Terugblik op Schönberg
Herinnert iemand zich, dat tijdens de jaren 1920 en 21 Arnold Schönberg een compositie-cursus heeft gegeven in Holland, en dat enkele Amsterdammers zonder moeite twintig duizend gulden bijeenbrachten om hem gedurende een poos het hoofd boven water te houden? Ik heb er geen flauw idee van wie die cursus toen gevolgd kan hebben. Maar hij beduidt een kapitaal evenement in de biographie van Schönberg en strekt ons land tot zekere roem.
Herinnert iemand zich van diezelfde jaren de fameuze uitvoering zijner Gurre-lieder? Nergens kon zij gebeuren dan hier. Er waren 8 fluiten voor nodig, 5 hobo's, 7 clarinetten, 5 fagotten, 10 hoorns, 5 trompetten en bas-trompet, 7 bazuinen, een menigte slagwerk, 4 harpen, een reusachtig strijk-orkest, koor en solisten. Ik zeg niet, dat die massale opstapelingen aanbeveling verdienen. Dat hoeft trouwens niet. De z.g. jonge componisten van de periode daarna waren al handiger en bleven het. Maar Schönberg vroeg zijn kolossale bezetting en hij kreeg haar gratis cadeau, wat vandaag nog ons land tot eer strekt.
Herinnert iemand zich uit de periode rondom de eerste wereldoorlog de uitvoeringen van Schönbergs Fünf Orchesterstücke? Zij waren niet alleen ontaard moeilijk, gelijk men zegt, doch daarenboven heidens ondankbaar. Zij stonden bij het publiek a priori in zeer kwade reuk en de audities werden gegeven voor een half gevulde zaal, waaruit enkele honderden gedurende het concert wegliepen. Want Schönberg behoorde tot de groep van 'die derde Symphonie van Bruckner', welke slechts een enkel lid zou tellen, en waarmee hedendaagse critici, die geen risico durven nemen altijd weer angstvallig komen aandragen, bangerds die ze zijn, als een bewijs, dat het publiek zich kan vergissen en die nooit eens praten 'over de tientallen symphonische werken, die van hun eerste uitvoering af tot heden werden aanvaard en bewonderd'… zoals de heer Flothuis wijze lessen gevend, met onnoembare simpelheid van geest beweert in de Vrije Katheder. Inderdaad, Schönberg behoorde tot dat kleine groepje van Mozart, Schubert, Beethoven, Berlioz, Wagner, Hugo Wolf, César Franck, Moessorgski, Debussy, Mahler, Bruckner en nog enkele anderen, over wie critici en zelfs critici-componisten, die risico durfden nemen, de onversaagden!, copieuze hoeveelheden van de miserabelste nonsens hebben uitgekraamd. Ofschoon dat euvele, ijdele gezwets ook bij Schönberg viel te voorzien, ofschoon men elkaar van te voren de critische dapperen kon aanwijzen, die weer zouden doorslaan, zijn de Fünf Orchesterstücke toch gespeeld, herhaaldelijk gespeeld te Amsterdam, en hierom heeft ons land een preferent aandeel verworven in de geschiedenis der muziek.
Herinnert iemand zich deze feiten en dingen? Ik betwijfel dit op goede gronden. Want sinds ik als een soort van spook uit den vreemde terugkeerde naar de muzikale banketten van mijn ouders land, heb ik in de concertzalen nog geen noot horen weerklinken van Arnold Schönberg. Menigmaal, wanneer ik iemand ontmoette wier of wiens mentaliteit mij enigszins interesseerde, kwam ik ertoe te vragen: 'Heb je de Fünf Orchesterstücke gehoord? Heb je Pierrot Lunaire gehoord?' Onveranderlijk ontving ik op mijn onderzoek een neen tot antwoord. En ik kreeg de allengs beklemmende indruk, dat voor de z.g. jonge generatie (met inbegrip van die der componisten) Schönberg hier niets is dan een naam. Ik kreeg bovendien de ontmoedigende indruk, dat niemand besefte, welke enorme, affreuze lacune in zijn psychische en intellectuele vorming mij dat negatieve antwoord te vermoeden, te constateren gaf. Wat weten die argeloze stumpers dan eigenlijk van moderne muziek? Hoe zouden zij enigermate kunnen bevroeden wat muziek van deze tijd, dus muziek die Schönberg completeert, zou kunnen en zou moèten zijn?
Ik schrijf nu over Arnold Schönberg alsof een doorlucht man herdacht wordt omdat hij kortelings stierf. Maar hij is nog niet dood. Sterker toegerust dan Debussy en menig ander geniaal aangelegd soortgenoot, vierde hij onlangs (op 13 September) zijn vijf en zeventigsten verjaardag. Maar wanneer hij kwasi als een afgestorvene geldt voor ons, die kalmer slapen dan de overledenen in hun frisse groeve, overal: te Parijs, te Londen, te New York, te Milaan, te Darmstadt, overal behalve hier, heeft Schönberg nog zijn aanhangers, zijn verdedigers, zijn bewonderaars door dik en dun bij hen, die zeggen doe het zo, bij hen ten overvloede, die denken doet het nièt zo, maar probeer het anders. Hij heeft tot nu toe het onschatbare geluk gehad om altijd jonge mensen te vinden, die genoeg in zichzelf geloofden om ook in hem te kunnen geloven.
Omdat zij niet bij de pakken neerzitten, en over enthousiasme genoeg beschikken om niet enkel in voorbije zaken rond te roeren, blijft Arnold Schönberg door hun bemiddeling het zeldzame ambt voortzetten van verontruster, van hernieuwer, van bevrijder, die weliswaar niet alle, maar die vele boeien ener inhoudloos geworden traditie en conventie verbrak. In het opsporen van verouderde symbolen, die elk contact met de levende werkelijkheid verloren, en voortaan onmogelijk maakten, is hij aanzienlijk verder gegaan, verrichte hij veel onverschrokkener, veel onverschilliger ook voor de opinie van buitenstaanders of vakkundigen, zijn delvers-werk, zijn moeilijke arbeid van research, dan Strawinsky, Bartok, Hindemith, en de overige schijnbaar modernen die, snuggerder dan hij, altijd een deurtje openhielden voor kansen op een journalistiek succes. Wanneer Schönberg in de knel raakte zijner eigen naspeuringen, zich onder haar diepgang verlaten zag en geen uitweg wist, dan heeft hij niet, zoals alle anderen, zijn heul gezocht en gevonden in de afgezaagde, versleten formules van een laf gemakkelijk neo-classicisme (dat de hedendaagse muziek overwoekert), maar dan heeft hij het risico durven nemen van zijn ingeboren verlangen naar een juiste uitdrukking zijner gewaarwording.
De herinnering aan een voorganger, die hetzelfde ambacht uitoefent als degene die herdenkt, is noodzakelijkerwijze beïnvloed door de radiaties, welke op hem afstraalden, welke hem van dichtbij of uit de verte, door persoonlijke mededeling of door schriftelijke tekens, tot zijn verwondering bereikten. Omdat ik zag, en duidelijk ervoer, dat Arnold Schönberg zich radicaler waagde dan wie ook, wijder doelde dan wie ook, oneindig wijder dan de z.g. jonge componisten, moest ik mij wel onontkomelijk zijn leerling voelen en weten. Als een leerling, voor wie, volgens de aanmaningen van Nietzsche en andere goede raadgevers, de voornaamste plicht is, om de meester verloochenend, te trachten voorwaarts te schrijden naar richtingen, welke hij aanduidde.
Want gelijk elk genie was Schönberg niet slechts ontginner en bevrijder, maar ook een begrenzer en een kluisteraar. Doch de grenzen en de kluisters, die hij voor zichzelf ondervond, openden vergezichten, welke hij ontwaarde zonder ze te kunnen betreden. Om Schönbergs grenzen te overschrijden, om zijn eigen boeien te verbrijzelen, moet men ze echter gekend, moet men ermee geworsteld hebben.
Terwijl aan zijn kameraad Kandinsky (Schönberg schilderde ook) een nis vergund werd in het pantheon der aanvaarde beroemden, en terwijl expressionnisten en cubisten hun uitdrukkingswijze voortplantten tot in de reclame der bazars, bleef 'de stijl' van Schönberg nog opgehouden en vertraagd in een onvoltooid verleden. Dit is geen schade. Alleen maar uitstel; geen afstel. Betreffende de muziek is de wereld een beetje achter.
Hier, in Amsterdam, eermaals convergerings-punt van alle muzikale krachten, herinnert men zich Schönberg door een vluchtig concert van kamermuziek, waarover ik hoop te berichten.
Maar al zou ik daarbij verrukt worden, zo'n concertje is lang niet genoeg om onze ogen te openen voor de toekomst, de onvermijdelijke toekomst, die wij verdienen zullen, en bezitten zullen, naar gelang wij haar willen.