Amusementen ener Wagner-Vereniging
Om een hele reeks van elementaire redenen, die een kind had kunnen opgeven, was het evident dat Ariadne auf Naxos een compleet fiasco zou worden voor het gezelschap, waar de plannen dezer opvoering gemaakt zijn.
Ten eerste interesseert niemand zich ervoor, dat een parvenu 't in zijn kop haalt om twee opera's, welke hij besteld heeft voor een feest, een komische en een dramatische, niet na elkaar te laten spelen, maar tegelijkertijd en door elkaar heen. Deze inval, die geen ander motief heeft dan een gril, is niet grappig. Hij is idioot. Hij kan daarom geen enkel aesthetisch resultaat opleveren. Het behoort tot de wonderen der natuur, dat geen der auteurs van Ariadne (Von Hofmannsthal en Richard Strauss) in staat bleken dit fundamentele gebrek van hun opzet te bemerken. Zij toonden daarmee, in hoe hoge graad zij als dilettanten, als amateurs (ondanks hun technische virtuositeit) tegenover de kunst stonden en tegenover het leven.
Zo'n gril had nog tot zekere hoogte amusante tijdpassering kunnen worden, verklaarbaar in 1912, toen het stuk gefabriceerd werd, terwijl iedereen tijd en geld in overvloed had.
Maar ten tweede is de mop van die oweeër, herzien en gecorrigeerd in 1916, toen een groot deel der Europese jeugd bezig was te sneuvelen, niet eens amusant. Zij is stom vervelend. Want geen der twee stukken die door elkaar gehaspeld worden, heeft iets om het lijf. Het komische bepaalt zich tot een copie van de meest afgezaagde, plattelandse flauwiteiten, een paar danspassen der italiaanse commedia dell' arte, en een parodistische coloratuuraria, waarvan de excessieve vocale moeilijkheden de enige verdienste vormen. Het dramatische beperkt zich tot een eindeloos gelamenteer van Ariadne op haar kale rots, een trio najaden die ellenlange sentimentaliteiten tierelieren, en de verschijning van een temerige, zalvende Bacchus. Omdat iedereen in die situaties niets te doen heeft dan onophoudelijk elegieën te kwelen, te jodelen, te tiroleren, omdat alles versmolten wordt in één brij, was de antithese tussen vrolijk en ernstig zelfs onbespeurbaar. Uit alles wasemde een drenzende, stroperige zoetelijkheid.
Dat zou misschien nog houdbaar geweest zijn wanneer de muziek ook maar voor een aasje meer dan een stuiver gedeugd had. Behalve echter de aria in het eerste bedrijf waarmee Zerbinetta de componist kalmeert, die zijn dramatische opera niet wil laten verminken wegens de gril van een ijdele zot, en behalve een paar voorspelletjes, vindt men niets, letterlijk niets in de hele partituur, dat even het luisteren waard is. Qua geestesgesteltenis gaat Ariadne auf Naxos zelden boven het niveau der philisterachtigste gevoeligheid. Qua thematisch en melodisch materiaal kan zij vergeleken worden met een fatsoenlijke, goed voorziene uitdragerswinkel. Men heeft er alle stijlen te kust en te keur: biedermaier, rococo, romantiek, Louis XV, klassiek, second empire van Wilhelm II, Münchener, en te drommel hier en daar ook een schijntje modern. Een ware lorreboel. Alles buitengewoon handig gepresenteerd. Elke falsificatie wordt verricht met een benijdenswaardige knapheid. Blijkens de toelichting in het programma wordt dit procédé in Holland versleten voor ‘Barok’ en door sommige muziekgeleerden zeer gewaardeerd.
Deze blinkende imitatie, pastichering, hutspot en humbug was de derde reden waarom de gezonde, niet geheel versophistikeerde hoorder popelde van ergernis, ongeduld en spijt. Dat alles immers kost geld, handenvol nutteloos weggesmeten geld. En als een pharao van Egypte op zijn pyramide liet beitelen hoeveel de bouw hem kostte aan duizenden uien en bollen knoflook voor zijn werklui, dan dunkt mij, dat een simpele burger zich niet te schamen heeft, wanneer hij eventjes denkt aan de duiten, gestoken in een vervelende en overbodige onderneming.
Nog meer redenen om uit zijn vel te springen kreeg de toeschouwer tot overmaat. Hij verstond geen woord van de tekst. Hij begreep niets van de handeling, ook al kende hij haar van te voren. Maar dit was niet eens het ergste. Het ellendigste was, dat de enkele brokken, die men nu en dan opving, niet het minste belang hadden. Het bleken kluchtigheidjes van ik weet niet wanneer, even verlept als het ratjetoe van de opgedirkte muziek. Wie zou ooit hebben kunnen raden dat de hoge sopraan die daar met Wagneriaanse pathetiek stond te galmen, de componist voorstelde, die zijn eindeloze wanhoop uitkreet over de verhaspeling zijner ideale opera met een mallote klucht? Dit was bedoeld als het toppunt van humor, omdat geen sterveling ooit een componist gezien heeft die sopraan zingt als een kanarie. En eerst snapte men er geen steek van. Hoe meer men snapte des te minder komisch werd het, want dat grapje duurde werkelijk te lang. Men wachtte ook de hele avond op de verschijning van de kanonnenkoning, die deze muzikale potsenmakerij gecommandeerd had. Hij kwam echter niet. Hij was door de auteurs eenvoudig geschrapt uit de tweede versie van hun stuk. Wij zagen slechts zijn ‘huishofmeester.’ Men wachtte vergeefs op het feest in zijn paleis. Dat was eveneens verdonkeremaand. Het kreupele scenario ontrolde zich alleen voor ons, verveelde hoorders en toeschouwers, die ons bekocht oordeelden bij de gedachte aan de f 50.000 subsidie, welke ieder jaar wordt uitgekeerd aan de Wagner-Vereniging.
Wij vroegen ons af: door wie wordt dit archaïsche gezelschap eigenlijk bestuurd? Was er niemand, onder de regenten die daar zetelen, intelligent genoeg om te bevroeden dat Ariadne auf Naxos een patent fiasco zou worden, was er niemand energiek en practisch genoeg om zo'n duur en lamentabel echec te verhoeden? Is daar niemand voldoende realistisch gezind om te zien, dat wij niet leven in een tijd waar wij ons zulk een luxe van dilettantische vermakelijkheden kunnen permitteren? De Wagner-Vereniging die eertijds voldoende betalende leden had, geeft twee voorstellingen per jaar. Elke kost ons bijgevolg vijf en twintig duizend gulden. Daarvoor kan geen pyramide gebouwd worden. Maar zeker een huis. Wanneer de bestuurders en de leden dier vennootschap zich pretjes willen veroorloven van rijke aestheetjes, laten zij dan in hun eigen zakken tasten. Als volgende voorstelling wordt aangekondigd de Salome van dezelfde Richard Strauss, model van decadentie, dat enkel achterlijke amateurs nog zal verheugen. Het is schandalig overdreven om het Nederlandse volk te laten dokken voor dergelijke verkneuteringen van een kleine club, die juist listig genoeg blijkt te zijn om te passen op haar eigen centen.
Elk van de medewerkers der Nederlandse Opera, die voor deze weelderig opgedofte vertoning was uitgekocht, heeft recht op volle lof. In de affreus moeilijke, en juist daarom, wijl zij puur amusement blijft, zonder mogelijkheid van ontroering, dus volstrekt amateuristische aria van Zerbinetta, mislukte slechts één enkele noot. Dat was magnifiek voor Louise de Vries. Alle overigen der vier en twintig vocale solisten, en der vijf en dertig instrumentale solisten die ik zou willen prijzen wegens de uitstekende verrichting hunner taak, zijn te talrijk om ieder persoonlijk vermeld en gewaardeerd te worden. Eveneens de verzorgers der enscenering.
Misschien hadden wij het bewijs nodig dat de Nederlandse Opera, wanneer zij alle zeilen bijzet, met eigen middelen zeer voortreffelijk, bevredigend werk kan opbrengen. Ik betreur dan ook slechts dat die enorme arbeid en die brillante praestaties verspild zijn ten behoeve ener Wagner-Vereniging welke zo spoedig mogelijk dient te verdwijnen, mits zij uit eigen middelen, op eigen kosten haar ijdel bestaan te rekken wenst. Voor zover de Nederlandse Opera de lasten draagt der montering van Ariadne auf Naxos zal zij overal een deficit boeken. Want op een afstand van kilometers ruikt iedereen, dat zo'n ding niets te vertellen heeft. Het is een catastrophe. Een gewone domheid. Iets wat geen zin heeft en niet te pas komt.