Bijdragen aan De Groene Amsterdammer (juni 1946-juli 1956)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdMuziekgeschiedenis voor de jeugd - Goliath · Golias · Goliard[ingezonden] Wanneer ik naar aanleiding van de kwaadwillige bespreking van mijn boekje Panorama der Muziek door Matthijs Vermeulen - kwaadwillig, want anders schrijft men niet n.a.v. een drukfout ‘de professor spelt steriotype’ - zou zeggen bij de duivel te biecht te zijn geweest, vrees ik dat uw medewerker weer zou doen alsof ik gek was en uitroepen ‘alles is mogelijk, behalve dat de R.K. Kerk biechtstoelen voor de duivel zou hebben gereserveerd’. Want als ik in mijn boek beweer dat een groep onmaatschappelijke lieden, verlopen priesters en studenten, vagebonden en vechtersbazen ‘naar hun beschermheilige Goliath’ Goliarden gescholden werden, dan begrijpt m.i. iedere burgerscholier dat hier geen sprake kan zijn van een officiële heilige der R.K. Kerk, maar van een schertsheilige, een door vechtersbazen tot schutspatroon verkoren krachtpatser. Ieder kiest nu eenmaal de beschermheiligen en de goden, die hem passen: de goliarden Goliath en de heer Matthijs Vermeulen ‘de goden van het menselijk windje en van een deurscharnier’, die hij in bedoelde bespreking zo smaakvol aanroept. De heer Vermeulen, aan wiens wieg in ieder geval de fee van de humor geen betere gaven heeft geschonken dan waarvan deze bezwering getuigt - hoeveel nobeler dan mijn ‘pedante, soms groteske, altijd platvloerse aandacht’ - wil te goeder of te kwader trouw de lezer diets maken dat ik zo stom zou zijn te menen dat ‘de brallende Philistijn’ ‘een nis kreeg op de R.K. altaren van het Gothische tijdperk’ en komt op gezag van ‘de Fransen’ (?) aandragen met een legendarische bisschop Golias, die zich zou hebben onderscheiden door schuine verzen en schavuitenstreken. Nu zal ik uw lezers niet vermoeien met een reeks van citaten, b.v. uit H.J. Moser (Geschichte der deutschen Musik, deel I), die van hun ‘Zunftheilige Goliath’ spreekt, uit Brockhaus' Konversationslexikon, uit Larousse du XX siècle, uit de Enciclopedia italiana, om maar de gemakkelijkst bereikbare naslagwerken te noemen. Ik sluit ze hierbij in opdat u er van kennis kunt nemen. U zult daaruit zien dat, naar vrijwel algemeen wordt aangenomen, deze Golias niemand anders is dan Goliath, wiens in het Latijn onverbuigbare naam ter wille van de Latijnse declinatie in Golias, Goliae veranderd werd, of althans een figuur, die men op grond van de naamsverwantschap met Goliath verwarde. Zo sprak men van filiae Goliae, Goliaths-dochteren, familia Goliae, Goliaths geslacht, confessio Goliae, verering van Goliath. Misschien vermengde men hiermee ook nog het begrip ‘gola’, keel, zowel vanweg het zingen als het zuipen. Zingen, zuipen en vechten, gola en Goliath (Golias) zijn dus de gedachte-associaties, die tot het woord Goliard geleid hebben en die ‘de brallende Philistijn’ gemaakt hebben tot de schutspatroon van dit fraaie gilde. Volledigheidshalve merk ik nog op dat alleen de Encyclopedia Britannica niet verder komt dan tot Vermeulen's Golias. Dit artikel is echter bij uitzondering zeer slecht, daar het deze Golias gelijk stelt met de Archipoeta, wat ten enen male onhoudbaar is. U ziet dus dat het met mijn ‘fantasieën’, die uw medewerker ‘met een ironische glimlach zou laten passeren, wanneer dit Panorama er niet van krioelde’, nog al losloopt. Daar hij de andere niet noemt, over deze speciaal de fiolen van zijn hoon uitstort, meen ik uit zijn opmerking te mogen concluderen dat er dus meer punten zijn waar de kennis des heren Vermeulen te kort schiet en hij te geborneerd is om hieruit de enig juiste conclusie te trekken. Namelijk dat muziekgeschiedenis nu eenmaal mijn vak en niet het zijne is, en het dus wel eens zou kunnen zijn dat de klepel van de klok, die hij heeft horen luiden, ergens anders hangt dan hij denkt. Het lust mij dan ook niet verder met hem in debat te treden, b.v. over dingen, die hij mij toedicht waar ik ze niet gezegd heb, en ik laat hem dan ook gaarne in de waan dat de troubedours - zou hij ze kennen? - omstreeks 1100 de liefde hebben uitgevonden en de vrouw emancipeerden.Ga naar voetnoot1) Bernet Kempers |
|