Punch op muziek
In October 1946 begonnen Benjamin Britten en zijn tekst-dichter Eric Crozier te denken aan het maken ener noviteit voor het volgend zomer-seizoen van The English Opera Group. Zij moest tegelijk een compagnon en een contrast zijn voor The Rape of Lucretia. Dus een stuk voor een dozijn zangers en twaalf solistische instrumentalisten. Maar even komisch en vrolijk als Lucretia dramatisch en ernstig geweest was.
Tot uitgangspunt van hun plannen kozen de twee auteurs een der brillantste novellen van Guy de Maupassant: Le Rosier de Madame Husson en gingen aan het werk. Muziek en libretto ontstonden bijna gezamenlijk. Het onderwerp werd van Frankrijk overgeplaatst naar een stadje van Suffolk, waar Britten en Crozier oude kennissen hebben. Het brave meisje van Guy de Maupassant wordt een brave jongen, zoon van een groentevrouw. Albert Herring. Uitstekende naam en titel voor een klucht die spelen zou in 1900, aan het einde der lange Victoria-periode.
Toen zij hun personen, karakters en handeling hadden, konden dichter en componist zich nauwkeurig regelen naar elkaars belangen en noodzakelijkheden. Acht maanden later was de opera gereed. Volgende week wordt zij opgevoerd te Amsterdam. Om mij in te lichten kreeg ik een exemplaar van tekst en muziek ter beschikking, gedeeltelijk in foto-copie, gedeeltelijk manuscript. Is dat niet bewonderenswaardig? Onder het componeren maakte Britten nog tournee's met Peter Pears, in Engeland en op het continent. Is dat niet knap? Zo werkten ook Mozart, Rossini, Verdi en soms zelfs minder goed. Is dat niet schitterend? Geen enkele slordigheid in zijn werk. Geen enkel Jantje van Leiden. Alles dartel, speels, koddig, lachwekkend, amusant, als een jaargang van Punch of Tit Bits. Alles in een moderne techniek van de eerste rang. Three cheers for Benjamin Britten. Hij kan een Bizet worden. Ik hoop dat hij in zo'n tempo de voortdurende hoog-spanningen beter uithoudt, dan zijn collega van Carmen.
Na een paar beredderende maten als voorspel vliegt het gordijn op, en wij vallen met de deur in huis. Florence, strak-geregen vrouwe-type van sergeant-majoor ruimt de tafel af in de ontbijtkamer van Lady Billows, een bedaagde, genoeglijke autocraat met grijze haren en fonkelende oogjes, die een passie heeft voor de bevordering der openbare deugd. Her Ladyship heeft het in haar hoofd gehaald om, naar oud gebruik, een Mei-koningin te kiezen uit de rechtschapen dochters van haar dorp en zij wacht een delegatie der autoriteiten die haar candidaturen zullen voorleggen, die een kroon verdienen van oranjebloesem en een beurs met vijf en twintig gouden sovereigns.
Te half tien melden de gedeputeerden zich aan. Miss Wordsworth, hoofdonderwijzeres, enthousiast, gevoelig, beminnelijk persoon van middelbare leeftijd. Mr. Gedge, Vicar of St. Mary's Church, vriendelijk vijftiger, die de dingen neemt gelijk ze komen. Mr. Uppold, burgemeester van Loxford, mager, korzelig potentaat en grondeigenaar. De politie-commissaris mr. Budd, gehelmd, gewichtig langzaam, maar van de goede soort. De klok roept koekoek en Lady Billows komt binnen met een mars. Zij snuift de lucht op. Muffig, zegt ze, stinkt naar tabak, akelig manne-geurtje. Good morning, my Lady antwoordt de overheid in koor, en zet pompeus, met een kunstige canon het doel uiteen van de vergadering. Her Ladyship zingt zeer geanimeerd de bekoorlijkheden van het voorgenomen feest, en elk presenteert, in de vorm ener korte ballade, zijn favoriete. Maar op ieder heeft de sergeant-majoor Florence wat aan te merken. De een reed met een jongen in een dogcart, de ander wandelde na donker in de bossen, of laat haar enkels zien. Ik wens Virgins, not Trollops, zegt Lady Billows. Weet iemand nog namen? Neen. Op de melodie der ballade breken alle vier uit in een bitter-zoete lamentatie over de zwakheid van het vlees. De Lady begint te zieden als een vulkaan en barst los. Het scheelt niet veel of zij vervloekt Loxford. De klok roept weer koekoek en de commissaris heeft een idee. Als wij geen Mei-koningin kunnen kronen, waarom dan niet een koning? We hebben juist iemand die ons uit de brand kan helpen. Wie? Albert Herring. Sterk als een stier. Werkt als een paard voor zijn moeder. Met de helm op het hoofd en con animo zingt hij: Albert is mooi als pas gemaaid hooi. Een tikje onnozel natuurlijk. Maar is hij deugdzaam? Allen zijn het er over eens dat er geen bravere jongen bestaat. En met een explosieve energie zet Lady Billows op een primitief thema een ware opera-finale in, gefugeerd en wel, die culmineert in een ode aan de deugd van een jonge dorpeling, versierd met de jubelende coloratuur
van Her Ladyship.
Daarna gaan we naar de groentewinkel van de weduwe Herring. Door de ramen vol koopwaar kijken we uit op de dorpsstraat. De deur is in twee helften. Het bovenste stuk staat open. Het onderste verbonden met een bel die ‘ting’ doet als iemand binnenkomt. Buiten spelen twee meisjes en een jongen met een bal. Zij zingen een aardig kinderdeuntje. De bal verzeilt in de lege winkel. Harry klimt over het luik, raapt hem op, deelt appelen uit aan zijn kameraadjes Emmy en Cis, stopt zijn eigen zakken vol, en wordt betrapt door Sid, de slagersknecht, die groenten komt halen voor de soep. Een toffe kerel. Hij houdt een praatje met Albert die een zware zak aansjouwt. Sid wordt de bekoorder van een slome duikelaar die onder de plak zit. Hij mag dit niet van Mum en dat niet van Mum. Dan verschijnt Nancy, kwieke meid, midden in de twintig. Sid begint direct een vrijage. Zij zingen een duet dat een verloren bladzijde zou kunnen zijn uit Pelléas. Een trio met Albert, die hen ter zijde zachtjes getroebleerd naar de duivel wenst. Nog een charmante twee-stemmige canon op een pikant loop-rhythme en een lieve melodie in oud-Engelse toon. Delicieus. Als ze weg zijn (na niet betaald te hebben) slaat Albert aan het piekeren. Waarvoor? Waarvoor is hij living chaste and clean? Waarvoor elke morgen vroeg bezig enthusiastically fixing price-labels round the shop?
De kleine Emmy wipt nog even binnen voor een boodschap Daarna verschijnt de struise Florence en vraagt naar Mistress Herring, op het thema van May-King. Mum is aan de waskuip. Terwijl zij binnenstapt veegt zij de handen af aan haar voorschoot en valt haast om van verbazing wanneer de sergeant-majoor het bezoek aankondigt van Her Ladyship en de hele deftige delegatie van dominee, burgemeester, commissaris en hoofd-onderwijzeres. Zij treden aan met een Meyerbeerse mars en brengen Mum op de hoogte van de feestelijke onderneming. Kluchtige, jolige muziek, een echte charge, maar vol van technische raffinementen. Eerst lijkt de zaak aan Mum verdacht en ridiculous. Als zij van de vijf en twintig pond hoort trekt ze bij. Albert, say Thank you! Doch nu spartelt Albert tegen. Hij wil niet opgedirkt wezen als een blinkende zwaan. Hij wil geen sufferd zijn; een man worden (hij is 22) van vlees en bloed. Dat brengt Mum uit haar voegen. Zij pakt hem bij de lurven. En buiten zingen de kinderen:
Smacked him on the thingmijig!
Tweede bedrijf. Hoornsignalen en grappig dissonerend gewemel. Een veld naast de pastorie. Tafels met glazen, flessen limonade en koekjes. Florence maakt toebereidselen voor de kroning, geholpen door Nancy en Sid, kijvend, schertsend en kwebbelend, snel, gezellig kakelend in populaire toon. Sid doet een parodistisch verhaal van de plechtigheid in de kerk. Miss Wordsworth studeert en repeteert met de kinderen het hulde-lied aan de Mei-koning. Buitengewoon snakerig. Onderwijl vullen Nancy en Sid de glazen. Maar in de beker van Albert mengen zij de limonade met een flinke dosis rhum. Alles in orde. De koning en zijn stoet worden verwelkomd met een luisterrrijke hymne, bebeierd door klokken. Heel de weide straalt van enorme tevredenheid, lachende gewichtigheid, olijke sentimentaliteit, en soms klinkt het haast als de bruiloft uit de Götterdämmerung. De beurs (van otter-leder!) wordt uitgereikt met de komiekste toespraken van dominee, burgemeester, commissaris en onderwijzeres, elk geïllustreerd met de humoristische muziek die er bij past. Per slot krijgt Albert, die stevig gedronken heeft, de hik. Iedereen probeert hem er af te helpen in een reusachtige finale, waar allen door elkaar schreeuwen, wat aan Britten de gelegenheid geeft om het merkwaardigste poly-rhythmische koor te componeren dat ik ken.
Op deze aanstekelijke vrolijkheid volgt een chromatisch gekleurd tussenspel voor orchest in de melancholische toon. De avond daalt. Albert is alleen in de groentewinkel. Mum op visite. Hij, een beetje tipsy. Al zingend en en soezend bungelt hij met de onderdeur die telkens zegt: ting. Hij zoekt lucifers. Laat het doosje vallen. Draait het gas-kraantje open. Maakt een vlammetje. Gossie! Boem. Ontploffing. Gossie, wat een mop! Hij herinnert zich Nancy. Steeds romances af in verschillende tonaliteiten, een slechte en een goede. Hoort opeens een fluitje. Onder het licht van de lantaarn die buiten brandt komen Sid en Nancy wat vrijen voor het raam. Albert sluipt terug in een strook schaduw en begluurt ze door de ruiten. Eerst gekibbel. Sid mag niet fluiten. Dan lyrisch, italiaans, magnifiek duet, tussen meid en slagersknecht, dat van een nauwlijks moderne Verdi kon zijn. Naïef, barok, zeer bekoorlijk. A long passionate kiss.
Albert kijkt met afschuw toe. Nog een duet eindigend in een mooi canonisch gekoer.
Het flirtend paartje verdwijnt en Albert hervat zijn bespiegelende monoloog, beurtelings poëtisch, beurtelings sarcastisch. Het raast in hem. Hij snakt naar avontuur. Een klok roept koekoek. De tijd vliegt en hij aarzelt nog. Plotseling hoort hij de sovereign-rinkelen in zijn beurs. My virgin ransom! Hij neemt een geldstuk en reciteert een optelrijmpje. Kruis of munt. Kruis voor ja, munt voor neen. Hij gooit. Gossie! 't Is kruis. Uit de verte het fluitje van Sid. Hij gaat naar de deur, moffelt de bel weg en glipt de straat op. Herhaling van het voorspel in de melancholische toon. Even later komt Mum thuis en roept moederlijk Albert! Albert? Geen antwoord. Zij denkt dat hij slaapt, the sleep of the just, en vijf en twintig pond rijker. Zij stoot een geeuw uit en het scherm zakt.
Derde bedrijf. Volgende dag. Snel, onrustig voorspel met op en neer schietende fiorituren en getrommel. De groentewinkel. Emmy poetst de weegschaal. Nancy is bezorgd. Zij heeft berouw over die pint rhum in de limonade. Heel het dorp zoekt Albert en ieder vertelt min of meer groteske bevindingen van de opwindende speurtocht. Tragische en komische sentimenten warrelen door elkaar in jagende rhythmen. De vijver is gedregd, elk hoekje der omgeving afgezocht. Men vond geen Albert. Hij moet dood zijn. Gejammer van Mum, Nancy, de dominee en de onderwijzeres, ieder in eigen toon. Getier van Her Ladyship, die Scotland Yard wil telefoneren en Conan Doyle. Burgemeester, commissaris en Sid brengen op een schenkblad de bevuilde, verkreukte krans oranjebloesem van Alberts hoedje. Mum valt snikkend flauw. De overigen scharen zich tot een kalme, eenvoudige, intens gevoelde klaagzang. Psalmodie van het koraal In the midst of life is Death, waardoor elk om beurt met een melodische phrase welke hem typeert, zijn medewaren uitschreit. Een meesterstuk van klassieke factuur en expressie. Maar op 't hoogtepunt dezer echte ‘Threnody’ doet de deur eensklaps ting en daar staat Albert, verfomfaaid, bemodderd. Allen breken uit in een schreeuw en beginnen hem jachtig te ondervragen naar zijn wederwaardigheden. Hij is verbouwereerd onder die lawine en antwoordt met knikken, ja of neen. Eindelijk riskeert hij zijn verhaal, sullig en gedurfd. Hij gapte een fiets, reed er vandoor, verdoolde in vreemd gezelschap, mannelijk en vrouwelijk, dronk whisky and gin, sloeg aan 't bakkeleien, werd er op straat gesmeten en gaf drie pond uit. Impossible! Drunk and disorderly? Horrible! Stop him. Monstrous! gilt Her Ladyship, furieus en loopt verontwaardigd de winkel uit met haar deputatie. Albert zegt dan tot Sid: ik legde het er niet tè dik op, wel? en tot afscheid krijgt hij van Nancy een zoen. Mum vlucht woedend binnenskamers. Buiten zingen de kinderen
Whacked him on the thingmijig...!
Albert wenkt de boefjes en deelt perziken uit. Met een juichend hip hip hooray! Good luck to him, anyway! van de schavuiten, valt het gordijn en eindigt het spel.
Ik ben zeer benieuwd naar het effect van deze burleske op het toneel. Zij is virtuoos gecomponeerd voor alle stemmen (zelfs die der kinderen) en waarschijnlijk ook voor alle instrumenten. De grap werd hier niet te intellectueel behandeld en valt ook nergens in het burgerlijke. De scherts met gewichtigheid, deftigheid, preutsheid, sentimentaliteit blijft altijd glimlachend, goedaardig, monter, wordt nooit nijdassig, nurks of zuur. En sinds lang las ik geen moderne partituur, waar de muziek zo natuurlijk en overvloedig opwelt en die mij, ondanks een paradoxale mixture van stijlen en expressies, van echt en onecht, zo aanhoudend geboeid heeft.