Bij een muzikaal feit
Een volkslied heeft dubbele werking. Niet slechts vertolkt het in muziek de grondstromingen van het gevoelscomplex der collectiviteit welke haar lied spontaan kiest of aan welke het op verschillende manieren kan worden toegebracht. Maar een volkslied, omdat de leden ener gemeenschap het duizenden malen zingen of horen, modeleert ook de cardinale gevoels-stromingen der collectiviteit waaruit en waarvoor het opklinkt. Het versterkt, het bevestigt, het bestendigt, het verlevendigt, het herwekt die gemoedsbewegingen, welke aan het begin zijn van elke gedachte en daad. Het kan ze veroorzaken, richten, inprenten. Dat alles gebeurt gewoonlijk onbewust, instinctief, bij degenen, die de werking van een volkslied ondergaan.
Of zulk een gezang vanzelf ontstaat, als natuurlijke opwelling en uitdrukking der intieme impulsen van een groep, of te voorschijn komt door minder toevallige omstandigheden en meer persoonlijk ingrijpen, het is altijd een onwaardeerbaar en bedrieglijk psychologisch document voor ieder die zich bij het waarnemen ener melodie kan terugvoeren tot aan de gemoedsgesteltenis waaruit haar tonen geboren werden, voor ieder die zich kan terugdenken in het ogenblik harer conceptie. Wanneer hare klanken nog in het stadium zijn van zuivere, ongeformuleerde wens, wil en drang, wanneer zij nog loutere inwendige energie is, welke naar een spraak en vorm drijft.
Als een dergelijk gezang met voorbedachte rade uit het binnenste van een componist wordt opgeroepen, te midden der benauwenissen van een gruwelijke, onbesliste oorlog, als een dergelijke melodie gedurende een zekere tijd, gedurende een onbepaalde toekomst de uiting bedoelt te zijn en het innerlijk kompas van tientallen republieken, van bijna tweehonderd millioen zeer verschillend geaarde mensen, dan verkrijgt dat psychologisch document een onvergelijkbare betekenis en een waarde welke men moeilijk kan overschatten.
Dit is nauwkeurig het geval met het Volkslied der Sowjet-Unie, dat de Internationale heeft vervangen. Sinds ik het voor 't eerst hoorde per radio in 1944 heb ik gepoogd de eigenlijke zin te doorgronden zijner melodische structuur, zijner interne beweegkracht. Pas drie jaar later, bij het concert ter gelegenheid onzer herdenking van Tsaar Peter, waarmee het Concertgebouw zijn muzikaal seizoen opende, stond ik tegenover de levende werkelijkheid van het nieuwe Russische lied. Daar het verreweg de belangwekkendste compositie is welke tot nu toe door ons orkest werd uitgevoerd, geef ik hier de conclusies ener langdurige overweging.
Wat sommigen misschien hoopten en wat anderen hadden kunnen duchten, ging niet in vervulling. Het lied ‘Een reeks republieken’, dat de vlag der Sowjet-Unie in de naaste toekomst zal begeleiden, is geen voortzetting van Allons enfants de la patrie. Noch van louter muzikaal-technische, noch van psychische kant beschouwd is het gelijkwaardig aan de Marseillaise. Het bezit niet die drift, die voortvarendheid, die jagende ondernemingsgeest, die lyriek in looppas gemengd met warm mededogen, die verscheidenheid van edelmoedige accenten in een zeer kort bestek, die strijdlust, die offervaardigheid, die stelligheid, die volheid van hoge, bezielende energieën, waarmee de Marseillaise, ruim anderhalve eeuw geleden, een nieuwe periode opende in de geschiedenis der muziek en in de geschiedenis der naties. Gelijk een meester als Beethoven, in de tweede helft van zijn leven, doortrokken, doorhuiverd was van de Marseillaise en haar vele echo's, dermate dat men haar als in geheime inkt kan lezen achter een aantal zijner mooiste vondsten, zo zal nimmer, schijnt mij, een tweede meester heden gehypnotiseerd kunnen worden door ‘Een reeks van republieken’, om er een bron te vinden of een aanwakkering van zijn vuur.
Gemeten volgens deze absolute maatstaf, de enige die wij hebben, beduidt het Volkslied van de Sowjet-Unie dus geen omwenteling, en is het ook niet, zoals de Marseillaise dat integraal, intrinsiek was, een voorspel, een uitnodiging tot omwenteling. De melodie van ‘Een reeks republieken’ geeft nergens die profetische klank. Zij is niet revolutionnair. Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat zij wegens explosieve hoedanigheden ooit verbannen en verboden zal behoeven te worden, gelijk de Franse vrijheidszang uit l'An III gedurende de vorige eeuw verscheidene malen tot zwijgen gedwongen is in Frankrijk.
Maar het volkslied dat de Sowjet-Unie zich koos toont andere eigenschappen welke het zeer merkwaardig maken, en die misschien niet minder profetisch zullen blijken.
Het is gebouwd, van zijn begin tot zijn einde, op één enkel motief, dat de lengte heeft ener maat, en dat met de strengste consequentie, bijna zonder onderbreking, wordt volgehouden. Uit deze enkele kiem-cel, zoals Vincent d'Indy dat leerde in de conservatieve Schola Cantorum (en Willem Pijper hier) groeit met de meest rigoristische logica het ganse lied. Die kiem-cel tekent een dalende lijn. De gehele melodie is bijgevolg een serie van dalende lijnen, van opvaarten onmiddellijk luwend in een neergang. Alleen de stijgende slot-maat klinkt ronduit affirmatief.
Deze geregelde cadans van inademen en uitademen, van heffen en buigen, is buitengewoon rationalistisch en rationeel. Ook de keuze en de behandeling der toonsoort (C groot) wijst op een exclusieve genegenheid voor de wetmatige, zeer verstandelijke methode die in de XVIIIe eeuw uitgewerkt werd door de Europese componisten, en volgens welke men op alle conservatoria het muzikale denken ordende. De verscheidene philosopherende theoretici, die deze toonsoort betiteld hebben als ‘de tyran C-groot’ en meenden zijn ondergang te mogen voorspellen (waartoe de evolutie der muziek hen scheen te rechtvaardigen) kunnen de verwezenlijking van zulke illusies op de zeer lange baan verschoven achten. In dit volkslied wendt de Sowjet-Unie zich resoluut af van de Slavische en alle andere natuurlijke, primitieve, antieke toonsoorten, welke dezelfde theoretici gewaand hebben te zullen zien herleven. Door de melodie van ‘Een reeks republieken’ zal Rusland onder de vele heterogene rassen of nationaliteiten, die zich schaarden rondom zijn vlag, optreden en arbeiden als de bewaker en bewaarder, handhaver en verbreider ener traditioneel Europese, muzikale discipline, welke ontstond na de Renaissance en de naam kreeg van klassiek.
Elke der uitgedrukte aandoeningen van stoerheid, vastberadenheid, kracht, van even uitlaaiend enthousiasme, van even gloeiende vreugde en bereikte fierheid, ontspringt uit een toestand van evenwicht, van bezonnenheid, innerlijke rust, gelijkmoedigheid, beheersing, welke ik niet anders kan noemen dan feilloos en voorbeeldig.
Hoe juist pasten Beethoven, en later Weber, Berlioz, en menig ander meester, in de aangeheven toon der Marseillaise. Hoe machteloos is de moderne muziek der laatste vijftig jaar, waar niemand bekwaam bleek een melodie te vinden, nieuwer dan dit volkslied der Sowjet-Unie, dat geheel kunstmatig, ofschoon onberispelijk, is samengesteld! Zal een hedendaagse en in alle opzichten gelijkwaardige, geniale Marseillaise nog ooit mogelijk worden?