Een dichter aan de piano
Het was zijn eerste echte, waarachtige triomf, bruisend als een geweldige storm, die Hans Henkemans behaalde na de uitvoering van 10 April, waar hij met het Utr. Sted. Orchest twee piano-concerten van Mozart speelde voor de Amsterdamsche Kunstkring.
Zulk een enthousiasme veroorzaakt te hebben, dat opeens de dionysische, de religieuze oorsprong van het applaus begrijpelijk maakt, en zulk een bezieling teweeg te kunnen brengen met een muziek, waarvan alleen reeds de zwevende rankheid der lijnen de zeldzaamste wonderen van natuur en mens (de liervogel b.v. en de ragfijnste prent van Hokusaï) verre overtreft, verdient een afzonderlijke vermelding in deze tijd, welke iedereen omhangt met een mantel van lood. Moge de nazaat het vernemen, en nog genoeg juiste kijk behouden op de dingen om dit te waarderen. Want als de lente guur is (ik heb dat menigmaal bemerkt) vindt zelfs de nachtegaal geen lust om meer te zingen dan enkele schaarse tonen.
Het ene der twee concerten die Henkemans gekozen had voor deze ontmoeting met de eigenaardigste schoonheid, behoort tot de werken van Mozart welke weinig gespeeld worden, en bijna onbekend bleven, deels wijl zij te moeilijk zijn, deels wijl hun moeilijkheid voortspruit uit een gemoedsgesteldheid wier bekoring zo subtiel is dat slechts af en toe iemand haar kan vangen. Het werd geschreven in 1785 voor Maria-Theresia von Paradis, petekind der gelijknamige keizerin, een jong meisje van 26, dat op vijfjarige leeftijd het gezicht verloor. Zij was de musicienne die voor de eerste maal het reliefschrift gebruikte, uitgevonden door Valentin Haüy, broer van René-Just Haüy, de schepper der cristallographie. Valentin was de stichter van het eerste blinden-instituut, waarvoor zij, op tournée door Frankrijk, liefdadigheids-uitvoeringen gaf in 't jaar toen Mozart het voor haar bestemde concert in Wenen speelde en dirigeerde als première. Zij was eveneens componiste en moet gerekend worden tot de merkwaardigste vrouwen die ooit leefden. Doch haar naam raakte in vergetelheid, en zonder dat sporadisch uitgevoerde werk van Mozart zou misschien niemand zich haar buitensporig bestaan herinneren. Zij werd geboren in 1759 en stierf in 1824. Zij was dochter van een keizerlijk raadsheer en drie jaar jonger dan Mozart, gestorven in 1791.
Wanneer wij ons even verbeelden welke gedachten en gevoelens een zo ongewone, onverklaarbare persoon als Maria-Theresia von Paradis moest oproepen in een uiterst intuïtief sensitief wezen als Mozart, dan zien, dan horen wij meteen dat wonderbaarlijke concert.
Het kon niet anders of reeds de paradoxale naam ‘Van 't Paradijs’ voor een lieve gestalte, omsloten in haar donkerstralende nacht, moest hem ontstellen en tegelijk verrukken. Al wat muzikaal verzinbaar was aan bloemigheid, aan sierlijke arabesken, aan tederste tinten rondom het onpeilbare geheim van een kelk, al wat daar nog bewoog en fluisterde wanneer alles er stil was, wilde hij denken en schrijven in tekens, zachter dan de vleugels van vlinders, en even rap, even vluchtig, melodischer dan het zoemen der bijen boven een bloeiende zomerhei, en even zwevend, even eindeloos als het azuur van de hemel, even open, even opheffend om er zich veilig te verliezen in een harmonie zonder argwaan en zonder grenzen. Maar hij wilde die zingende, rustig zwierende figuren toch ook niet verzinnen alsof elk verlangen vervuld was, en elke harer vreugden die hij giste, elke zijner eigen jubelingen die hij kende, mengde hij met een grein meewarigheid, een kleine zweem van rouwigheid over iets zo beminnelijks dat verbannen was uit de glans der zon, uit het toverrijk der kleur, over iets dat niet tot volle tooi had kunnen worden. Onder dat zachte floers van violet wenste hij echter de toon van dit concert lichtend, strelend, vogelend in duizend broze nuances, alsof het speelde op een veld, waar elk der duizend bloemen beurtelings haar wezen uitsprak in een zucht van adoratie, van verborgen geluk, die muziek werd.
Een omschrijving van de reflexen welke een melodie te voorschijn haalt, zal altijd subjectief blijven, en het is zeer wel mogelijk dat Henkemans deze merveilleuze compositie, deze feeërieke aaneenrijging van lyrische guirlandes, elegische ornamenten, tengere fiorituren geheel anders beredeneerd, gepsychanaliseerd heeft dan ik probeer te doen. En om me te houden aan de strikte regels van het critisch ambacht zou ik mij moeten beperken tot het roemen zijner techniek. Maar als ik de op zichzelf reeds onbeschrijfbare lenigheid zijner vingers naar verdienste prees, zijn onfeilbare trefzekerheid, de uitgebreide scala zijner intonaties die harmonischer in elkaar vervloeien dan de strepen van een prisma, en zijn verbazingwekkend pianissimo, altijd even duidelijk als transparant, zijn prachtig metalen fortissimo, altijd elastisch, nooit dor, nooit cru, nooit stuitend, en de levende, mooie vaart zijner vlugge tempi, welke historisch bewijsbaar de tempi zijn van de achttiende en ook voor een groot deel nog van de negentiende eeuw, en het zuiver golvende lineament zijner rhythmen, zijner cadans, zijner frasering, en als ik hem qua technicus, gelijk hij nu is, stelde boven alle overige pianisten, wat zou ik dan per slot geroemd hebben, als ik niet poogde te zeggen hoe hij, behalve een volmaakt, onovertrefbaar mechanisme, bovendien de gaven belichaamt van een hoog, menselijk, zeer gevoelig dichterschap? Dit woord is zonder twijfel ontoereikend, omdat er goede en slechte dichters zijn. Doch de slechten streven ten minste naar de hoedanigheden der goeden, en zelfs de slechten bewaarden hiermee de oude luister van een vermogen dat musici, uitgezonderd de doorluchtigsten, meestal ignoreren: het vermogen niet alleen om min of meer vervoerende emoties te verschaffen, doch ook de kunst om achter het bestaan der dingen hun zin te onthullen en zo dicht mogelijk te leiden tot het extatisch ogenblik waarin zij ontstonden.
Een magnifieke demonstratie van dit poëtisch vermogen leverde Henkemans eveneens gedurende het tweede concert dat hij die avond voordroeg, het bekende, veel-gespeelde, met de fameuze, aanbiddelijke Romance. Voor 't eerst, geloof ik, hebben wij niet enkel begrepen (wat aan de oppervlakte blijft) maar doorvoeld, ervaren, waarom Mozart te midden der hemelse vredigheid dezer Romance plotseling een storm ontketent, en de huivering wekt ener tragedie. Het zou me niet verwonderen als Mozart zelf ons kwam vertellen, dat die schijnbaar onredelijke en beklemmende passage de sleutel is welke toegang geeft tot de geheime kern van dit concert, en van zijn eigen leven. Want alsof hij de Prospero was van Shakespeare's Tempest, en alsof hij hetzelfde overzicht bezat van wat geschieden kan, en dezelfde macht om het te doen gebeuren, had Henkemans in een onafgebroken, dramatische spanning al wat voorafging en al wat daarna kwam, geordend, en soeverein logisch, direct meeslepend, gerangschikt onder de gezichtshoek van een abrupte ontsteltenis, die wij tegemoet gaan en overmeesteren.
Met moest helaas betreuren, dat deze twee divine meesterwerken, openbaringen van de diepste wijsheid, op dit programma geëncadreerd waren door twee composities van het geringste allooi. Ik zou er niet aan denken om ze te vermelden als de ene - kwalijke rhapsodie over het Wilhelmus - in opdracht vervaardigd door Hendrik Andriessen, niet het gevaar behelsde, dat de principieel uitstekende, noodzakelijke institutie van ‘opdrachten’ namens de regering, een stad, of een orkest (gelijk hier het geval was) te grabbel gegooid en definitief gediscrediteerd zullen worden, wanneer diverse ‘vooraanstaande componisten’ doorgaan met zich op de slordigste manier te kwijten van een taak waarvoor zij met welwillendheid en tegen nette betaling worden uitgenodigd. Ik zou er niet aan denken om van Strauss' Rosenkavalier-Suite te gewagen, als ik niet volgens de waarschijnlijkheidsberekening vermoeden moest dat de dirigent Hupperts deze pretentieuze en schrikbarend lege muziek op zijn programma zette omdat zij ‘óók’ speelde in Wenen, het Wenen van Mozart! En als de rommelige uitvoering van een opzichtig vernikkeld maaksel niet gepaster vervangen had kunnen worden door...... laten wij zeggen een werk van Chabrier, bijv. España, of La Fête polonaise. Want als Mozart kapotgeslagen kon worden zou dat gebeurd zijn door de Rosenkavalier van Strauss. Een dirigent die dat niet inziet, heeft nog veel te leren, ook al kent hij zijn vak.
Jammer, dubbel jammer. Hupperts immers scheen de intenties van Henkemans te begrijpen; hij deed zijn best om hem te volgen. En ik zou wel gaarne hebben bijgewoond dat een kunstenaar als Henkemans helemaal zich in overeenstemming kon bevinden met wat in hem is en rondom hem.