Concert voor altviool
Niet dikwijls worden mijn muzikale wensen verwezenlijkt, maar die ik vormde, anderhalf jaar geleden, terwijl ik Klaas Boon alt-viool hoorde spelen: dat iemand onzer componisten een concerto voor hem zou schrijven, - die tenminste ging in vervulling. Hans Henkemans heeft het gedaan. En wij hoefden niet eens te wachten op de première, want Henkemans heeft de wind in de zeilen, hoe hij ook waait, hetgeen gerekend mag worden tot een der bijkomstige talenten van de veelzijdigst begaafde onzer tijdgenoten.
Tevoren had een gerespecteerd vakman mij de nieuwe compositie met opgewektheid aangekondigd als een doorbraak. Het bleef de vraag wat ik onder die omnivalente term moest begrijpen, en daarover liet hij me vrijelijk fantaseren. De buitengewone dingen gewoon zeggen, en de gewone dingen buitengewoon, zoals de meesters van voorheen het verstonden, dat zou al een hele doorbraak zijn. Het onbewuste deel van ons wezen bevrijden uit de boeien waarmee ons intellectualistisch weten het beknelt, ziedaar een andere, dringend nodige doorbraak. Alle tekens min, die sinds veertig jaar het voorzienige hart belasten van de kunstenaar, bij toverslag omzetten is tekens plus, dat zou een derde doorbraak zijn, gelijkstaand met een opstanding. Opeens wederom die oude, innerlijke zon te laten herschijnen met heel haar deugd, welke nog verkwikt, ook als zij zwart is van de melancholie - welk een doorbraak! Een gestalte en een uitdrukking te hervinden, te herontdekken van de mens en van de dingen, een gestalte, een uitdrukking die elke twijfel opheft, die aan de mens het geloof hergeeft in zichzelf - ziehier een vierde doorbraak, welke tot de mogelijkheden behoort omdat wij allen haar verwachten. Elke komt op hetzelfde neer: van gedachte verwisselen. Het probleem is niet van materiële, niet van technische aard. Met de techniek en met de materie doen wij naar verkiezing. Het probleem is van psychische en psychologische aard. Wij moeten alles anders, radicaal anders leren aankijken. Zonder omwegen. Zonder omhaal. Op de man af.
Het zou best kunnen dat Henkemans in zijn nieuwe werk naar een dergelijk doel onderweg is. In de toelichting, weliswaar, welke hij bij de gemaakte muziek schreef, wordt over de eigenlijke impulsen waardoor hij zich richten liet, met geen woord gerept. Deze drijfveren nochtans zijn te achterhalen, te analyseren, te definiëren, zeker door een kunstenaar wie het mechanisme der psyche zo vertrouwd is als aan Henkemans. Hij begrensde echter zijn commentaar tot een retrospectief zelf-onderzoek betreffende de lijnen waarin zijn muzikale gedachte zich cristalliseerde. Hij doet dat met de soort van wetenschappelijke droogheid en stugheid die een kwart eeuw terug door Pijper werden ingeluid. Ik heb er zeer weinig baat bij gevonden en vermoed dat het de overige lezers eveneens zo vergaan is. Om de waarheid niet te verbloemen ontsnapt mij de zin van zulke structurele beschouwingen voor meer dan de helft, en wanneer ik hem vat laat hij mij volslagen onverschillig. Zij brengen mij geen stap dichter tot het begrip van een muziek. Wanneer ik langs de weg der abstracte ontleding een muziek wil benaderen heb ik minstens een paar uren nodig, liefst een hele dag. Hoe zal de niet-deskundige hoorder de omslachtige, hermetische uitleggingen verorberen, waarvan hij in enkele minuten moet kennis nemen? Wat voor nut kan daarin steken? Het zal hem hoogstens verbouwereerd stemmen en afschrikken. Het zal zijn ontvankelijkheid in geen enkel opzicht verscherpen of openen. Hij zou er misschien dienst van hebben als het schematische cardiogram dat Henkemans opstelde, hem in een helder beeld de curve gaf van de hartbewegingen welke zich zullen voordoen in een compositie. Maar ook hieromtrent krijgt hij geen klaarheid, en nog minder zekerheid, want Henkemans zelf toont zich in het ongewisse over de afloop ener handeling die hij in te vage termen suggereert.
Allereerst op het onveilige terrein van de verhouding tussen componist en hoorder, dat met een menigte hindernissen langzamerhand versperd raakte, zou een doorbraak wenselijk zijn. Uit de moeite waarmee Henkemans de woorden koos van een exegese die hij toch onmisbaar acht (daarvoor is hij realist genoeg) meen ik te mogen afleiden dat hij op hete kolen zat, dat het verklankte onderwerp hem de lippen brandde. Ongetwijfeld is het zeer moeilijk, en ook niet aangenaam, en zelfs hachelijk, om een onbekende hoorder als confident binnen te voeren in een intieme gevoels- en verbeeldingswereld, die uzelf dikwijls versluierd schijnt. Men schroomt, men huivert daarvoor. Dat is een kwestie van wennen. Wat doet een dichter, wat doet een schilder? Meent iemand, dat de groten onder hen, de oprechten, zonder remmen geboren worden? Zij vergeten hun remmen, zij doen alsof er geen remmen bestaan. Valt het gevoelen dat in muziek een uitlaat krijgt minder gerieflijk te bekennen, is het meer inavouable dan het gevoelen dat zich onverholen uitsprak in een aantal der beroemdste verzen? En nog iets anders: Hoe lang zou het hebben geduurd alvorens de mensen toegankelijk werden voor de hoogste regionen der muziek, wanneer de tekst waarop zij werd gecomponeerd, hun niet een aanwijzing had verschaft? Hoe lang zou het hebben geduurd alvorens de mensen raad wisten met iemand als Beethoven, wanneer hij niet de achtergronden, de beweegredenen zijner psyche met enkele summiere, maar doelmatige bewoordingen had aangeduid? Of Berlioz, of Wagner, of Debussy? Toen stond de muziek nog midden in het leven. Zij strookte nog met de globale gedachtengang, met de normale mentaliteit der mensen. Hoe ver staat zij daar tegenwoordig buiten! Hoeveel noodzakelijker werd een verbindende inwijding?
Tegen wil en dank moet ik ervoor uitkomen, dat ik ongeveer de klank en zijn evoluties heb kunnen volgen van Henkemans' altconcert, zijn vormelijke verschijning, doch dat ik omtrent de interieure geschiedenis die het vertelt volkomen in het duister tast. Want zijn compositie heeft een handeling welke zich min of meer geleidelijk toesnoert en ontknoopt in de dialoog tussen orkest en solist waarmee het verhaal eindigt. Maar ik weet niet welke. Ik kan haar niet eens gissen. Ik vermoed bij 't abrupte slot een catastrofe. Er schijnt iets of iemand na diverse wederwaardigheden te worden verpletterd. Maar is deze indruk juist? Ik kan eraan twijfelen. Omdat ik hem niet zou kunnen motiveren wijl hij mezelf overrompelde zonder dat ik begreep.
Technisch beschouwd is het stuk opgebouwd in het mooiste, geraffineerdste, kleurigste, doorzichtigste materiaal van geluid. Klaas Boon heeft het vertolkt met een expressiviteit die even bewonderenswaardig was als zijn toon en de kundigheid van zijn spel. Het orkest en Kubelik schenen de muziek zeer toegedaan, en Henkemans verheugd over een medearbeid in zo goede verstandhouding. Ik had wel in die heldere stemming willen delen.