Een gemaskerd bal bij de Nederlandse Opera
De tekst van Een gemaskerd bal is een beeld-roman voor grote mensen. Wie er wijs uit wil worden, moet het libretto langer bestuderen dan een gedicht uit de beste dagen der dadaïsten, en om te merken dat men er geen touw aan kan vastknopen. Ga dat zien. Ik zal niet proberen de voetstappen te volgen en te verklaren van Graaf Riccardo Vroons, die onder valse verdenking komt van Amelia Brouwenstijn, de gade van zijn vriend en secretaris Renato Baylé, te beminnen met eerloze liefde, omdat hij te middernacht op een Galgenveld, waar zij een kruidje zoekt tegen de min, in hare armen een roerend duet gezongen heeft. Ik zal ook niet trachten te doorvorsen, hoe de hele troep zich altijd als één man op de juiste plaats ontmoet, om een aria, een terzet, een koor voor te dragen: nu eens op dat Galgenveld, waar een doodshoofd spookt, dan weer in het hol ener waarzegster, waar een reusachtig karrewiel (het rad van fortuin vermoedelijk) aan de zolder hangt, en waar Ulrica Delorie, de sibylle, plechtig officieert in de rosse gloed van een geweldige Beelzebub, met horens op zijn kop als een steenbok, en de lijnen leest der hand. Overal lopen samenzweerders vrij rond en verkondigen luide hun bloeddorstige plannen. Er is geen politie in de ideale staat van Graaf Riccardo Vroons. Dat eindigt slecht. Boven op een trap van twintig treden wordt hij tijdens het bal zo maar doodgestoken, terwijl ieder belangstellend zingend toekijkt, of luistert naar zijn laatste, half-gesnikte cantilene. Ga dat zien; het is de moeite waard, en andere dingen ook, welke men niet alle kan vermelden, noch hoe zij gebeuren. Het verdriet me uit de grond des harten, dat ik niet naïef of niet pervers genoeg ben om zulke samengeflanste nonsens te savoureren.
De muziek van Un ballo in Maschera behoort tot de serie van Verdi's werken, die hij componeerde wanneer zijn accu's min of meer ontladen waren door het verbruik dat hem een der steeds electriserende meesterstukken gekost had. In die periode van ebbe, welke men zijn nachtzijde zou mogen noemen, copieerde hij deels zichzelf, en zijn auto-reminiscenties halen het nergens bij het origineel; deels ook anticipeerde hij op ontdekkingen van nieuwe wendingen en expressies, welke hem uit de verte opschemerden, maar waarbij hij niet over de spanning beschikte om het aanzwevende te formuleren met alle precisie en alle intensiteit, welke hij later verwezenlijkte. Un ballo in Maschera bezit niettemin een zekere melodische overvloed, maar haast zonder onderbreking heeft zij de conventionele draai, de onvrijwillige koddigheid in de ernstigste situaties, een tekort aan toepasselijkheid, een drastische ongerijmdheid, welke aan Johan Wagenaar het ongezochte uitgangspunt leverden voor diens parodieën. Nochtans treft men drie of vier magnifieke episoden in deze opera. Het frappantste is dat de inconsistente tekst belachelijker wordt naar gelang Verdi's melodie beneden het doel blijft. Men kan daaraan de begoochelingsmacht meten der muziek. Want per slot is het libretto van De Troubadour, waar men geen ogenblik twijfelt, even idioot als dit.
De voorstelling werd gedragen en gered door Theo Baylé en Gré Brouwenstijn, die terecht wegens hun buitengewone vocale prestaties keer op keer stormachtig gehuldigd werden bij open doek. Tussen haakjes: het vergt een ongelooflijke lenigheid van stem, geest en stijl om naast elkaar de sopraan te prepareren van de Matthaeus-Passie (welke zij zong bij Bertus van Lier) en deze buitensporig veeleisende Amelia, en beide rollen in dezelfde week te vertolken met gelijkelijk meesterschap. Frans Vroons was aanvankelijk even favoriet, doch hij moest zich teveel bedienen van trucs, en zijn succes daalde terwijl het andere steeg. In de scenisch onmogelijk barokke, dartele partij van Oscar de page, toonde Corry van Beckum zich een zeer bedreven, uitstekende hoge sopraan. Het lage register der alt van Anny Delorie, zou meer densiteit moeten hebben om voordeliger op te tornen tegen Verdi's orkest en aan de romantische pathetiek van haar rol doelmatigheid te verlenen. Voor de rest wettigen haar omvangrijk geluid en haar solide techniek mooie verwachtingen. Van Samuel, een der samenzweerders, bracht Gerard Groot terecht wat daar te bereiken viel met een goede stem en intelligente opvattingen. De koren, voorbereid door Henk van Wielink, klonken accuraat en prachtig; in het slottafereel hadden zij een passage, die ondanks het onaannemelijke der actie en der omgeving, voor korte poos een sublieme glans legde over de muziek. Charles Bruck dirigeerde vaardig, maar als hij zich minder voorzichtig gehouden had aan de oppervlakte van de klank en van het rhythme, zouden wij misschien de interne zwakheden der opera lichter hebben aanvaard.
De decors en costumes van Nicolaas Wijnberg zijn stellig betwistbaar wegens de roekeloos improviserende mengeling van historische motieven, maar, als noch de handeling, noch de muziek boeide, heb ik vergenoegd de grillige mixtuur onderzocht hunner tinten en lijnen, daarlatend in hoeverre het aangewezen is om voor een stuk, dat in zeventiende-eeuws Italië speelt, de spitsboog te gebruiken als architecturaal hoofd-thema. Hierover echter valt desnoods te discuteren. Maar hoe hij 't in zijn hoofd kreeg om de dansers en de zangers van het eind-tafereel te steken in een vale, gore kleedij, die het midden hield tussen de Montgomery-jassen van een uitverkoop en de badmantels van lappedag, hoe hij ertoe raakte om iedereen te verminken met een affreus masker (wilde hij sinister doen?) en tot overmaat, waar hij die dwaze trap vandaan haalde, dat is me allemaal een compleet raadsel, want dat mislukte totaal.
De mise en scène van Joan Cross zat vol uitmuntende, vanzelfsprekende détails. Of het een overdreven luxe is om voor zulke resultaten de regie uit Engeland te betrekken, zullen wij pas kunnen beoordelen naar het blijvend nut dat de lessen van Joan Cross wellicht achterlaten.
De tekst was vertaald, doch de vertaling (onbruikbaar waarschijnlijk) werd niet gezongen. Het schijnt me dat er bij de Ned. Opera in de aanwending van vertalingen geen systeem heerst en geen consequentie. Deze methode vertraagt aanzienlijk en nodeloos de verwerving van een Hollands repertoire, en de duurzame aanpassing der stemmen voor zang in de Hollandse taal.