Butterfly in Carré
Gelijk mensen terugverlangen naar de goede oude tijd, zo hebben zij hier nog eens een Italiaanse Opera gewild, een echte, met orkest, décors en costuums, in Carré. Er is om gesoebat, bij de minister, tot zij ze kregen. Maar toen zij ze hadden, viel het niet mee. Het enthousiasme tenminste is niet losgekomen. Het mooiste wat er op die avonden van vroeger te beleven was, een menigte luisteraars, die zitten te sudderen en te koken boven het vuurtje dat gestookt wordt op het toneel, en waarvoor zij eigenlijk kwamen, om je te voelen alsof de vonken eruit spatten, en dan te trappelen tot het gebouw begint te waggelen, dat hebben wij niet teruggezien.
In plaats daarvan ondervonden wij sensaties die in waarde niet geringer zijn misschien. Niets is soms roerender, aangrijpender, navranter dan bij te wonen, hoe ieder zich afslooft om eruit te halen, wat er te halen valt, en gespannen zijn beste best doet zonder dat het lukt, en zonder dat men een handje kan helpen, hoe graag ook. Een contrabas, die strijkt met noeste ijver, maar wiens snaren voor de helft geluidloos blijven. Een zangeres die de ware noot maar niet kan treffen, hoewel zij weet dat alles ervan afhangt. En soms toch ook weer wel. Een zanger, die nog slechts vier of vijf tonen over heeft op zijn stembanden, en telkens blij is als hij ze te berde kan brengen. Violen en blazers, die zich uitputten om hun partij ten naastebij te spelen zoals ze geschreven staat. Een dirigent, naar wiens stok elkeen angstig het oog gericht houdt en die slaat, aldoor slaat, dikwijls heftig, opgewonden, maar zonder iets in beweging te zetten, niet eens zichzelf. Tot de brave man toe, die weet hoe door het snelle optrekken en laten zakken van een gordijn de geestdrift kan worden aangewakkerd en het applaus gerekt, gaf ieder wat lag in zijn bereik. Toch wilde het niet vlotten. En dat is ook een tragedie. Even poignant als de bekende lotgevallen van Cho-Cho-San, alias Butterfly, die mevrouw Pinkerton meende te worden in haar idealistische verbeelding, omdat een Amerikaans marine-officier, die tijdpassering nodig had, haar trouwde voor de grap.
De gedachten gaan bij zo'n dubbele tragedie dan zwerven waar zij kunnen. Butterfly is van het jaar 1904. Vlak na de Russisch-Japanse oorlog. Het hoogtepunt en het keerpunt in het superioriteitscomplex en het koloniseringsinstinct van het blanke ras. Het onderwerp van Butterfly (op libretto van een Fransman) was toen nog aannemelijk voor de heersende moraal, ofschoon het een stap verder ging dan de madame Chrysanthème van Pierre Loti, wiens heldin zich zonder harakiri schikte in hetzelfde avontuur, tot groot genoegen zijner lezers. Vandaag, een halve eeuw later, verwondert het ons een beetje, en wellicht schamen wij ons zelfs, dat het gedrag van Pinkerton ons zo aannemelijk leek, zo vanzelfsprekend: het kind te ontnemen aan een vrouw, die gebruikt is als speelgoed. Wij hebben dus enige vooruitgang gemaakt in onze begrippen omtrent de menselijke persoon. En de muziek wint daarbij. De diepere soort van ontferming die in ons ontwaakte voor de ontgoocheling van Cho-Cho-San verleent aan Puccini's melodieën een dimensie, welke wij tevoren nimmer hadden bespeurd. Ik heb nooit de minachting kunnen delen waarmee weldenkende musici de kunst bejegenen van de laatste der grote Italiaanse componisten. Het verheugde mij des te meer dat zijn brede, zeer persoonlijke, hoewel populaire cantilene overeenstemt met een wijdheid van innerlijk perspectief welke wij eerst onlangs in onszelf begonnen te ontwaren.
Derhalve was deze avond geen verloren tijd. In weerwil van gebrekkige omstandigheden, zei de muziek wat zij te zeggen had, omdat iedereen het zo eerlijk bedoelde.