Vijf jaar Donemus
Terecht heeft Donemus met een weinig feestelijkheid het eerste lustrum herdacht van zijn bestaan.
Dit documentatiebureau, geopend op 17 October 1947, en in het begin hoofdzakelijk bestemd om de componist te ontheffen van een deel der uitvoeringskosten ener compositie, heeft aldoor groeiend de noodzakelijkheid bewezen zijner oprichting en de doelmatigheid van zijn beheer.
In vijf jaren vermeerderde het aantal leden tot 113, het aantal hunner gecatalogiseerde werken tot 2000, die een millioen pagina's omvatten.
Het bureau knoopte betrekkingen aan met vele buitenlandse muziek-centra.
Te Parijs en te New York konden de fundamenten gelegd worden van een filiaal.
Te Amsterdam beschikt de Stichting over een fonografisch apparaat, dat 600 opnemingen maakte, welke voor belangstellenden op hun wens ten gehore worden gebracht.
Het huis waar Donemus zijn voorspoedige carrière aanving (Amstel 228) werd reeds te klein, doch een groter kwam al in zicht, waar de directeur André Jurres de verdienstelijke arbeid hoopt voort te zetten en nog uit te breiden.
Geen schaduw van een maar verdonkert deze mooie perspectieven; ten minste niet voor zover betreft Donemus, dat de Nederlandse componisten in hun zorgen niet heeft alleen gelaten.
Toch ducht ik soms dat wij te zamen bezig zijn ons een waardig mausoleum op te bouwen, en een kostbaar labyrinth. Want als de radio er niet was, die leemten te vullen heeft, waar zou dan de Nederlandse muziek zijn? Ordelijk genummerd in de bibliotheek van Amstel 228.
De radio echter, die slechts het individu bestrijkt, al komt zij in tienduizenden woningen, kan nooit de onmisbare wisselwerking geven, noch vervangen tussen componist en gemeenschap, welke onderlinge uitwisseling hij tot zijn lering vindt in de concertzaal.
En wat doen onze concert-instituten, onze dirigenten, onze vertolkers? Geen enkel is er wiens repertoire een percentage Nederlandse muziek bevat, waarvoor wij, met ons oog op 2000 ingeschreven composities, niet zouden moeten schrikken en duizelen als enige realiteitszin ons overblijft.
Op een of andere manier (door premies, door voorschriften, of hoe dan ook) zal in deze toestand verandering gebracht moeten worden, wanneer wij het volgend lustrum van Donemus niet willen vieren met het respect dat wij hebben voor praalgraven. Wat de hemel verhoede, als niemand anders het kan.