De geest van Wagner
Het grootste deel van de vacantiedagen heb ik besteed aan het opmaken van een inventaris der nalatenschap van Richard Wagner, zoals zij er uitziet, zeventig jaren na zijn desincarnatie; aan een plaatsbepaling van ons tegenover hem, zoals een zeeman doet om de koers te kennen die hij gevaren heeft en morgen varen zal.
Toen ik die nasporing begon, wist ik nog niet dat de Russen zijn muziek (tegelijk met Debussy en Ravel) weer gaan toelaten op hun programma's. De eerste aanleiding tot mijn onderzoek waren de Brieven geweest welke vorige lente uit de verborgenheid kwamen, waar de meeste langer dan een eeuw hadden moeten schuilen. Met die Brieven zijn we voorlopig nog niet klaar. Zij halen het beeld omver dat hij zelf tijdens het laatste kwartaal van zijn leven, en zijn familie na zijn dood, om politieke en andere redenen hadden opgezet, en in plaats van de suffisante poseur, in plaats van de monomane komediant, de arrogante totem, waarin hij zich vermomd had, onthullen zij de mens die hij was terwijl hij zijn muziek schreef, terwijl hij zijn zingende gelijkenis vormde, de mens te midden van zijn eigen dagelijkse waarheid die niet liegen kan noch huichelen, te midden zijner normale, alledaagse reflexen, waaruit de melodie, de klank ontstond welke als een nieuwe siddering, als een onbekende en verheerlijkende aandoening zich over de aarde zou verbreiden. Al wat het plechtstatige standbeeld verkilde, wordt herwarmd door deze Brieven. Men voelt zich in de aanwezigheid van radiaties welke tot de soort behoren die door de edelsten der vroegere kunstenaars werden uitgezonden. Wij kunnen ons daarin niet vergissen. Het accent is te direct, te gespannen, te dringend, om bedacht te zijn en overlegd; de schriftuur, de stijl te snel, te onversierd, te ongezocht, en tevens te doeltreffend, te suggestief in hun onstuimigheid om niet te bruisen uit diepten van het organisme welke niemand veinzen kan, en die het wezen dat ze voortbrengt, onuitwisbaar merken met de sporen hunner vlam. Wie zo schrijft zal later misschien proberen te vergeten wàt hij schreef; hij zal nimmer vergeten hòè hij schreef; hij is voor altijd de gevangene zijner herinnering, zijner eigen authenticiteit.
De tweede aanleiding om mijn begrippen omtrent Wagner te onderwerpen aan nauwkeurige verificatie, kreeg ik door het universele rumoer dat sinds verleden jaar gaande is over de licht-décors en de radicale vereenvoudiging der mise-en-scène, waarmee de familie van de componist zijn werk tracht te behoeden tegen een critiek die wettiger werd naarmate het verouderde.
Zestig jaar terug had de heldere kop van Debussy de paskwilligheid reeds bespot der requisieten van de Bayreuther santekraam, die tegelijk mythologisch was en naturalistisch. Gedurende dit hele tijdsbestek, waarin de aesthetiek der enscenering zich regelmatig zuiverde van de negentiende-eeuwse, burgerlijke rompslomp, hielden de Wagneriaanse regisseurs vast aan de onnozele opschiksels welke zij respectueus overnamen van de meester zelf, die daar geen oog voor had, bij wie trouwens, ondanks al zijn theorieën, het muzikale element primair was, en zoveel creatieve energie opslorpte dat er weinig of niets overbleef voor de rest.
Tot verleden jaar toe had geen enkele dezer latere regisseurs bespeurd met welk een vracht van ontuig hun kwasi-realistische prullewinkel, hun blikslagerij, hun menagerie, zoals Debussy zei, het muzikale element benauwde, en hoe de muziek tussen hun ouwelijke opsmuk meer en meer verlepte en uitteerde in onmacht. Zo iets was voor velen onaannemelijk, en dit verklaart waarom de twee kleinzoons van Wagner, die zijn décor vernieuwden, en nog niets dan dat, onmiddellijk de indruk wekten van bevrijders, van verlossers, om een Wagneriaanse term te hervatten.
Ik heb die pogingen tot verjonging niet de visu bijgewoond, doch zag de foto's, las een aantal beschrijvingen, en meen me een betrouwbare opinie te kunnen maken over de grond-idee der hervorming, die me origineel lijkt (betreffende Wagner ten minste, want het princiep der licht-décors is niet van gisteren), economisch, simple comme bonjour, en niet enkel bruikbaar in zijn verste consequenties, maar ook wenselijk, wanneer onderwerp en muziek een bijna complete abstrahering veroorloven.
Het dramatisch onderwerp, dunkt me, moet niet te dicht gebonden zijn aan een bekende, gemakkelijk localiseerbare tijd, plaats en milieu. De muziek en de tekst moeten genoeg autonomie bezitten, en genoeg verscheidenheid om een betrekkelijke leemte aan te vullen. Wagner schijnt me aan deze voorwaarden te voldoen. In ieder geval heeft hij naar deze hoedanigheden gestreefd, want in beginsel achtte hij alle historisch bepaalbare handeling ongeschikt voor een muzikale interpretatie.
Het beste instrument om te controleren wat er van een muziekdrama overblijft wanneer alle bijkomstige factoren van décor en regie wegvallen, is zonder twijfel de radio. Men ontmoet daar de quintessens der gedachte van een componist, zoals zij vertoefde in zijn hoofd, alvorens zij getooid werd met de honderd sieraden harer zichtbare gestalte. Men is daar in de directe werkelijkheid van een musicerend mens, tegenover het residu van al zijn overwegingen, fantasieën, verlangens en verzinsels, in een rechtstreeks tête à tête. Hij kan me niets verhelen. Hij kan me niet bedotten, niet afleiden met een truc. Hij kan niet ontkennen zelfs. Hij is weerloos, want het extract van wat hij totaliter was, en heeft kunnen zijn, klinkt daar onomwonden, onveranderbaar en onontkomelijk uit een punt van de wijde ruimte. De proef is ongenadig als een verhoor van Kafka's rechter, en ik doe haar niet gaarne, te meer omdat ze zoveel tijd kost. Dit jaar echter heb ik geluisterd naar Bayreuth, waar men niet bang is Wagner te vertonen in een onverhulde gedaante, enkel aangekleed met wisselend licht.
En nu? Hier ben ik met een som van indrukken, die zodanig waren dat ik, na geluisterd te hebben, weer naar de partituren greep welke sinds jaren ongelezen stonden in een kast. Van Lohengrin tot Parsifal bestudeerde ik de teksten en de muziek, alsof ik ze nooit gezien had. Vreemde bevlieging en nog vreemder ervaring. Ik kon alles verwerpen, alles missen wat gemaakt was binnen de perken en met behulp van het intellect. Ik kon dat gerust beschouwen als voorbij en vermolmd. Alles wat gedefinieerd kan worden, gedoceerd en aangeleerd, alles wat tot de wetenschap behoort, omwikkelde mij met het gevoel van leegte en simpelheid, dat problemen geven die zijn opgelost.
Tot aan het einde van zijn leven heeft Wagner gezocht en veel gevonden. Hij ontdekte verbazingwekkende klankverbindingen, die hij met de bewonderenswaardigste logica wist te exploiteren en op het gebied der muzikale materie behoort hij tot de scherpzinnigste denkers. Hij heeft de grenzen verwijd die de innerlijke horizon omheinden van al zijn voorgangers, de grootsten, de rijksten niet uitgezonderd. Hij opende wegen naar nieuwe stranden, nieuwe landen. Hij was een geweldig voortrekker en zijn vondsten waren levenwekkend. Het kostbaarste wat de muziek voortbracht in 't laatste kwartaal der vorige en in de eerste helft onzer eeuw zou niet bestaan zonder hem en zijn vruchtbaar voorbeeld. Maar al die ontdekkingen, verricht in het intellectuele domein der techniek, hebben vandaag niet meer belang voor ons en niet meer practisch nut dan de zuil van Volta en de Leidse fles. Hoewel ook niet minder. Men moet ze kennen.
Wat ik echter voor alle heerlijkheden der wereld niet zou willen missen, is de geest die deze zoeker dreef. Ik bedoel hier niet een van de categorieën waarin het denken zich uit. Ik bedoel de geest zelf door wiens impuls Wagner tot zoeken bezield werd. Hij was van de hoogste orde en hoedanigheid. Hij ontsproot uit de bron waar de mens meent dat een andere natuur begint, de goddelijke. Hij omspande twee werelden, die van hier en die van ginds.
Wagner wist dit niet bij de aanvang zijner loopbaan, en toen hij zijn eigenlijke wezen besefte nadat het zich geleidelijk geopenbaard had, heeft hij er alles voor geofferd. Van het ogenblik af dat die idee van zichzelf in hem verschenen was, heeft hij haar gediend met een onwrikbare trouw, en met een onwankelbare moed, met het standvastigste geloof heeft hij in zijn idee volhard. Hij had een vulgair, gefortuneerd opera-componist kunnen worden, gelijk Meyerbeer en andere gevierde collega's zijner dagen, doch met opzettelijke, onversaagde voordacht heeft hij dat geweigerd. Nooit is iemand absoluter, intransigenter kunstenaar geweest dan hij. Om zijn idee te verwezenlijken is hij revolutionnair geworden, opstandeling, vluchteling, banneling en bedelaar. Nimmer heeft hij amnestie willen vragen voor deze daad, waarvan de wraak hem twintig jaar heeft achtervolgd. Na zijn Rienzi, die hem beroemd maakte, heeft hij geen noot meer geschreven ter wille van succes en geld. Hij is de zoeker, de ontdekker gebleven die rechtaan koerste tegen alles in, als kaper, als flibustier wanneer het moest, als arrivist ten laatste en desnoods, maar nooit als overwonnene, en steeds bezorgd, ook in de verwarring van de triomf, om te redden wat hij had willen zijn.
Van de natuur der idee welke Wagner vertegenwoordigde, kunnen wij heden ons nog zeer duidelijk vergewissen door de werking zijner muziek na te gaan bij de uitmuntendste intelligenties van zijn tijd en van de generatie die hem onmiddellijk volgde. Niet bij de musici, want de meesten hunner beschimpten, bestreden hem wijl zij hem duchtten, en wie hem aanhingen hadden niet de gave zich rekenschap te geven van hun beweegredenen. Om de grondige betekenis van Wagner te benaderen, moeten wij schilders raadplegen, dichters, schrijvers, Baudelaire, Villiers de l'Isle-Adam, Mallarmé, Proust, Valéry, en vele anderen. Het was de klank van Wagner die hun in de muziek en door de muziek een gesteltenis deed ontwaren, en tegelijk een macht, welke zij magie noemden omdat de gewaarwordingen waartoe zijn kunst hen voerde niet in 't bereik schenen te liggen der normale physieke en intellectuele vermogens van de mens. Het leek hun alsof zijn geluid de dingen en henzelf transfigureerde; zij ondervonden dat die klank hen als 't ware verplaatste in een toestand van hogere kennis, onmiddellijker ervaring, sterker levensdrift, euphorischer bewustzijn dan alle overige geluksmiddelen welke zij kenden. Zij hebben de muziek hierom benijd; zij hebben met de muziek daarin gewedijverd, soms zonder het te weten, tot aan de expressionisten en de surrealisten toe.
Het was ook Wagner die een dieper inzicht ontsloot op de meesters uit het verleden. Niet enkel door zijn schriftelijke commentaren zonder welke wij Beethoven b.v. misschien nimmer begrepen zouden hebben gelijk hij is. Maar meer nog door de retro-actieve invloed van zijn verschijning, welker emanaties zich onvermijdelijk moesten uitbreiden naar alle richtingen. Wagner inderdaad, alleen reeds door de aanwezigheid van zijn voorbeeld, heeft een norm bepaald, een standaard, waaraan niet enkel de levenden voortaan verplicht zijn te beantwoorden, doch zelfs de doden. Hij is de maat geworden van alle muziek die was, en menigmaal heeft deze occulte dwang genoodzaakt waarden te bemerken welke wij hadden verguisd. Als schenker van de juist genoemde gaven is hij de maat gebleven van elke muziek die zijn zal. Want misschien wel is de graad van levensvermeerdering waartoe hij voerde door iemand geëvenaard, doch ik ben er niet zeker van dat hij hierin ooit door iemand werd overtroffen.
Daarom zou het goed zijn als deze principiële tegenstander der vervlakking terugkeerde op de programma's van onze concerten. Vooral na de periode van steriliserend neo-classicisme, platvloerse neue Sachlichkeit, en al het andere bloedeloos academisme, gecamoufleerd in moderniteit, dat sinds de eerste wereldoorlog de muziek ontzenuwt en verdort.