Bijdragen aan De Groene Amsterdammer (juni 1946-juli 1956)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdDat is bedreigdAls niemand wil spreken over waaraan ieder denkt, als niemand zegt wat er eigenlijk mee gemoeid is wanneer wij de energie van het atoom gebruiken met verderfelijke doeleinden, als niemand verwittigt van de wezenlijke belangen dezer zaak, geen staatsman, geen parlement, geen koning, geen president, geen priester, geen bisschop, geen opperpriester, geen geleerde, geen philosooph, geen kunstenaar, geen dichter, als niemand duidelijk beduidt waarover het hier in feite gaat, wie moet dat dan doen? Ik weet het niet. Ik vroeg het me af, en het pijnigt mij al sinds de vele, vele maanden dat er uit de wereld der ideeën en gevoelens niets mij nog bereikt zonder de waarschuwing ener innerlijke stem die mij angstig toefluistert: Dat is bedreigd.
Toen ik las van de visser Kuoboyama, die stierf omdat hij op honderddertig kilometer afstand van het centrum ener explosie gewond raakte door neerdwarrelend stof, trok mijn gedachte instinctmatig een cirkel rondom het middelpunt Utrecht, en de woorden verscheurden mij: Dat is bedreigd. De omtrek bestreek mijn ganse land, het land onzer vaderen. Met alles wat er leeft. Met alles wat er geleefd heeft. Met zijn verleden, zijn heden, zijn verre toekomst. Er zal niets gespaard blijven, geen brons, geen steen. Er zal niets resten in die cirkel van tweehonderdzestig kilometer middellijn, zelfs niet de herinnering aan wat er geweest is. Daar is binnen die cirkel geen wijkplaats voor de mooie, dierbare dingen welke getuigden van ons hart. Maar die schade der verwoesting zou misschien nog te dragen zijn, hoewel het peinzen erover mij reeds doorboort. Daar is echter binnen die cirkel ook geen toevlucht voor de mensen. Geen bescherming. Geen beschutting. Nergens. Geen ontsnapping. Geen genade. Voor niemand. Men heeft er niet eens de tijd gehad om te hopen op genade. In die cirkel worden allen gelijkelijk geslagen. Allen treft hetzelfde oordeel. Er is in die cirkel geen Onschuld. Er is in die cirkel geen verschil meer tussen rechtvaardigen en ongerechten, geen onderscheid tussen goeden en kwaden, geen loon of straf naar verdienste. Er is geen Recht meer en geen Rechter. Er is geen maat meer en geen meter. De aarde keerde daar terug tot de toestand van de chaos, toen Hij nog niet gesproken had. Die, volgens de theologen, toen Hij de hel instelde, boven de liefde verkoos het Recht. Dat is bedreigd. Daar helpt geen geroep meer uit de diepte.
Het is beter nu te sidderen dan straks, als het te laat kan zijn. Ik heb slechts vijftien van die cirkels te leggen over Frankrijk, vijftien over Groot-Brittannië, en deze landen zullen verdwijnen in het niet. Om zulke gebieden te verdelgen met alles wat er ademt, met alles wat hen siert, zullen weldra tien, weldra vijf middelpunten van explosie voldoende zijn. Want zonder ophouden wordt hun omtrek uitgebreid door het technisch vernuft, reusachtige fabrieken werken dag aan dag en de voorraden groeien. Moet ik nog elders cirkelen? Nee. Het is genoeg. Wanneer ergens engelen zweven, zullen zij kermen en krimpen van smart om hetgeen verloren gaat, kreunen van ontsteltenis bij alles wat in een oogwenk vergruizeld wordt en als een wolk van smook wegstuift naar de hemel.
Werd ooit afgrijselijker aanslag beraamd tegen de geest, tegen de lichamen, tegen de ziel, tegen het verstand, tegen de fondamenten van alle geloof, tegen de basis zelf van het menszijn en de menswording? Vergeleken bij deze onbecijferbare gruwelen hebben de grootste moordenaars, de luguberste vernielers der geschiedenis, een Attila, een Tamerlan, een Diengiz Khan, een Hitler geopereerd als stumperige knapen, en hun aandenken blijft vervloekt. Met welke doem zijn wij bezig ons te beladen? Dit is hypothese. Dit is geen fantasie.. De werktuigen voor de mateloze misdaad liggen klaar. Degenen die wij bevelvoerders noemen, hebben gedelibereerd onder welke omstandigheden, onder welke voorwendsels zij de poorten zullen ontgrendelen van het gevangen Vuur, de schroeiende afgrond zullen openen welke alles verzwelgt. Zij hebben reeds besloten tot de onverzoenlijke zonde en verbeiden het uur. Op het plan der gebeurlijkheden is de onzaligste der ideeën reeds onderweg naar haar verwezenlijking. Niets meer dan een monosyllabe, in alle talen even kort, scheidt ons van de daad.
Wie zal dit kunnen lezen zonder ijzen? Maar wie zou mogen zwijgen zonder medeschuldig te worden aan het onvergefelijke? Terwijl de geluiden der straat, de bomen der bloemenmarkten, de winkels en de hele omringende stemming van menselijke vriendelijkheid, liefheid, mij vertelden dat het Kerstmis wordt, verhevigde die stem in mij haar klacht. 'Er is een Kind geboren' zong het eensgezinde hart der wereld. Dat Kind kwam op aarde om aan alle mensen, ook aan de geringsten, ook aan de verstokensten, het besef te geven hunner onprijsbare waarde, om hun te tonen dat elkeen voor de schepper van het zichtbare en onzichtbare Heelal kostbaar genoeg is om het zelfoffer te verdienen van een God. Die zich uit liefde, ook voor de verstotenste, zal laten nagelen aan een kruis. Dat is bedreigd. Gedurende negentien eeuwen hebben wij deze onvergelijkelijke lering slechts in theorie aanvaard. Maar wij lieten het symbool zijn diepe zin. Vandaag ontnemen wij aan die weergaloze verbeelding haar strekking, haar betekenis. Wij ontdoen dat sublieme verhaal van zijn inhoud, van zijn werkelijkheid. Wij degraderen het tot een vergissing. Wij ontkrachten het door een tartend dementi, een honende logenstraffing. Niet enkel in theorie, maar ook reeds in de practijk beroofden wij de mensen, alle mensen, ook de Verhevensten, van het laatste duitje hunner waarde. Met onze nietsontziende, misdadige Vlam blazen wij een levende stad weg, blazen wij een levende provincie weg als een pluisje. Wij hebben de mens, ook de Onmisbaarste, verlaagd tot minder dan een pluisje. Is het Kind dat wij bezingen tevergeefs geboren? Werd de Man van Smarten tevergeefs gekruisigd? Heeft de Vader in de Hemelen zich verrekend? Schriklijke feiten dwingen tot schriklijke vragen.
Kijk naar de horizon wanneer het donker wordt. Weer glanst de Ster der Drie Koningen aan het firmament van de avond tot de ochtend. Herodes zendt zijn soldaten uit. 'Hij poogt d'Onnoozle te vernielen Door 't moorden van onnoozle zielen.'Ga naar voetnoot1) Negentien eeuwen hebben geschreid om deze wreedheid. Dat is bedreigd. Wat wij in koelen bloede voornemen overtreft onnoemelijke malen de gruwel van de wrede Herodes. 'Bedrukte Rachel, staak dit waren!'Ga naar voetnoot2) Het werd nutteloos. De Kribbe heeft tot niets gediend. Wij maakten er een parodie van. Geen wieg en geen moeder zijn nog veilig voor de moordende Vlam, en niemand, noch van daarboven, noch van hierbeneden kan hen beschermen als zij blaast. 'Dauwt, Hemelen, van omhoog, en Wolken, regent de Rechtvaardige!'Ga naar voetnoot3) Dat is bedreigd. De Rechtvaardige staat hulpeloos tegenover een atoom van waterstof, dat wij manipuleren als booswichten. Zijn profeten, zijn apostelen, zijn belijders hebben hem verkondigd voor niets. Wij verloochenen hem door de werken onzer handen, door de bedenksels van ons brein. Hij is gestorven voor niets. Hij is verrezen voor niets. Want de Dood die alles doodt, de Dood die Hij, geboren voor de liefde en het leven, heeft willen overwinnen, wij installeren die vijand als gebieder. De Goede Herder verwijzen wij naar het rijk der fabelen, naast Ammon-Ra, Baal, Zeus, Odin en de overige simulacren. Hij was de Grootste, de Beste, schreven wij op de portieken der duizenden kerken waarvan wij de ondergang bereiden. Wij hebben zijn Woord, waaraan wij ons niet houden, vertaald in zevenhonderdzeventig talen. Dat is bedreigd. Het Woord dat was in den beginne, het Woord dat in God was en dat God was,Ga naar voetnoot4) sloegen wij met machteloosheid. Weeklaag daarover in de zevenhonderdzeventig tongen van de Heilige Geest. Het is aldus. Het is niet anders.
Zo wijd dwaalden wij van huis. Zo laag zijn wij gezonken. Als ik lees dat in een primitieve rots van het Scandinavisch gebergte, welke drie milliard jaren oud is, sporen zijn gevonden van leven, moet ik met beklemming mijmeren: Dat is bedreigd. Toen, dertig millioen eeuwen her, op een woeste, donkere aarde, die leeg zwierf rondom de zon, verwekte een onbekende kracht, met raadselachtige bedoelingen, de kiem waarvan wij allen afkomstig zijn. In tegenspraak tot de alomtegenwoordige, de alleenheersende dood werd een onoverzienbaar nieuw princiep gesteld: het leven. Het ving aan in uiterst kleine afmetingen, in uiterst broze vormen. Drieduizend millioen jaren lang doorliep het de vreemdste, verbazendste avonturen, nam de wonderlijkste gestalten aan, ontelbare gedaanten, de verrukkelijkste en de meest gedrochtelijke, om eindelijk te culmineren in een physisch en metaphysisch ontwikkelbaar wezen, de mens, een schets van de mens. Bij de aanvang van zijn hachelijke reis door tijd en ruimte zonder naam, wist dit zonderling gepredestineerde, half-natuurlijke, half-bovennatuurlijke wezen niets omtrent de dingen, niets omtrent zijn oorsprong, niets omtrent zichzelf, en nog heden vragen wij: Wat is de mens? Wie zich enigszins rekenschap wil geven van wat het is, een mens, overwege dat het aan de Onbekende Kracht drieduizend millioen jaren arbeid gekost heeft, en myriaden experimenten, om een lichaam te ordenen als dat van Pasteur, van Socrates, van Rodin, van Sophocles, van Hokusai, van Mozart, van Cheops, van Plato, van Descartes, van alle overige 'genieën', een lichaam welks honderden onbeschrijfelijk schrandere en precaire organen tot op minder dan een millimicron moesten worden afgemeten ter bereiking van het beoogde doel. Er waren dertig millioen eeuwen nodig alvorens morele personen van de hoogste orde, als Christus, Confucius, Mozes, Boeddha, Franciscus, Ghandi, incarneerbaar bleken. Drieduizend millioen jaren alvorens de gewone mens ongeveer normaal, ongeveer logisch kon beginnen te redeneren. Dertig millioen eeuwen alvorens de kunsten en wetenschappen konden verschijnen tot versiering der aarde, tot verbetering van de omgeving waar de mens zich bevindt, tot completering van zijn eigen gestel, dat niet toereikend is om de onbegrensde verlangens te vervullen zijner inborst. Drieduizend millioen jaren van fantastische arbeid moesten voorbijgaan alvorens de mens een enigszins bevredigende gelijkenis zou verworven hebben met het beeld, dat tijdens zijn langdurige en moeilijke ontwikkeling voorzweefde aan de onzegbare Kracht uit welker denken hij ontstond, tot wiens wording alle energieën van de cosmos hadden samengewerkt.
In deze verwachtingen is die Onbekende Kracht bedreigd. Ondanks de talloze wonderen welke zij verrichte – het wonder Bach, het wonder Beethoven, het wonder Rembrandt, het wonder Spinoza, het wonder Paulus, het wonder Homerus, het wonder Shakespeare (som maar op) – ondanks de verheugendste toekomst waarop zij het uitzicht verleende is die Onvergelijkbare Kracht bedreigd in het voornaamste harer resultaten. Wij stapelen in onze arsenalen de wapenen op, waarmee wij het wonderlijkste kunnen vernietigen en wegvagen dat zij in een uiterst zware arbeid van drieduizend millioen jaren gewrocht heeft. Elk jaar dat wij voortaan schrijven zal die bedreiging vermeerderen, want elk jaar zal ons wapen talrijker en gevaarlijker worden. Er is niet eens een oorlog nodig om het onherstelbare te berokkenen. Er hoeft slechts een ongeluk te gebeuren in de voorraadkluizen, in de fabrieken, bij de proeven. O Einstein, Einstein! Gij hebt beloofd op het beslissende moment – dat gij verwacht – te zullen huilen met al de macht die u overblijft. Dan zal het misschien te laat zijn.
Wij hadden zulk een wapen nooit moeten vervaardigen, zelfs niet in de nood van 1942. Wij mogen zulk een wapen niet behouden. Waarom niet? Omdat dit het eerste wapen is waartegen geen kans op redding, geen afweer bestaat, het eerste wapen tegen welks eeuwen-durende gevolgen geen verdediging kan worden uitgedacht, nu niet en nooit. Voor niemand bestaat er tegen dit zeven maal zeventig maal snode wapen een beschutting. Voor geen enkel levend wezen. Zelfs niet voor de Eerste Beweger (zoals het wonder Leonardo hem noemde) die de eerste gedachte uitzond en het Leven. De Logos zelf, wiens werk wij tenietdoen, wiens onvergankelijke wetten wij schendend vertreden, de Logos zelf staat tegen dit wapen weerloos. Welke menselijke beweegreden zou zulk een verwaten uitdaging kunnen motiveren? Geen enkele. Tenzij de waanzin en het onverstand.
Wij mogen dit wapen niet behouden, ook niet al zouden wij met elkaar afspreken het nimmer te zullen gebruiken. Dit wapen moet niet enkel gebannen worden uit de werkelijkheid, het moet ook, en voornamelijk, gebannen worden uit ons denken. Wat zou dat voor een civilisatie zijn die tot haar instandhouding een wapen hanteert dat onverenigbaar is met elke Theologie, met elke Ethiek, met elke Moraal, met elk Jus? Wat zou dat voor een cultuur zijn, waar de fundamentele, onontbeerlijke beginselen van de geest en van de persoon worden geannuleerd? Wat zou dat voor een beschaving zijn, die alles verguist wat de Wijzen uit het Oosten en uit het Westen sinds mensenheugenis geleraard hebben?
Voor de eerste maal dan sedert Lucifer (als Lucifer geen sprookje is) zou de Vorst der Duisternis wederom realiteit verkregen hebben. Tegen onszelf vellen wij dan een vonnis, waarvoor niemand, Niemand ons zal kunnen behoeden. |
|