Van Beinum naar Amerika
Een droom, die sinds een eeuw alle Europese kunstenaars heeft voorgezweefd als de slotscène van Faust (toppunt van het bereikbare en beschrijfbare) een droom die nog immer lokt, zoals in de dagen van de fabels de Tuin der Hesperiden, een droom die ondanks de veranderde tijden zijn volle betekenis behield, gaat in vervulling: Het Concertgebouw-Orkest zal met zijn dirigent Eduard van Beinum een lange reis ondernemen naar de Verenigde Staten.
Dit feit op zichzelf (een tournee door Amerika) heeft nog steeds de waarde ener bekroning, ener soort van laatste wijding voor ieder die in Europa naam heeft en zijn roem wenst te bezegelen, te vermeerderen. Deze faam van opperste arbiter is wettig en men vergist zich daarin niet. De Amerikaan was en bleef in kunstzaken altijd de gemakkelijkste maar tevens de moeilijkste van alle beoordelers. Inschikkelijk en toegankelijk voor het gewone, het courante artikel. Niet minder toegankelijk, doch uiterst exigeant tegenover iets en iemand bij wie de maatstaf moet worden aangelegd van de geest. Tussen het intrinsieke en het extrinsieke, het wezenlijke en het schijnbare, trekt de Amerikaan een scherpe grens, en hij handhaaft haar, met een eerbied welke men religieus zou mogen noemen, veel strikter en veel strenger dan wij Europeanen, want hij heeft daar geen andere norm dan het beste, wat hij met een onbedriegbare intuïtie weet te onderkennen. Ongetwijfeld verbruikt hij, evenals wij, talloze hoeveelheden klatergoud en klinkklank. Er is van alles nodig om een wereld te maken, zegt wijselijk de Fransman. Maar de Amerikaan kan zich ook erop beroemen, en met meer recht dan wij, dat hij op het gebied van het intrinsieke nooit een authentieke uiting van schoonheid heeft miskend of onderschat. Dat hij zijn bewondering zonder schroom uitdrukt in een symbool van dollars behoeft niemand te hinderen. De Amerikaan bewijst daarmee eenvoudig dat een kunstwerk hem even dierbaar is als geldelijke schatten en in zulke even onbekrompen als ongehuichelde blijken van achting heeft menig Europees maecenas uit het verleden en het heden zich op een beschamende manier de mindere getoond.
Te verschijnen voor een areopagus die van oudsher slechts het voortreffelijkste toelaat tot zijn bevoegdheid, is reeds een onderscheiding, welke door ieder Nederlander kan begroet worden met voldoening: zowel door de veteranen die in hun jeugd nog de stichting van het Concertgebouw-Orkest hebben bijgewoond als door de generatie van nu, voor wie de arbeid der oprichters met eendere doelmatigheid wordt voortgezet.
Onder de gezamenlijke bestanddelen welke een cultuur vormen, behoort een orkest van nature tot degene die het meest gevoelig zijn, het meest vatbaar voor de diverse wisselvalligheden waaraan een gemeenschap, een natie, kan worden blootgesteld. Wij hebben ze niet te vermelden, want zij leven nog in onze gedachte, de beproevingen die ons orkest te dragen had tijdens de grote beroering van de oorlog, als ware het een regiment der voorste linie. De verliezen, die toen geleden werden, zij zijn aangevuld. Maar als het ons past om een ere-saluut te brengen aan Willem Mengelberg, de grondlegger ener vermaardheid welke dit jaar zal culmineren, het is ook betamelijk om met eenzelfde oprechtheid de verdiensten te erkennen van de man aan wie de zware taak te beurt viel om onder weinig gunstige omstandigheden de aangerichte schade te herstellen, een roemrijke traditie van hoge voortreffelijkheid ongeschonden te bestendigen, en het oorspronkelijke ideaal der stichters niet enkel te bewaken, te bewaren, maar met nieuwe levenskrachten te bezielen. Van Beinum heeft dit gedaan, en ook van dat welslagen is de reis naar Amerika een gevolg, een bevestiging, een afdoend bewijs.
Gedurende deze periode van reconstructie, van renovatie en terwijl hij met een onverdroten zorgzaamheid werkte aan de perfectionnering van het orkest, heeft Van Beinum zich tevens ontwikkeld tot een kunstenaar, die het technisch meesterschap dat hij verworven had door dagelijkse oefening en ervaring, voleindigde met de vruchten ener langdurige bezinning en met de rijke gaven ener persoonlijkheid, wier mogelijkheden niemand nog had kunnen peilen.
In de kiem was hij natuurlijk altijd dezelfde geweest die hij is, maar in de schaduw van zijn illustere voorganger had hij niet de vrijheid gekend om zich onbelemmerd te uiten. Van Beinum is een der zeer zeldzame mensen die het vermogen bezitten om regelrecht in contact te treden met een muziek, met een impuls van muziek. Toen het uur gekomen was om alle inzichten te verwezenlijken die voortvloeien uit deze wonderlijke geschiktheid heeft hij onmiddellijk zijn eigen stijl gevonden. Een stijl die op geen enkele andere lijkt; een stijl die boven elke andere uitmunt door zijn eenvoud, door zijn directheid, zijn zuiverheid, zijn eerlijkheid, zijn waarheid, zijn zekerheid, zijn juistheid tegenover alle schakeringen en graderingen van de expressies en emoties welke een componist te vertolken geeft aan een dirigent: de stijl ener spontane, ingeboren, diepe en altijd ongeveinsde muzikaliteit, waarvan ik totdusverre de grenzen nog niet bespeurd heb.
Voor de ware kunstenaar die hij in hart en nieren is, telt nooit wat hij gisteren of vandaag gedaan heeft, maar enkel wat hij morgen doen zal. Want hij wil zich niet gelijk blijven; hij wil altijd verder, omdat daar het eigenlijke, het enige geluk ligt dat het grijpen waard is, die voelbare tegenwoordigheid der muzikale genade waarin alles zingend wordt. Wij hebben dus niet te duchten dat welke triomf ook of welke lof ook Van Beinum ooit zal deren. Wat ik meer vrees is dat iedere maand welke hij elders verwijlt, verloren zal zijn voor ons.