De concerten
Het muziek-seizoen is ingezet door Manfred Clynes, een pianist uit Australië. Hij heeft goede en uitstekend geoefende handen. Doch op het klavier der expressies benut hij slechts twee toetsen: de weke, in een stemming van devootheid, en de ferme, in een stemming van genoegen. Beide worden didactisch betoogd. De overige moet hij nog leren, hoe dan ook. Zelfs voor Bach, zoals een twintigste-eeuwse piëtist hem zien kan, zijn twee intonaties niet toereikend.
Er ging iets minzaams uit van de jonge debutant. Het programma bevatte enkel de Goldberg-variaties, welke hij verzuimde te variëren, en die hij speelde op een piano. Sedert de reconstructie van de clavecymbel moet dat geoordeeld worden als een ketterij die niet te pas komt. Te meer omdat de piano onder de vingers van Clynes eenkleurig bleek. De ergste teleurstelling veroorzaakte de toelichting welke de vertolker geschreven had bij de muziek. De hemel verlene dat zulke primitieve proeven van karakterologie op de onderste trede der kennis geen mode worden. Zij schaden de componist. Want volgens een zeer rake opmerking is de muziek gelijk de Spaanse herbergen waar men slechts vindt wat men zelf meebrengt.
Velen beschouwen en gebruiken Bach als een calmans, een broom, een opium, om de onrust te stillen die van buiten en van binnen de hedendaagse mensen onophoudelijk voortjaagt. Ook de Schola cantorum Basiliensis, een groep kamer-musici uit Basel, die concerteerden in de jaarlijkse Bachweek der Nederlandse Bachvereniging, schijnt deze opvatting toegedaan, en niemand kan bewijzen dat zij ongelijk hebben. Ongetwijfeld was Bach de onuitputtelijke dulder die dikwijls zijn kwellingen bedaarde met een monotoon geruis van arpeggiërende accoorden op mechanische rhythmen, welke een motorisch thema begeleiden of een neuriënde melodie, waarvan de uitdrukking meestal stationnair blijft, zonder groei. In deze modaliteiten herkent een groot aantal onzer tijdgenoten de leniging welke zijzelf behoeven om het leven te verduren.
Maar niet altijd gedroeg Bach zich zo neutraal tegenover de bekommernissen van het dagelijks bestaan. Menigmaal heeft hij gerukt aan zijn ketenen en aan zijn tralies, schreeuwend van pijn, of biddend kermend in wanhoop. Het is gevaarlijk zijn neutralisme te generaliseren. Hij heeft niet enkel gewezen naar de lijdzaamheid. Ook naar de rebellie. Zijn sereniteit mag niet lijken op saaiheid en traagheid. Wij hier in Holland, wij eveneens, gebruiken Bach bij voorkeur als verdovend middel. Doch door meer oplettendheid voor de nuances gunnen wij hem in ieder geval de schijn nog van een positieve kracht te zijn.
Willem van Otterloo, in uitstekende conditie, dirigeerde tweemaal het tweede piano-concert van Liszt. De eerste keer met Del Pueyo, die me per ongeluk en tot mijn spijt ontging, de tweede keer met Cor de Groot, die me op de onverwachtste manier in bewondering bracht. Ja, hij heeft de grandezza, de elegische melancholie, het martiale, het dromerige, het fonkelende, het hamerende, het caresserende, het schertsende, het stralende, wat beurtelings typerend is voor dit geniale stuk. Ook Van Otterloo.
Hoewel de uitvoering, bij gebrek aan voorbereiding, lang niet feilloos was, ontwikkelde zij een merkwaardig opwekkend, heilrijk magnetisme. Liszt is alles: kunstenaar en straatzanger, denker en goochelaar, mysticus en kermisklant, heiden en christen. Maar in alles was hij een genie, een authentiek genie. Wij onderschatten hem. Wij verwaarlozen hem. Wij horen hem veel te weinig. Het wordt tijd dat wij hem weer voor den dag halen.
Nell Rankin is een Amerikaanse zangeres, geboren en geschoold in de Verenigde Staten. Haar stem, en de vaardigheid waarmee zij haar behandelt, ontwapenen iedere critiek. Van laag tot hoog, van zacht tot hard, in vlug en langzaam tempo, in alle schakeringen die mogelijk zijn, kan men elke toon onder de loep leggen, de klank is altijd onverbeterlijk volmaakt. Geen greintje op aan te merken. Een onovertroffen lust voor het scherpste oor. Dusdanig perfect dat soms de aandacht van haar afdwaalt, wijl in die egale pracht de trappen van vergelijking mankeren.
Zij beschikt over alle legendaire eigenschappen der voormalige primadonna voor wie de romantici op hun knieën lagen en verzen schreven. Misschien ook heeft zij haar vermeende afwezigheid van ‘ziel’. Men zou dat willen weten. Men zou ‘Mignon’ b.v. van haar willen horen. Het verbaasde mij dat zij de wel uiterst moeilijke maar ook tamelijk holle, melodramatische aria uit Meyerbeers Profeet op haar programma had genomen. Een zuivere artiste, die met psychische waarden rekent, zou dat niet gedaan hebben. Een echte artiste, die eens extra wil schitteren, had makkelijk wat beters gevonden, zelfs bij Meyerbeer. Het vleugje alchemie, dat de dingen hemels maakt, ontbrak ook in de volksliederen van Nin. En het meest nog in de Negro Spirituals. Dat was mooi opgepoetst, blinkend gepolitoerd, voordelig uitgestald. Maar zonder het kleine accent van waarachtigheid, waardoor het geringste mateloos wordt en weergaloos.
Denkelijk heeft Nell Rankin het toneel nodig om de illusies die zij oproept te volvoeren.