Over Massenet en Manon
Er is een tijd geweest, nog niet lang geleden, dat de romance van Manon, ‘la Méditation de Thaïs’ en nog een paar andere nummers uit opera's van Massenet, op elk uur van het etmaal gespeeld werden in alle café's van de wereld waar een strijkje zat. De mannen die het radium ontdekten, de Eiffel-toren bouwden, de vliegmachine uitvonden, de radio, de automobiel, de pijnstillende middelen, de verschillende serums, de mannen die het socialisme van theorie tot werkelijkheid brachten, en alle overige scheppers van nieuwe dingen, die beroemd zouden worden als Van Gogh, Rodin, Zola, Bourdelle, Rostand plus honderd anderen, hebben dagelijks deze muziek ingesnoven met de lucht hunner straten, en er een refrein van gefloten of geneuried, terwijl zij in hun binnenste dachten aan de te verrichten wonderen, waarmee zij hun eeuw groter gingen maken dan elke voorgaande. Een appel en een ei samen kostten toen drie centen en Amerika leende van Europa geld.
De componist, uit wiens verbeelding de muzikale nimbus ontstond waarin de aarde zweefde als in een lichtelijk bedwelmende parfum, de componist van Hérodiade, Thaïs, Werther, Esclarmonde, Griselidis, le Jongleur de Notre-Dame, Don Quichotte, was de laatste der musici die er in slaagde om als een aangenaam geschenk, als een prettige verrassing aanvaard te worden door jan-en-alleman, door de gedegenste, de strengste der kenners en tegelijk door de millioenen onwetenden, die een melodische vondst enkel kunnen oordelen met de natuurlijke reacties van hun instinct. Alleen aan Ravel is deze zeldzame combinatie van superieure intellectualiteit en onbegrensde bevattelijkheid daarna nog gelukt, doch slechts éénmaal gedurende zijn leven, in de Boléro, die langs de hele aarde bleek te passen bij ieder.
Onder vele andere gezichtshoeken was Massenet een buitengewoon merkwaardig type. Om zijn brood te verdienen debuteerde hij als speler van de triangel in een theater-orkestje, werd later paukenist, en behield van dat schrale begin niet de geringste zure herinnering. Zijn eerste werk, een Suite, uitgevoerd in 1867, scheen revolutionnair en moest tegen de critiek verdedigd worden door Théodore Dubois, die vandaag geldt voor de meest achterlijke der conservatieven. Zijn karakter was een vreemd maar zeer stabiel mengsel van uiterst kwetsbaar sensitivisme en de uiterst practische gezindheid van de traditionele kruidenier. Wegens zijn overgevoeligheid voor de invloeden ener omgeving, heeft hij de première van zijn opera's nooit willen bijwonen. Maar het echte contact met het publiek interesseerde hem dermate, dat de schouwburg-directeur hem elke avond het bedrag der recette moest telegraferen, als een barometer waarnaar hij zich te richten had. Zijn onderwerpen en zijn teksten koos hij nimmer zelf. Hij liet deze zorg over aan zijn uitgever Hartmann. En zoals hij vertelt in Mes Souvenirs, die gaan van 1842, datum zijner geboorte, tot 1912, jaar van zijn dood, is het alleen te wijten aan Hartmann's bemoeiingen, dat La Vie de Bohème gecomponeerd werd door Puccini, die hem onbekommerd plagieerde, en niet door Massenet, want Henri Murger, de ontdekker van Colline, Schaunard, Musette, etc., viel niet in de smaak van zijn handelaar in muziek. Hij heeft die zonderlinge kluisters nooit verbroken, ook niet toen hij beroemd was geworden en schatrijk, gelijk hij bleef werken van de vroege ochtend tot de nacht met dezelfde hardnekkigheid en accurate plichtsbetrachting, welke hij beoefende toen hij triangel en pauken sloeg in een theater der Parijse boulevards. De wisseling der fortuin liet hem onveranderbaar zoals hij zijn moest: een vriendelijk, eenvoudig mens, hypersensitief, maar voor ieder toegankelijk en behulpzaam. Een soort van
super-persoonlijk en tevens super-onpersoonlijk instrument, dat tot functie had om lichtende, verwarmende, opbeurende klanken en melodieën uit te zenden over de duisternis, de kilte, de verlatenheid van het alledaagse leven.
Zo was in schematische lijnen de componist die onder alle meesters van de vorige eeuw misschien het minst door de huidige generatie gekend, het gemakkelijkst verworpen werd. De vernietigende orkaan van 1914 had de vroegere begrippen over muzikale schoonheid, die niet slechts technische maar bovenal menselijke, psychische waarden nastreefde, weggeblazen als zeepbellen en kaartenhuisjes. Er zijn toen, van 1914 tot 1918, niet alleen kathedralen, huizen, provincies en mensen verwoest, die vervangen moesten worden. Veel erger ruïnes werden tijdens de moordende cycloon aangericht in de gedachten, in het moreel. Toen de ramp voorbij was verlangden de meeste mensen ongetwijfeld nog om te geloven in de beminnelijkheid van de dingen en de verschijnselen. Zij echter, die de gebeurtenissen te vertolken, te duiden kregen, vonden voor dit geloof noch de kracht, noch de moed, en aan de herstelling van deze jammerlijkste der puinhopen, werd tot nu toe nauwelijks begonnen. De tweede catastrophe, de ontsteltenis van 1939, vergemakkelijkte niet dat begin. Te geloven aan de beminnelijkheid van dingen en mensen, aan de verrukkelijkheid van de aarde, van het leven, ondanks verbrandingsovens, ondanks gaskamers! Welk een taak! Zwaar genoeg om alles te vergeven aan de twijfelaars, de sceptici en de virtuozen van de somberheid, die niet weten wat zij doen.
Maar zolang er geen levende componisten meer zijn die dat oude vertrouwen bezingen, moet men wel een toevlucht nemen tot de doden, tot de voormaligen, om te bewaren wat niet verloren mag worden, wanneer wij niet willen afzakken tot barbaren uit de tijd der zogenaamde volksverhuizing. Wij hebben opnieuw te leren dat de bekoorlijkheid niet zo gemakkelijk is als zij schijnt, doch voortdurend, op elk uur, op elke minuut van de dag, ja zelfs van de nacht, veroverd, overweldigd moet worden, precies als het koninkrijk der hemelen, door een inzetting van heel onze wil, van alle energie. Elk onzer debuteert als bespeler van een triangel. Het vervolg hangt af van hemzelf, van haarzelf.
Ik houd daarom de voorstelling der "charmante" Manon voor een feit van cultuur-historisch belang. Voor een daad van herleving. Het lijkt me in geen enkel opzicht overdreven wanneer ik zeg, dat de Nederlandse Opera met deze opvoering haar eerste werkelijke meesterstuk geleerd heeft, hoewel twee harer voornaamste solisten (Frans Vroons en Chris Reumer) wegens ziekte moesten ontbreken. Hans von Bülow (de man der tweede echtgenote van Richard Wagner) placht te zeggen, dat er geen slechte orkesten zijn doch alleen maar slechte dirigenten. Door de voortreffelijkheid zijner instrumentalisten bewees Pierre Monteux wederom de juistheid dezer bewering. Iedereen der hoorders zal zich de orchestrale preludiën herinneren met dankbaarheid. En er is niemand, denk ik, die zich niet tot in een zevende hemel vervoerd voelde door de even geheimzinnig als duidelijk volgehouden cadans van beurtelings fluisterend, beurtelings luidop klinkend menuet, waarmee het ganse derde tafereel (dat feest op een plein, die Fêtes galantes van Verlaine) als met de dichterlijkste tover werd omfloerst of overstraald.
De goud-bruine decors van Gerard Hordijk, op de grenzen der realiteit en van een droom, waren overal in harmonie met het woord en de muziek. Misschien had men de costumes minder museumachtig kunnen wensen, minder algemeen daverend van satijnen glans en kleur. Maar ook die overdaad in lumineus coloriet scheen mij slechts voordeel. En ik had maar zelden anders dan grote bewondering voor Louise de Vries, als actrice en zangeres, in haar ontzaglijk zware rol van Manon. Zeggend dat ik mij geboeid en gevangen voelde van de eerste tot de laatste noot, prijs ik ieder van allen die medewerkten tot de verwezenlijking van deze schijnbare, maar moeilijk te verwerven gemakkelijkheden. Al leek het ballet nog primitief, in elk der overige bewegingen welke de regisseur voorschreef naderde Abraham van der Vies een overtuigende plastiek, en hij behoeft in deze exacte richting slechts te willen volharden om tot gehele voldoening te slagen. Allen (behalve de tenor uit Brussel) waren in het rhythme van deze stijl op hun plaats; alles bleek voortreffelijk.
Een goed teken voor de toekomst, wanneer ook de componisten voorbeeld willen nemen aan de bedoelingen dezer muziek, die, hoewel ogenschijnlijk verouderd, haar macht behield omdat zij expressief en levend is in elke maat.