Het Brabants Orkest
Er liggen ruim vijf jaren tussen de tijd dat ik Hein Jordans, toenmaals tweede dirigent van het Concertgebouw, een beetje hard heb opgepord, en de avond waar ik hem terugzag aan het hoofd van een orkest.
Hij heeft sindsdien geweldig gewerkt. Het ensemble dat hij bij dit weerzien dirigeerde - Het Brabants Orkest - is bijna van meet af door hem opgeleid, onder zeer moeilijke omstandigheden, als een kind uit het volk dat zijn kost winnen moet terwijl het leert, en hij volbracht die taak met een vastberadenheid, een wilskracht, een geestdrift, een kennis van mensen en zaken, met 'n practisch idealisme tenslotte en nog enkele andere eigenschappen, die niet zonder oprechte lof kunnen worden vermeld. Het is een grote kunst zijn medewerkers goed te kiezen en hij heeft die kunst verstaan. Het was niet gemakkelijk om de bescheiden normen, waaraan elk begin gebonden is, allengs te verhogen, een strenge eis te handhaven, in de vordering nimmer te zwichten, haar te verscherpen bij iedere bereikte étappe. Ook dit lukte hem. Onder talloze beslommeringen. Ondanks menige teleurstelling. Vele malen heeft hij de bittere voldoening gesmaakt dat orkestleden, die hij met zorg en moeite geïnstrueerd had, vertrokken naar beter geclasseerde plaatsen boven de rivieren. Blijkens zijn jongste jaarverslag verloor om deze reden het Brabants Orkest aan 't einde van het vorig seizoen 25% zijner beproefde krachten, welke binnen enkele maanden, en zo onbemerkbaar mogelijk, moesten worden aangevuld. Ook dat nog heeft Jordans klaargespeeld, in de mooiste zin van het woord, niettegenstaande het gevoel van rampspoed, van Sisyphus- en Danaïdenwerk, waarmee bij zulke gelegenheden een mens te kampen krijgt. Overwonnen moeilijkheden rechtvaardigen reeds de bewondering wanneer het doel gemist wordt. Als zij tot een resultaat voeren dat niemand betwisten kan, zijn zij de achting drievoudig waard. Dit is hier het geval.
Ongetwijfeld bezit Jordans de eigenschappen van een doeltreffend instructeur. Deze zeldzame hoedanigheden, die tijdens zijn Amsterdamse functie, waar nog slechts op het hoogste plan te onderrichten valt, uiteraard overbodig en onbenut bleven, openbaren zich op eclatante wijze in de musiceerstijl van het Brabants Orkest. Zonder dat men behoeft te spreken van discipline, is alles volmaakt geregeld. Nergens vindt men een schijn van slordigheid, van nonchalance of laisser aller. Elke instrumenten-groep is uitstekend geoefend, tot in de puntjes afgewerkt. De zuiverheid van intonatie is in alle afdelingen onberispelijk. De rhythmische precisie en de homogeniteit der voordracht zijn buitengewoon merkwaardig. Overal excelleert de klank door duidelijkheid, helderheid, frisheid, evenwicht, afronding, en nergens bespeurt men de studie, de toeleg, welke zulke eminente orde gevergd heeft. Overal behoudt de klank de nodige losheid van beweging, overal verschijnt hij zonder gemaaktheid, zonder overblijfsel van de voorarbeid waarmee die uitmuntende samenstemming verworven werd. In deze opzichten kan het Brabants Orkest de vergelijking doorstaan met al onze andere orkesten. Tot toelichting en verklaring van een deugdelijkheid welke op dit plan zonder voorbehoud geroemd mag worden, citeer ik de langzame introductie van Strawinsky's L'oiseau de feu, en de tremolo-accoorden der strijkers, welke de Berceuse besluiten: twee lastige passages die ik niet dikwijls zo onbetwistbaar perfect (zo doorzichtig en zuiver) gerealiseerd zag.
Het enige tekort dat mij verhindert om het Brabants Orkest zonder aarzeling te rangschikken in de klasse C - naast het Rotterdamse en het Utrechtse - behoort tot de categorie van het ondefinieerbare. In de eenvoudigste termen uitgedrukt komt het hierop neer: alle spelers zijn goed, hun samenspel is uitstekend, maar zij spelen slechts de noten, slechts de tekst, hoewel zij spelen met een toewijding, een overgave aan de muziek, die even onloochenbaar zijn als hun exactheid. Het eerst stoorde mij dit gebrek aan achtergrond, diepgang en draagwijdte in het simpele, innige andante der Sinfonia van Bachs jongste zoon Johann Christian, welke het concert opende. In weerwil van de feilloos expressieve voordracht der hobo-partij, bleef die helemaal adorabele meditatie vlak, globaal, slepend en op het randje van grof. Zulk een gering defect in de psychische werkzaamheid, juist aan de grens waar de emotieve krachten aanvangen, constateert men vaak bij de beroemdste orkesten, en op zichzelf bewijst dat niets, wijl het accidenteel kan zijn. Hier had dat gemis verholpen kunnen, worden met een kleine verlevendiging van de intonaties der violen. Er was geen enkel technisch beletsel. Maar ook in verschillende fragmenten der overige composities die werden uitgevoerd (Beethovens vierde piano-concert, de Haydn-variaties van Brahms) was er menigmaal geen belemmering van technische aard, welke de toegang kon versperren tot de eigenlijke muziek, en toch ontbrak ook daar het tweede gezicht op haar natuur, dat wezenlijke tegenwoordigheid verleent aan haar bedoeling.
Men staat dus voor de vraag waaraan dat gebrek aan diepere medetrilling te wijten is. Het kan zijn dat de dubbele jeugd van het Brabants Orkest, en bovendien de veelvuldige verwisselingen van medewerkers het bezinningsproces vertraagd hebben. Het kan zijn dat een intiemere concordantie met de gedachte der meesters niet onmiddellijk verwacht of verlangd mag worden van een orkest dat zijn eerste lustrum viert en waar de gemiddelde leeftijd der leden de vijf-en-twintig niet ver te boven gaat.
Doch het is ook mogelijk dat de oorzaak van het onvoldragene schuilt in sommige betrekkelijkheden die het talent van Hein Jordans tot nu toe begrenzen. Zeker, tijdens de afgelopen jaren heeft hij zich gunstig ontwikkeld. Voor een groot deel zijn de hoekige en tegelijk massieve gespannenheid en krampachtigheid die hij vroeger had verdwenen. Hij werd vrijer, leniger, onbeklemder. In beginsel echter bleef zijn dirigeren ongewijzigd. Terwijl ik luisterde, frappeerde het mij meer en meer dat zijn slag zich bijna uitsluitend en als 't ware voortdurend beweegt in verticale richting. Deze monotonie, vermoedelijk een uitvloeisel van het nauwgezette, methodische instuderen, wordt niet alleen waargenomen door het oog. Zij heeft eveneens nadelige gevolgen op het rhythme, de cadans, de ganse dictie van de muziek. Een dergelijke slag zal onvermijdelijk en onophoudelijk een stotende nadruk leggen op de eerste tel van iedere maat. Een logische phrasering der melodie is bij dit systeem wel verkrijgbaar. Maar het is dodelijk voor alle nuances, alle accenten die de phrase maken tot een levende melodie welke ongedwongen ademt. Misschien is het signaleren van deze beperktheid voldoende om er aan te ontsnappen.
De bedenkingen die ik te opperen heb betreffende dit debuut van het Brabants Orkest in de hoofdstad, doen ondertussen niets af aan de consequenties welke uit dit optreden mogen worden getrokken. Zowel in zijn actuele technische voortreffelijkheid als ten voordele van een stabiliteit die wijdere vervolmaking zal vergemakkelijken en bespoedigen, zouden de autoriteiten van het departement Kunst ontegenzeglijke motieven kunnen vinden om het Brabants Orkest te promoveren tot de hogere klasse welke overeenkomt met zijn werkelijke verdiensten.
En om de bouw van concertzalen te verhaasten, onder en boven de Moerdijk.