De Barbier van Rossini
Hoewel het oneindig meer zin heeft om van Rossini's Barbier een operette te maken dan een komische opera van Mozart's Don Juan (zoals Krips deed) kan toch de manier waarop het gebeurde onmogelijk worden goedgekeurd. Zeer tot mijn spijt. Want de mensen amuseerden zich en dat gun ik ze graag. Maar dan niet ten koste van de muziek.
In de Opera moet onder de aesthetische factoren de muziek de voornaamste rol spelen. De muziek moet prevaleren. Vooral bij Rossini. Als iemand zich verbeelden zou dat Paesiello's Barbier (eenmaal wereldberoemd en onmetelijk populair) finaal van het toneel verdrongen is door die van Rossini, en compleet vergeten, omdat de Barbier van Rossini met meer kluchtigheden was opgetuigd, dan heeft hij het glad mis. Neen. De mensen lieten Paesiello schieten omdat Rossini's muziek een aantal trappen hoger stond dan die van zijn voorganger. Heel normaal. Wie me niet gelooft behoeft de twee opera's slechts te vergelijken, en wie niet stekeblind plus doof wil zijn, zal toegeven dat Rossini's superioriteit in alle opzichten van muzikale orde is. Neem de proef eens. Het zal blijken dat Rossini nergens zijn humoristische effecten gezocht heeft in scenische bijkomstigheden maar overal in de muzikale typering zijner personnages.
Het regisseren is bezig een manie te worden, en waarschijnlijk door gebrek aan echte muzikaliteit, aan echte sympathie met de muziek. Misschien waant men ook dat de mensen die overwoekering van grappige toevoegsels (waarvan verreweg het merendeel behoort tot de klasse van August de Domme) nodig hebben omdat zij niet het honderdste part begrijpen van de Italiaanse tekst en niet snappen waarover het gaat wanneer zij niet met de neus erop worden geduwd. Ieder legge dat kwaad uit naar zijn begrip. Maar een kwaad blijft het.
Aan de goede raad van ‘Glissez mortels, n'appuyez pas’, stoorde de regisseur zich nergens en op een gegeven moment sloeg Rosina zelfs de armen om de dikke buik van Bartolo, de jaloerse oude gek, als ware zij een vulgaire allumeuse. In deze grove trant verliep de handeling voortdurend, en men hield het uit. Het werd me evenwel te machtig, toen ik zag dat ook het hemelse duet tussen Rosina en Almaviva (dat een rustpunt had kunnen worden temidden der snakerij, even een open venstertje op de diepe gronden van hun geval) verknoeid werd met plompe koddigheden en verlaagd tot parodie. Ik benijdde de hoorders van eertijds, die nooit geduld zouden hebben dat twee prachtige stemmen daar gedwongen werden te zingen voor niets en niemandal. Staat er niet ergens geschreven dat men de parelen anders gebruiken moet?
Mijn tweede bezwaar tegen deze opvoering der Ned. Opera zou kunnen zijn dat geen der zangers voldoende beheersing toonde in de kunst der coloratuur. Waar de snelle noten een rappe tekst hadden lukte alles nog voortreffelijk, doch waar gevocaliseerd moest worden op klinkers, kwamen er overal gapingen in de melodische lijn. De stembanden zijn niet genoeg geoefend. Dat is een techniek apart, die onophoudelijke studie eist. Men zou dit tekort echter minder gemerkt hebben, of er minder door gehinderd zijn, wanneer de dirigent Alexander Krannhals (in krasse tegenstelling tot de Italiaanse regisseur Renato Mordo) zijn gehele muzikale voordracht juist niet gericht had naar een prijzenswaardige finesse van intonatie en delicatesse van toets, tot in de simpelste begeleidingsfiguren, als gold het Mozart, Beethoven of Wagner. Het is onvermijdelijk dat sommige onvolmaaktheden der stemmen scherper zullen afsteken tegen een orkestraal fond aan welks doorschijnendheid en afronding niets of zo goed als niets ontbreekt. Alleen een strenge zangmeester kan hier de oorzaken van een paradoxale disharmonie wegwerken.
Op zichzelf beschouwd waren de zangers der hoofdrollen van de eerste rang qua stem. Bovenaan Paolo Gorin als Figaro, en Fritz Ollendorff als Bartolo. Naast hen Cora Canne Meyer (Rosina) en Guus Hoekman, Basilio. Ik zou geen onderscheid maken voor Chris Scheffer (Almaviva) als zijn sotto voce niet dikwijls te klankloos geweest was. Dat is misschien zijn schuld niet. Maar toch, het meest van allen heeft zijn magnifiek geluid een harde dressuur nodig.
Naar de decors (te beginnen met het geestige, speelse voordoek) en de costumes van Nicolaas Wijnberg heeft ieder gekeken met een onvermengd plezier. Hoe jammer dat de regisseur niet even muzikaal is!