemind, wat men verloren heeft, en nog door menig ander episodisch tafereel der handeling gelijk Strategier het schilderde in tonen, altijd een tikje vluchtig, een tikje gewoon, altijd een greintje te zwak van tekening, te vlak van kleur, te arm aan fantasie, te schraal van accent, te koel van gloeiing. Enkel het eenvoudig vernoemen der dingen die toenmaals wondden en opbeurden, is dikwijls reeds genoeg om de gewijde siddering te hervoelen van de warme liefde waarmee wij in ons ongeluk ze poogden te beschutten.
Mag men zich schrap zetten tegen zulke aandoeningen omdat zij te gemakkelijk veroorzaakt worden? Kan men het? Kan iemand het in wiens lijf altijd ergens een splinter zal blijven steken der kroon van doornen die een vriend te dulden kreeg, een dierbare; of enkel maar een simpel ding waarvan men hield? Voor één keer, waarom niet?
Men bemerkte natuurlijk dat in deze compositie, welke een uur beslaat, slechts het enkele thema van haar begin verdienste heeft. Het is een onvoltooide melodie op een loom wiegend rhythme, door de hobo getint met nostalgie, in de trant van een langzame wals. Zij wordt gebruikt als herkenningsmotief bij ieder der strofen van de psalm, en als bindend bouw-element van de structuur. Men ziet wanneer het werk ten einde loopt hoe zij alleen staat. Er is in de muziek geen dramatisch verhaal gelijk in de tekst. Eigenlijke actie ontbreekt de componist. Zelfs bij de peripetie, waar de dichter zegt: ‘Dan trilt de naald van de balans’, als elk hopen eensklaps kantelt, gebeurt er niets in de muziek. Van de gedeclameerde commentaren, van de solistisch gezongen ontboezemingen wordt de innerlijke gezindheid nooit typerend uitgedrukt en nauwelijks bij benadering gesuggereerd. Men vraagt hier geen realisme. Maar ook niet zoveel vulsels, zoveel stoppers. Ook niet zoveel rhetorische tiraden aan het slot der koren.
Terwijl we luisterden heb ik dit criterium laten varen. Het viel me zwaar het te hervatten. Doch ik dacht: hoe beter wij ons herinneren, hoe beter wij zullen doen.