De verkochte Bruid
De muziek, die Frederik Smetana omstreeks 1866 schreef voor zijn tweede opera De Verkochte Bruid, reikt meestal niet verder dan Mozart en Haydn, wier leven al een grote halve eeuw voorbij was toen hij debuteerde. Hij deed dat opzettelijk, omdat men hem verdacht had ‘Wagneriaan’ te zijn, en om te tonen, dat hij een stuk kon leveren in het gevraagde genre. Het werk is een en al geijkte welluidendheid, het moduleert spaarzaam, orkest en zangstemmen gaan bijna voortdurend samen, de instrumentale kleur bepaalt zich overal tot het klassieke palet, en compositorisch beschouwd, interesseert het geheel slechts zelden.
Behalve de krioelende, wemelende, flonkerende ouverture (een buitengewoon moeilijk, veelgespeeld concertnummer), en behalve de dansen, die naderhand voor Parijs en Petersburg als attractie werden toegevoegd, bevat de Verkochte Bruid ook maar weinig van wat wij tegenwoordig (na Janatsjek, Martinu en andere min of meer folkloriserende componisten) verstaan onder Boheems, Tsjechisch of Slowaaks. Later heeft Smetana zelf met een soort geringschatting op zijn Verkochte Bruid neergekeken, er zich een beetje voor geschaamd en ik zou eer geneigd zijn hem daarin gelijk te geven dan tegen te spreken. Telkens wanneer de vermoeienis der eentonigheid begon op te duiken, hielpen de dansen daar dadelijk overheen. Het eerste bedrijf wordt gered door de Polka. Uit een hoek van dramatische utiliteit bezien, leek het me jammer, dat het tweede opent met de ‘Furiant’ in plaats van ermee te eindigen. Het speet me insgelijks dat de amusante kermisvertoning van de aanvang der derde acte niet terugkomt bij het slot, wat meer aangewezen en veel effectvoller geweest zou zijn dan een traditionele finale met weerklanken uit Beethoven's Fidelio.
Die drie intermezzi (Polka, Furiant en Circus) zijn door Françoise Adret ontworpen in een vrolijke, lenige, jeugdige beweging, los, vrij, juist genoeg gestileerd zonder schools te worden en nog geïmproviseerd te schijnen. Het Opera-Ballet heeft haar instructies uitgevoerd met een naïef, natuurlijk brio, een echt volksfeestelijk élan (zonder zweem van dressuur), en ik geloof dat deze behaaglijke fantasieën voor meer dan de helft zullen bijdragen in een mogelijk succes van de Verkochte Bruid.
Het onderwerp is een beetje mager om het libretto te stofferen, van een komedie. Nauwelijks een novelle. Men zou precies willen weten in hoeverre het ontleend werd aan voormalige landelijke gebruiken om te kunnen uitmaken in hoeverre de regisseur (Herbert Maisch) het werk onrecht deed door verschillende der voornaamste personages en een ruim deel der handeling naar de operette te trekken en haar bekende potsierlijkheden. Is het aannemelijk, dat welgezeten Boheemse boeren simpel genoeg zijn om hun dierbaarste belangen, hun hof en hun dochter, in 't openbaar te laten verkwanselen door een huwelijksmakelaar, die uitgedost is als een vroegere aapjes-koetsier, wiens rode facie en waterige oogjes glimmen van de oude klare, en wiens grappigheid draait om de borrelende geluiden ener diepe keel? Is het geloofbaar dat de jonge vrijer bij elke gelegenheid met zijn meisje omspringt als een ruwe, opschepperige snaak? Waarom moet zijn mededinger, die al stottert, zich op de koop toe aanstellen als een sullige hansworst? Waarom sjokken de twee vaders daar aldoor rond als versufte idioten, met hun lijvige paraplu's onder een hemel die gedurende drie bedrijven wolkeloos azurig blijft? Waarom die verzameling van tot de draad versleten kodderijen temidden van een frisse, jolige jeugd en op een achtergrond van gezellige, sentimentele muziek? Enkel het treurend meisje dat zich versjacherd ziet, maakt naast dat kwintet van verschimmelde moppentappers een uitzondering.
Om ons het hele repertoire op te dissen van aftandse flauwiteiten, hoefden wij geen regisseur te laten komen uit Keulen. Dat hadden we zelf ook wel gekund. Ondertussen wordt het tijd dat iemand die platte paadjes eens opharkt. Het zou de moeite waard zijn te bewijzen, dat de Verkochte Bruid wel komischer zal werken als het ganse geval een beetje ernstiger werd aangepakt, met minder dikke ironie, en minder goedkope kortswijl.
Wanneer de regisseur zijn zangers africht op zoveel onmuzikale en belemmerende bijkomstigheden, kan de stem niet meer beoordeeld worden naar vocale normen. Wanneer de zangers daarenboven een tekst te zingen krijgen, die in kreupelheid en nonsens alles overtreft wat ooit door opera-vertalers is uitgebroed, dan zwijgt de criticus omdat hij gevaar loopt de executanten gebrekkigheden te verwijten, waaraan niet te ontsnappen viel. Wie gaf opdracht tot zulk een vertaling en wie keurde haar goed? De schuld van een ongeoorloofd vergrijp ligt bij deze persoon, en zij verdient straf.
De dirigent Alexander Krannhals heeft zeer degelijk gearbeid met zijn orkest. Meer afwisseling in een te uniform brede slag zou het tempo en de articulatie der rhythmen bevoordelen.