Onze Matthaeus-Passion
Omstreeks dertig jaar geleden begon er in Nederland onder de bezielende aanvoering van Evert Cornelis een periode van hernieuwing, herbloei, verbreiding, voor de Matthaeus-Passie van Gi.S. Bach, zoals de auteur zich zelf schreef, in 't Italiaans, op het titelblad zijner compositie.
De voornaamste doelpunten van Cornelis' apostolisch streven (mutatis mutandis te vergelijken met een Hervorming) betroffen tegelijk de gedaante en de inhoud van een kunstwerk dat, na een eclips van precies een eeuw, de nazaat zeer verminkt bereikt had. Cornelis was een der eersten in Europa om te breken met een vervalste weergave, welke door alle musici klakkeloos uit het Duits was overgenomen, en die zich honderd jaren ongehinderd kon bestendigen.
In 't kort samengevat kwam de door Cornelis aangevangen restauratie hierop neer: 1o Herstel van de oorspronkelijke muzikale tekst in zijn geheel; afschaffing der talrijke coupures die waren aangebracht om het werk pasklaar te maken voor de concertzaal. 2o Herleiding tot een normalere duur van het ganse tempo dat door de dirigenten ter wille van het effect of wegens verkeerde opvattingen van vroomheid en wijding, uitermate gerekt was. 3o Verwijdering van alle romantische theatraliteit, sentimentaliteit en femelarij uit de vertolking. 4o Herstel van de historische proportie tussen het koor (dat door de romantici massaal was uitgedijd) en het orkest van Bach, welks verhoudingen van blazers tot strijkers evenzeer geschonden werden. 5o Herstel van de religieuze geest der compositie in zijn dramatische realiteit, in zijn beurtelings strakke of expansieve eenvoud en oprechtheid. 6o Terugplaatsing van het werk (overal waar dat doenlijk is) naar de omgeving waarvoor het door Bach bestemd werd: naar een kerk.
Elk dezer doelpunten was helder als de dag, volkomen gemotiveerd en bereikbaar. Meer dan dertig jaar geleden heb ik mij daar menigmaal voor ingespannen en wie dat zou willen nagaan, kan de sporen er van vinden in een boekje van vroeger dat ik noemde ‘De eene Grondtoon’. In sommige opzichten denk ik gaarne terug aan die vervlogen dagen, aan die oude wensen, omdat ze, voor een deel ten minste, vervuld werden. In andere opzichten herdenk ik ze met verdriet, met melancholie, omdat ik zoveel jaren later, ondanks het toonbeeld van Evert Cornelis, maar weinig verwezenlijkt zag van een goed idee dat hij had voorgestaan.
Want te Amsterdam stuitte de noodzakelijke restauratie der Matthaeus-Passion op de alles en allen dominerende persoon van Willem Mengelberg, en zijn conservatieve geaardheid, die hoe langer hoe meer in haar eigen traditie vastroestte. Mengelberg was de faam en de fabel van Holland geworden, en tot heden toe bleef hij bij vele mensen van twee vorige generaties dat aureool behouden, ofschoon zijn legende geen zin meer had. De jaarlijkse uitvoering van het Lijdens-oratorium, die hij zelf instelde gelijk hij haar kreeg overgeleverd, met al haar tekorten en willekeurigheden, beschouwden zijn vereerders als een onaantastbaar monument, waarvan zij elke verandering in hun hart strenger veroordeelden dan een vergrijp. Enkelen dier trouwe aanbidders bekleden een functie in het Amsterdamse bestuur van Toonkunst, op welks koor de vertolkingen steunen; vele anderen maken nog deel uit van het koor dat Mengelberg dirigeerde; menigeen der solisten is geschoold onder Mengelberg's leiding. Wijl aanbidding gemakkelijk tot verblinding overgaat, en trouw ontaardt in sleur, kan degene die zulke factoren naar hun juiste kracht weet te schatten, zich indenken hoeveel weerstanden te overwinnen waren toen Mengelberg's artistieke successie moest worden overgedragen aan Eduard van Beinum, zijn antithese, gelijk Evert Cornelis dit geweest was.
Het eerste wat ook hij deed was de herstelling van Bach's originele en complete tekst. Tevens is hij begonnen met de koralen (welke de Gemeente geacht wordt te zingen, en bij een volmaakt natuurlijke uitvoering inderdaad zou moeten zingen) te zuiveren van de gekunsteldheid, de schijngevoeligheid en allerlei andere virtuosismen, waarmee deze spontane gezangen door Mengelberg waren overladen, tot schade hunner inhaerente expressie. Daarna heeft Van Beinum op de grote koren, welke bij de handeling van het drama betrokken zijn, een grondige herziening uitgeoefend, stuk voor stuk, om hun voordracht in zo exact mogelijke overeenstemming te brengen met de wisselende situaties van het verhaal. Deze verbetering van kunstigheid tot natuur, van affectatie tot direct medeleven, eiste een vijftal jaren, en zelfs heden is zij nog niet geheel voltooid. Het openingskoor is nog te traag van beweging, in flagrante tegenspraak met de onrust, de ontsteltenis der woorden die het vertolkt. Ook het slotkoor, dat tot vandaag toe te opgewekt, te blij, te pompeus, soms te zelfvergenoegd, gelijk in Mengelberg's tijd blijft zingen: Wir setzen uns mit Tränen nieder, en de smart vergeet die Bach onderstreepte met de schrille dissonant welke in de eindelijke harmonie nog doorklinkt nadat hij is opgelost.
Maar al wat daartussen gebeurt - alle schakeringen van een wonderbaarlijk genuanceerde tragedie - werd reeds in 1950 en ook dit jaar weergegeven met een begrip dat onbetwijfelbaar was wegens zijn zakelijk inzicht, aangrijpend wegens zijn oprechtheid en verrukkend wegens de bijna voortdurende perfectie van het als klank verkregen resultaat. Ik voel het als een voorrecht om te kunnen getuigen, dat de slotscène van het eerste deel - waar twee tegengestelde componenten (de vluchtende apostelen en het forse, menselijke commentaar van het koraal) zich met behoud hunner contrasterende vrijheid versmelten tot eenheid, de pracht bereikte ener volmaaktheid welke ik nergens ontmoette.
Er waren nog andere culminatie-punten, deels te danken aan een grondige hernieuwing der intonaties, deels aan de even discrete als nauwgezette verzorging van de menigvuldige détails waarmee Bach, bijna in 't geheim dikwijls de diepste gesteltenis uitdrukt van zijn gemoed.
Zolang er echter nog iets te doen valt is er niets gedaan. Met al de fouten die Mengelberg's stijl onaanvaardbaar maakten, bezat hij niettemin een homogeniteit welke men respecteren kon, wijl men er permanent een overtuiging bespeurde, en een wil. Gelijk op 't ogenblik de Matthaeus-Passion zich presenteert mist zij deze kapitale eigenschap. De rol van Christus, veel te statisch, veel te immobiel, veel te uniform van zalving, veel te berekend op mooi geluid, veel te afgesloten van de zin der woorden, zou van meet aan radicaal moeten worden gereviseerd. De vraag is of Laurens Bogtman, wiens zangerschap ik bewonder, eenzelfde instinctieve drang tot renovatie in zich heeft als men waarneemt bij scheppende kunstenaars. Verder zou het tempo van de traditionele aria's voor sopraan en alt, aanmerkelijk moeten worden versneld. Hier is de vraag of Jo Vincent, ditmaal nog langzamer dan vorige jaren, niet enkel de wens kan hebben, doch ook de physische en technische soepelheid, nodig voor zulk een verjonging. Bij Annie Hermes twijfel ik daaraan niet. Zij zingt zonder enige zichtbare moeite, ideaal gaaf, ideaal beweeglijk, als de instrumenten die haar begeleiden. Voorts zouden de kleine partijen (Petrus, Pilatus, Hogepriester) individueel karakteristieker moeten worden getypeerd. Met Leo Rommerts, die sinds vorige maal aanzienlijke vorderingen maakte, is dat stellig bereikbaar. Aan David Hollestelle, een jeugdige bas met exceptionele middelen, zou Van Beinum gedurende enige tijd afzonderlijke aandacht moeten besteden. Hij lijkt me dat waard. Hollestelle heeft niets meer nodig dan een hogere scholing welke hem een soort van provincialisme, van onbeholpen mimiek (kwestie van innerlijke oriëntering), die zijn stem en zijn voordracht benadelen, leert afleggen. Met een evangelist als Helmuth Krebs is Van Beinum, en ieder ander dirigent, voor een aantal jaren vrij van alle zorg. Krebs heeft een heldere, uiterst licht en tevens vol, aansprekende tenor van
laag tot hoog. Hij concipieerde de evangelist als de doelmatig afgerichte bode van een Koning, als de berichtgever die een objectief verslag uitbrengt, zonder zich bewogen te tonen door wat hij te boodschappen heeft, maar in menige, haast onnaspeurlijke buiging zijner stem voldoende blijk gevend dat niets van het gebeurde hem ontging, doch dat het hem raakte. Chris Scheffer weifelde een beetje in zijn aria's en gelijk Hollestelle kon hij nog niet op voet van gelijkheid mee met de onovertrefbare instrumentalisten van het orkestrale accompagnement. Maar in de recitatieven was hij onmiddellijk aangrijpend. Ik houd hem virtueel voor de beste tenor die na Urlus hier bij ons, en ook elders, verscheen. Als Van Beinum een minimum zorg voor hem wil hebben, zal die moeite welbesteed zijn. Want ieder en alles wordt bepaald door de dirigent, en zoals Mengelberg veertig jaar geleden met zijn hele persoon toesprong naar het gedroomde doel, zal Van Beinum het moeten, doen. Onder bezwarender omstandigheden. Maar het genie, dat ik door ondervinding honderden malen bij hem waarnam, kent geen hindernissen vanaf het moment waar het besluit tot daden.
Het eigenaardige van dat ingeboren genie harmonieert merkwaardig met het specifieke der muziek van Bach: zijn polyphonie, zijn veelstemmigheid. Niemand marcheert daar in 't gelid. Ieder zoekt zijn eigen weg. Daar is geen massa, geen hoeveelheid. Alleen hoedanigheid: transparant, zwevend, en even subtiel genuanceerd als een levende gedachte, een gevoelen zijn kan.
Hoe nuttig zou het voor ons worden als Van Beinum tijd en gelegenheid kreeg om dat Toonkunst-koor van hoeveelheid te veranderen in hoedanigheid! Er bevinden zich vele oud-gedienden in dat koor, die sedert jaren de termijn overschreden waarop men als zanger rust behoort te nemen. Het is hard om hen daartoe te vermanen, daarvan te verwittigen. Maar sinds kort is als voorzitter van de Maatschappij tot Bevordering van Toonkunst, die de uitvoeringen der Matthaeus-Passion beheert, een geleerde gekozen, die weten kan, hoe koor en orkest zich in dit meesterwerk te evenredigen hebben: prof. dr Eduard Reeser.
Als prof. Reeser Van Beinum en Bach begrijpt, als hij beiden ondersteunt, dan zal het beste vanzelf komen. Van Beinum heeft recht om te verwachten dat het gezag zonder bedisseling met hem samenwerkt, want per slot moet hij doen wat niemand anders kan gelijk hij.