Een dubbel schandaal - Het Concertgebouw herdenkt Hitler
‘In Memoriam’ schreef de drie-en-tachtig-jarige Richard Strauss onder de laatste notenbalk van zijn nieuwste partituur, welke hij Metamorphosen noemde, en hij dateerde: Garmisch, 12 April 1945. Op deze dag naderden de geallieerden Berlijn en Berchtesgaden tegelijk, waar Garmisch in de buurt ligt. Hitler maakte plannen voor een theatrale dood, welke indrukwekkend moest worden als 't slottoneel der Götterdämmerung. Strauss, die zijn ganse lange leven nog nooit gerouwd had, niet in 1918, en niet vóór 1944, begon redenen te krijgen om te treuren. Zonder veel moeite kon hij gissen, dat de heer die hij geëerd en gediend had, zijn einde naderde.
Een week nadat Strauss de datum zette onder het beëindigde werk verdween de neronische misdadiger die Europa stortte in een onvergeeflijke ramp, en hij had reeds een grafzang. Geen zijner millioenen slachtoffers was door een componist herdacht en uitgeluid, maar de afzichtelijke beul die hun lijden en hun ondergang gebood kreeg deze hulde. Als hoofdmotief van Metamorphosen koos Strauss een zeer herkenbaar fragment uit de treurmars der Eroïca, een brok melodie dat in ieders geheugen gegrift staat. En ieder weet ook met welke woorden Beethoven deze zingende klacht heeft toegelicht: Ter herinnering aan een groot man. Bij Beethoven stierf Bonaparte in 1804, toen hij, een ideaal verzakend, Napoleon I werd. Bij Strauss stierf Hitler, die zoveel meer verzaakte dan Bonaparte, pas in 1945, en al wie Metamorphosen hoort, ook de naverwanten der ongetelde martelaren, die werden gefolterd en uitgemoord in naam van de Duitse gebieder, zullen zich genoodzaakt zien, wanneer de muziek een beetje meehelpt, in een meewarige, elegische, sympathische gezindheid de herinnering te bemijmeren aan zulk een grote man.
Dit zijn de zakelijke feiten, tegenover welke de bezoekers van het Concertgebouw zich geplaatst vonden op Woensdag 1 en Donderdag 2 October 1947. Twee jaren daarna. Al zou Strauss met Metamorphosen een meesterstuk geleverd hebben, ik vraag of dergelijke trouweloze uitnodigingen geoorloofd zijn. Men had ze verborgen gehouden. Niemand wist dat In Memoriam. Anders zou ik ook moeten vragen: Waar was de jeugd van ons volk? Waar waren de kameraden van hen die vielen? Zijn zij niet groter geweest dan de gehuichelde en gedrochtelijke held, wiens aandenken wij gedwongen werden te bewenen?
Maar Metamorphosen is geen meesterstuk en wegens zijn vele intrinsieke tekortkomingen heeft onze critiek het werk wederom unaniem veroordeeld. Ieder die jong is, ieder die nog jong kan voelen, moet zulke muziek verachten. Zij disqualificeert de ouderdom. Er zijn altijd machtige grijsaards geweest, een Leonardo, een Titiaan, een Michel Angelo, een Tintoretto, een Vondel, een Goethe, een Rodin, een Hugo, een Haydn, een Wagner, een Verdi, en tientallen anderen, die tot hun hoogste leeftijd de creatieve energie onverzwakt bewaarden. Het is duidelijk dat Richard Strauss nimmer behoord heeft tot deze categorie der alleredelsten. Doch hij handhaaft en redt niet eens het lagere allooi zijner beste jaren, het platburgerlijke standpunt tegenover de muzikale schoonheid, dat hij vroeger gewild heeft als het zijne. Hij zakt tot verre beneden zijn eigen maat. Wat goed is en dragelijk in Metamorphosen komt regelrecht van Beethoven, nam hij onbeschaamd bij Wagner. Hij maakte een zó ongegeneerde copie van Wagneriaanse lyrismen, van sinds lang verkleurde en verlegen Wagneriaanse stimulatie-middeltjes, hij pasticheerde zó open en driest de wemelende Wagneriaanse polyphonie om ze te misbruiken als afgezaagde trucjes, dat het niet eens de moeite waard zou zijn ze te signaleren, wanneer dr. Curt Rudolf Mengelberg, de artistieke directeur van het Concertgebouw, en kersvers gezuiverd, in zijn programma-toelichting de auteur van Metamorphosen niet uitriep als ‘wijs man’, als ‘machtig represantant van heel een tijdsgewricht.’
Ik zou kunnen veronderstellen dat dr. Curt Rudolf Mengelberg niet intelligent genoeg, in gewone woorden gezegd te dom is, om te bemerken dat een compositie als Verklärte Nacht van Schönberg, welke eveneens voor strijkorchest gezet werd, en die reeds bijna vijftig jaren telt, een onvergelijkelijk actuelere techniek vertoont dan deze ‘niet-ontaarde’ en seniele Metamorphosen van Strauss. Het is mogelijk dat hem dit ontsnapte. Maar het is niet mogelijk dat dr. Curt Rudolf Mengelberg te dom geboren werd om voor de duivel te dansen. Waarom verzweeg hij in zijn propaganda-toelichting dat welsprekende In Memoriam onder de laatste notenbalk? Hij was slim genoeg voor zulk een laffe list.
Neen. Dr. Curt Rudolf Mengelberg, nauwelijks gezuiverd, hervat zijn methode van pacifieke Duitse penetratie, waarom ik dertig jaar terug hem en zijn oom Willem, nog niet gezuiverd, reeds te lijf ging, en tegen wie ik de nederlaag leed. Hij herneemt een bedrijf waarvan de juiste betekenis aan 't licht raakte in Mei 1940. Ik ook herneem de strijd.
Ik boek de eerste ronde. Het is dr. Curt Rudolf Mengelberg gelukt ons onvrijwillig te betrekken in een dubbel schandaal.
Een artistiek schandaal, omdat, zonder het oude en valse prestige van Duitsland, een voos epigonen-stuk, een leeg en langdradig namaaksel als Metamorphosen nergens gespeeld, nergens beapplaudisseerd zou worden.
Een moreel schandaal omdat, terwijl wij onze schuldeloze doden nog niet allen hebben teruggevonden en opgenoemd, terwijl wij in de straten van Amsterdam en onze andere steden nog gedenkstenen metselen en bloemen strooien voor hen die daar werden neergeschoten, wij misleid zijn geworden om de lieflijke gedachtenis te vieren van de bandiet, in wiens naam en op wiens bevel de moorden geschiedden.
Dr. Curt Rudolf Mengelberg zal mij misschien komen vertellen, dat de naam van Adolf Hitler niet met zoveel letters bij het In Memoriam werd aangeduid. Inderdaad niet, en dat ware het toppunt. Maar het verzwijgen dier letters behoort tot de vele sluwe, laffe listen die bij Strauss tweede natuur zijn. Het schuwe wegmoffelen zelve van dat In Memoriam onder de laatste pagina der partituur verraadt de slinkse toeleg. Als Strauss de naam van hem aan wie hij zijn muziek wijdde, had kunnen zeggen, zou hij hem dan verholen hebben? En is het niet reeds monsterachtig genoeg dat wij, Nederlanders, luisterend in het Concertgebouw, met reden en met recht mogen vermoeden, moeten duchten, dat wij worden meegetroond, binnengesmokkeld naar een dankbare herdenking van Hitler?
In onze overige kunsten is een dergelijk dubbel schandaal onbestaanbaar. Het gebeurde in onze muziek en het is mijn mening dat het straf verdient. Het is mijn mening dat de recidivist dr. Curt Rudolf Mengelberg onmiddellijk en definitief ontslagen moet worden uit de functie welke hij dermate berispelijk waarneemt in het Concertgebouw. Het is mijn mening, dat de autoriteiten, onder wier bevoegdheid het ontslag van dr. Curt Rudolf Mengelberg ressorteert, niet kunnen verzuimen wat een nationale en een menselijke plicht is.