Triomf van Bartok
De verrassende eigenschap van Bela Bartok's ‘Concert voor Orkest’ schijnt mij te zijn dat de componist er bijna onophoudelijk zeer moderne procédé's gebruikt, die door het oor en door het intellect zonder enig bezwaar, zelfs zonder enige aarzeling worden aanvaard. De muzikale syntaxis is er haast voortdurend even vrij, even gewaagd als bij onverschillig welke van de vroegere avant-gardisten Schönberg, Strawinsky, Milhaud of Hindemith. Doch in dit Concert van Bartok, zijn voor-laatste werk, geschreven in 1944, vloeit de nieuwe klank met een geleidelijkheid, een natuurlijkheid en een materiële bekoring, die bij de grote hervormers Debussy, Wagner, Moessorgsky, Chopin, en ook bij de grote klassieken, en niet minder bij de grote middeleeuwers, altijd de categorische imperatief geweest waren van hun zoeken, voelen en denken. Ik voor mij heb immer geloofd dat de hoedanigheden, welke men zou kunnen samenvatten in de term calliphonie, het eerste en voornaamste gebod bleven voor ieder der meesters die in de loop van zeven eeuwen de grenzen van de Europese klank hebben verruimd. Steeds heb ik gemeend dat deze welluidendheid juist moest worden nagestreefd wanneer men elk schools systeem verwierp, wanneer men zich stoutmoedig plaatste buiten alle traditie en routine, wanneer men koerste naar onbekende gebieden, wanneer men ontdekte en uitvond. Ik heb altijd gedacht dat het zaak was van de componist om iedere verzinbare dissonant te transmuteren in consonant, en ik heb vertrouwd dat deze alchemie verricht kon worden. Want hier ligt voor de modernen de moeilijkheid, en nergens anders. Het is geen kunst, wanneer men naar het ongehoorde, of naar het ongeziene stevent, het valt zelfs heel gemakkelijk dan om dingen te schrijven die zonderling zijn, grillig, mismaakt, onharmonisch, onbegrijpelijk, onvolgroeid, en niet groefbaar op het terrein waar degenen leven tot wie wij wederkeren na een verre reis, en wie wij ervan vertellen.
Het lastige is om uit die regioon van het nog ongeformuleerde waarheen men zeilde, klanken of beelden terug te brengen welke niemand vermoedde, maar die overeenstemmen met de wensen van de onveranderlijke mens en waarin ieder zich zonder tegenzin, dikwijls met verbazing, soms met verrukking hervinden kan.
Wij weten van Bela Bartok's muziek nog niet genoeg om te zeggen of deze bezwaarlijke transmutatie van het gedroomde naar het verwezenlijkte hem meer dan eenmaal ten volle lukte. Doch onder de bekende componisten die zich sinds dertig jaar bezig hielden met het bijna onoplosbare probleem (te vergelijken met de quadratuur van de cirkel) om disharmonische elementen te voegen, te dwingen tot een zuiver harmonische, ononderbroken welluidendheid, is hij de eerste en de enige die in zijn ‘Concert voor orkest’ dit geduchte technische avontuur tot een volstrekt bevredigend einde voerde. Er staat in deze gedurfde compositie geen noot die elke hoorder, zowel de vakkundige als de onwetende, niet de impressie geeft van gerealiseerd te zijn met hetzelfde evenwicht, dezelfde stabiliteit, dezelfde mysterieuze zekerheid, dezelfde occulte wetmatigheid, dezelfde orde, welke ieder der grote meesters die gedurende zeven eeuwen arbeidden aan de wording onzer muziek, zich gesteld heeft als instinctieve plicht, als heilige taak: in de transparante ruimte der lucht een sonore figuur te plaatsen, en een altijd nieuwere, een altijd gecompliceerdere figuur, die in haar ontastbare sfeer de eenvoud zou hebben, de gewoonheid en het onuitputtelijke wonder der dingen tussen welke wij rondgaan. Ik beweer niet te veel wanneer ik zeg dat Bartok's ‘Concert voor orkest’, geconcipieerd in een techniek die men revolutionnair mag noemen, ons even simpel, even onmiddellijk, even verstaanbaar, verlokkend, boeiend en overtuigend aanspreekt als Mozart, als Haydn, Bach, Palestrina, of wie ook der componisten van voorbije tijden. Elk hoorder voor wie dit werk gespeeld werd, hier en overal, had de ervaring dat deze onverwachte klanken iets mededeelden in een direct begrijpelijke en volmaakte taal.
Terwijl de hedendaagse beroemden, zelfs Schönberg niet meer uitgezonderd, doende zijn alsof zij hun kracht en hun geloof verloren in de gevaarlijke onderneming, en beginnen te capituleren (niet tegenover het ‘publiek’, dat hun altijd crediet gaf, maar tegenover de technische moeilijkheid) is het nodig en nuttig om in de étappe van evolutie, welke Bartok kort voor zijn dood bereikte, duidelijk het karakteristieke te onderstrepen der behaalde overwinning. En haar betekenis. Ontwijfelbaar zijn er in de afgelopen jaren een menigte groezelige, grauwe, rauwe, koude, wrange, ranzige, grijnzende, knarsende composities geschreven, even ergerlijk als verwaten in haar onvoltooidheid, door meesters of knoeiers, die de benaming verdienden van cacophonisten. Men kan ze vandaag beschouwen als mislukte maar onontbeerlijke schakels van een ontwikkelingsproces. Men kan hen vaarwel zeggen.
Ook in het oeuvre van Bartok vindt men zulke gehele of gedeeltelijke mislukkingen. Doch in zijn ‘Concert voor orkest’ leverde hij het bewijs, de onloochenbare proef op de som, dat een moderne muziek, dit wil zeggen een muziek die een aantal theorieën, een aantal systemen uit het verleden negeert, overboord gooit, tot de mogelijkheden behoort welke kunnen worden omgezet in een werkelijkheid, wier tovers voor geen enkele van vroegere klank-figuren onderdoet.
Dit werk (gedirigeerd door Van Beinum en vertolkt door ons orkest met een absolute beheersing en met de meeslependste levendigheid) zou een periode van tasten in de muziek kunnen besluiten. Zij die welgezind luisteren, zij die componeren, mogen het beschouwen als garantie voor een bewonderenswaardig gesteld en vervuld ideaal. Maar tevens zou het goed zijn, wanneer luisteraars en componerenden zich helder konden vergewissen, dat het ‘Concert voor orkest’ ook een nieuwe periode opent. Want in dit meesterstuk betreedt en bestrijkt Bartok slechts een regioon der menselijke roerselen die men de pittoreske of de accidentele zou kunnen noemen. Diepere schachten van ons zijn, van onze ervaringen, verlangens of vermoedens, diepere en rijkere schachten kunnen, moeten en zullen worden aangeboord. De eigenlijke mens van deze tijd, in zijn diepste wezen, met al zijn wonderlijke aspecten en onbegrensde perspectieven, voorbijgaande en eeuwige, wacht nog op een beschrijving in moderne klank.