Een beginnend dirigent
Voor zover ik kon nagaan was ik ongeveer de enige onzer ambtgenoten, die op Bevrijdingsavond naar Rotterdam reisde om het herdenkingsconcert bij te wonen, waar Thijs Abas, pupil der Stichting 1940-1945, welke zijn studie bekostigde, zou debuteren als dirigent.
Aan het vriendelijk idee dat men had om mij tot deze plechtigheid uit te nodigen, dankte ik in de eerste plaats de sensatie van een rit langs de bloemenvelden, onder een natte, schemerende lucht, wier blanke damp hing tot op de grond, en alle kleuren dempte, als een vol en groots orkest dat onverwacht con sordino speelt. Even te voren, achter Haarlem, had de trein twee minuten stilgestaan, en uit de verte luidde een klok. Met enkele goede schimmen, welke mij vergezelden tussen de onbekende innigheid van dat verzonken paars, rood, geel, blauw uitvloeiend licht, kon ik denken aan de pracht der dingen, en ook der mensen, die er altijd zijn zal. Als ik mijn schimmen raadpleeg zeggen zij me onveranderlijk: Hoe gaarne waren wij daar gebleven! Zo spreekt ieders stem; en wie later ooit door iemand ondervraagd zal worden, weet tijdens zulke ogenblikken reeds hoe hij zal antwoorden.
In de Rotterdamse Koninginnekerk bevond ik mij direct tegenover een jonge man van deze tijd, want de Pavane en Chaconne voor strijkorkest, welke Purcell ongeveer drie eeuwen geleden componeerde, was juist begonnen, en te midden van het wijde gebouw, te midden van het instrumentale geluid, bemerkte ik voornamelijk de dirigent. Hij nam enorm veel ruimte in beslag. Hij is stellig niet bang er voor om zich te affirmeren, om zich cordaat te plaatsen in het centrum der aandacht, om zich te afficheren zelfs, en om zich bloot te stellen aan de critiek of aan het zwijgen der tammen, die nimmer zouden durven wat hij gemakkelijk waagt. Toen ik zo geweldig een romp, met armen en benen zag zwaaien over een muziek, die daarnaast bijna in het niet verdween, omdat zij rustig genoeglijk en vreedzaam bleef klinken, kwam mij als 't ware automatisch de figuur van Lully in de herinnering. Deze Lully, een kwarteeuw ouder dan Purcell, en officieel dirigent van Louis XIV, stampte op de vloer de maat der muziek met een lange houten staf, en ieder achtte dit de beste methode om een orkest te leiden. Op een keer, terwijl hij het Te Deum dirigeerde dat hij gecomponeerd had om God te danken wijl zijn koning eindelijk genezen was van een oude zweer, hamerde hij zo driftig de planken met zijn stok, dat hij missloeg, en zich aan de voet een wonde toebracht, die hem op zijn beurt een zweer bezorgde, waardoor hij stierf. Dit historisch voorbeeld, oprijzend in mijn gedachte alsof er sinds Lully een dag nauwelijks verstreek, gaf me voldoende argumenten om de extravagante heftigheid te verklaren, en desnoods te verdedigen, waarmee Purcell, tijdgenoot van Lully, werd vertolkt door een debuterend dirigent.
Tussen het Te Deum van Lully echter (een verbazend stralende zonnezang, hier onbekend) en de eer contemplatief beschaduwde praal van Purcell's compositie, liggen een menigte graden, en aanvankelijk scheen Abas mij buitensporig overdreven, op het anti-muzikale af. Ik kon me haast onmogelijk verbeelden dat zulk een onstuimige en weinig genuanceerde wildheid was afgeleverd door het Amsterdamse conservatorium. En deze onthutsende, ietwat hopeloos stemmende indruk wijzigde zich niet onder Magna res est amor, een der bloeiendste en oprecht gepassionneerde werken uit Hendrik Andriessen's jeugd, gezongen door Jo Vincent. Bij Purcell had ik nog bemerkt dat Abas met zijn innerlijk oor een soort van weidse staatsie en hartstochtelijke pathetiek gehoord had, en die accenten met voldoende recht mocht wensen te realiseren. Doch bij Andriessen's Magna res bespeurde ik absoluut nihil. Had Abas misschien die jagende, snakkende, opgetogen verheerlijkende tekst niet eens gelezen? De woorden nochtans hadden hem snel op 't spoor kunnen brengen van hetgeen de noten niet verborgen houden, voor een musicus ten minste. Maar alles wat moest dringen, drijven, opruien tot een intieme jubeling van het ganse wezen, bleef traag, ondanks de excessieve mimiek, en doder dan een steen.
Gelijk men ziet leek Abas voorlopig te behoren tot de categorie der geagiteerden, der turbulenten, (type Charles Munch, Kubelik, Bernstein) en ik begon te vrezen dat niet enkel zijn techniek doch ook zijn psyche reeds omsloten zat in een beperkte formule, welke weinig variatie toeliet in haar resultaten. Op zichzelf is de formule niet slecht, doch veel minder dan andere veroorlooft zij een systematische toepassing.
Dat ondertussen ook de criticus zich te hoeden heeft tegen voorbarige conclusies bleek gedurende de ‘Symphonie liturgique’ van Honegger waarmee het programma vervolgde. Naar gelang dit werk, geïnspireerd door de oorlog en bedoeld als een instrumentaal gebed voor de vrede, zijn twee gegevens - het dramatische en het meditatief-lyrische - ontwikkelde, verwijdde zich tevens de opening van de gezichtshoek onder welke tot dan toe de werkingsmogelijkheden van Abas verschenen waren. En ofschoon de Haarlemse Orkest Vereniging, die hem bij dit debuut ten dienste stond, niet geheel geschikt was voor de vertolking ener partituur welke een belangrijk groter ensemble eist, behoefde ik na het slot van het Adagio niet meer de minste twijfel te hebben over de authenticiteit, noch over de draagkracht, noch over de veelzijdigheid der eigenschappen en der verworvenheden van deze jonge kunstenaar. Hij bereikte daar met een minimum middelen een buitengewoon indrukwekkend effect van zacht en teder zingende stilte, van diep ontroerende gewijdheid, die ik niet aarzel subliem te noemen, wegens de volmaakte gaafheid harer uitdrukking. Het is mijn mening dat Abas ter wille van deze uiterst moeilijke, ja hachelijke episode, die volkomen slaagde en ieders hart raakte, een onbegrensd vertrouwen rechtvaardigt, en dat wij reden hebben om de Stichting 1940-1945 te danken voor de ontdekking van zulk een merkwaardig talent.
Tijdens het verloop der symphonie van Honegger heb ik bij Thijs Abas niet het geringste vergrijp kunnen waarnemen tegen de subtielst denkbare welvingen ener melodie, en niet de geringste nalatigheid in de geraffineerdste schakeringen van een rhythme. Hij heeft elke verzinbare inflexie van een melodische stembuiging, en elke droombare verfijning van een rhythmische golfslag als 't ware werktuigelijk in alle vezelen van zijn jeugdig, lenig lichaam. Te midden der verouderende beroemdheden der internationale muziekbeoefening zijn zulke gaven onwaardeerbaar en benijdenswaardig. Abas is een compleet product der menigvuldige en sterk contrasterende componenten van deze tijd, waar men Beethoven, Bach, en Mozart fluit op straat, onder al de herrie van duizend motorische wagens, tussen welker voorbijgaand rumoer, dan hier dan ginds, het eigen geluid opklinkt van de eeuwige mens, zoals wij onder het geronk van vliegtuigen en het geplof der bommen een lijster konden horen zingen en een nachtegaal. Tot de componenten onzer eeuw reken ik ook de jazz, waarvan de elastische cadans en de schielijke erupties zich bij Abas reeds natuurlijkerwijze mengden met het traditionele metrum om de hoekigheid hiervan te corrigeren. Wanneer de karakteristieken van de jazz in de westerse muziek worden aangewend volgens het antieke, betrouwbare recept ne quid nimis - alles met mate - zullen ook Bach, Beethoven, Mozart, en zelfs Obrecht met de rest der middeleeuwers daardoor profiteren. Want te wanen dat neger, hindoe of chinees een beter begrip of een ander verlangen hadden aangaande het rhythme dan de componisten van Europa, is een opvatting welke met geen enkel bewijs kan worden gestaafd, en die slechts steun zal vinden bij schoolse vertolkers zonder instinct en met weinig fantasie.
Verder ben ik zeer benieuwd hoeveel redelijke kansen het reglementair muzikale Nederland zal gunnen aan Thijs Abas. Ik hoop dat hij nooit te betreuren krijgt geen buitenlander te zijn, en dat hij zich een weg te banen weet, ook al zou men hier kortzichtig en fnuikend over hem beredderen. Hij was violist in het orkest van Flipse en heeft daar veel geleerd. Hij dirigeerde de zeer gecompliceerde Symphonie van Honegger uit het hoofd. Het is me niet duidelijk hoe hij dat klaarspeelde. Maar we kunnen nog lang wachten alvorens iemand hem dit zal nadoen.