Bijdragen aan De Groene Amsterdammer (juni 1946-juli 1956)
(2017)–Matthijs Vermeulen– Auteursrechtelijk beschermdGedaanteverwisseling van een componistNa de Symphonische metamorphosis op thema's van Carl Maria von Weber, waarmee het Hindemith-concert eindigde, moest men zich met ergernis, of men wilde of niet, de vraag stellen: Waarom eigenlijk was de baas die deze platte dingen componeerde, verboden in het Duitsland van Goebbels en Hitler? Ziehier nu eens muziek welke niet modern is. En leutig. En sappig georchestreerd, met allerlei rinkelbommen en rommelpotten, als het liedje van wij gaan naar Engeland varen. En pittig. Fiks. Echt iets voor de nieuwe orde. Je kunt er automobiel-tentoonstellingen mee begeleiden, vliegtuig-meetings, toertjes der boten van Kraft durch Freude, défilés van hakenkruisers, mode-shows, gezellige bieravondjes, en joost weet wat nog meer, al naar gelang het te pas komt in de kraam van mensen die het verfoeilijke op één lijn leerden stellen met het aardige. Een potige, lollige, zwelgende, zwijmelende muziek zonder geweten. Met niet meer geweten dan de koe in de wei, het varken in zijn stal. En lawaaierig natuurlijk. Om een aasje geweten, dat er nog ergens zou kunnen knagen, te overschreeuwen. Geschikt voor elk gebruik. Een sonoor décor waarachter alles kan gebeuren, dat alles kan camoufleren, zelfs complotten en misdaden. Juist de muziek die zij wilden, Hitler en Goebbels, juist de muziek die zij nodig hadden. Met verbazing, met ontsteltenis ziet men dat deze ‘Symphonische Metamorphosis’ van de dictatoriaal verboden Hindemith geschreven werd in 1945 en in Amerika. In 't jaar der nederlaag van de mannen die verbanden of verbrandden wie geweten toonde, van de mannen die deze stijl geboden en dit conformistische accent, welke voor geweten en gedachte geen plaats en geen kans meer laten. Zo overwinnen reeds in deze muziek de onoverwonnene overwonnenen, en in lapidair latijn zal dit gezegde weldra wederomGa naar voetnoot1) gebeiteld kunnen worden op een zuil. Maar van een metamorphose gesproken, ziehier een lapsus uit het troebele onderbewustzijn van Paul Hindemith welke de psychiaters mogen vermelden als een der merkwaardigste staaltjes van onvrijwillige bekentenissen. Hij werd niet enkel on-modern en anti-modern. Hij verwisselde van innerlijke gedaante. Hij verloochende alles wat hij vijf-en-twintig jaar lang had voorgewend. Hij schakelde zich in op de meest abjecte stroom. Hij capituleerde. En zijn capitulatie is verachtelijker dan de instorting van alle anderen die zich overgaven. Op een geriefelijke afstand van zes duizend kilometer had Goebbels' hypnose nog vat op hem. Maar dat is misschien niet het ergste en niet het belangrijkste. Hindemith ontmaskert zich. Hij ontpopt zich in zijn ware gestalte, al metamorphoserende. Een kwart eeuw lang, modern doende, heeft hij gemikt, gehengeld, getast, gezocht, naar een muzikale expressie welke hoger en verder doelde dan de globale behoefte van Jan en alleman die probeert de tijd te doden of een kuil van stilte te dempen met wat geluid. De muzikale expressie waarnaar Hindemith toen streefde veronderstelde een intellectueel niveau, een conceptie der schoonheid, een lust om moeilijke dingen te ondernemen, een zekere edelheid en nog enkele andere eigenschappen, welke niet in het bereik lagen van iedereen, en waarvan de traditie gedurende zeven honderd jaren gehandhaafd bleef door de Europese componisten die als meesters gelden. Bijna nooit is het Hindemith gelukt deze expressie te treffen. Slechts zeer zelden lukte het hem ook geheel te overtuigen dat zij in zijn macht lag. Meestal ontbrak er iets. Zijn ideeën waren niet plastisch geformuleerd en een beetje gemakkelijk vindbaar. Zijn harmonie was grauw en in de groezeligheid eentonig. Zijn rhythmiek was primitief en rudimentair. Zijn muzikale handeling was willekeurig en miste psychologische motivering. Zijn orchestratie was dikwijls oppervlakkig, zonder finesse. Hij had eigenlijk geen stijl, maar een samenraapsel van stijlen. Al deze gebrekkigheden schaden nog de Symphonia Serena en het cello-concert, die op dezelfde avond als de Metamorphosis voor de eerste keer hier werden uitgevoerd. In het cello-concert (zeer brillant en met een prachtige toon gespeeld door Enrico Mainardi) hinderde ten overvloede een abnormale wanverhouding tussen het overdreven massale orchest en het solo-instrument dat menigmaal absoluut onhoorbaar werd wegens de compacte begeleiding. In deze beide werken weliswaar verbeterde, verhelderde de smoezelige kleur van vroeger. De inventie echter, de compositie was even slordig en elementair als voorheen. En wat men sinds zo lang gehoopt had: een bevredigende indruk, de sensatie van het bereikte doel, het proefondervindelijk bewijs dat Hindemith in staat is een werkelijk meesterwerk te maken en de muzikale expressie te verwezenlijken wat hij blijkbaar poogt, dat kwam ook nu weer niet, noch in de Symphonia Serena, noch in het concert voor violoncel. Maar het kwam, dat bewijs van meesterschap, dat ten volle geslaagde verklanken van zijn innerlijke gestemdheid, het kwam eindelijk in de Metamorphosis. Hier viel niets aan te merken. Thema's, ideeën had hij niet te vinden, want hij nam ze bij Weber. Hij had enkel te zorgen voor de enscenering zijner thema's, voor de atmosfeer waarin hij ze zetten wilde voor de perspectieven, voor de belichting. En daar stond alles op zijn plaats. Niets mankeerde. Hij miste geen enkel effect. Geen ogenblik gaf hij het vervelende gevoel (zoals vroeger dikwijls) van blijven steken, van wurmen, zwoegen, aarzelen, van onbeholpen mastklimmen. Hij was hier echt op dreef, in zijn volle macht. Hij raakte het doel, het midden van de roos. Hij trof feilloos de muzikale expressie. Eindelijk! Doch het was niet de expressie van een kunstenaar. Het was de expressie van een banale, vulgaire, triviale, daarenboven tamelijk botte potsenmaker en kermisklant. Het is dus best mogelijk dat het modernisme van Hindemith altijd maar opportunistische apekool was, en dat in Metamorphosis voor 't eerst zijn eigen, ordinaire, anti-revolutionnaire bloed vrijuit gaat waar 't eertijds kruipen moest. Omdat men nooit de hoop mag opgeven (hij is een uitstekend vakman) zou ik hem nog niet definitief willen veroordelen. Misschien krijgt hij nog eens de genade van de muze. Wie weet? In het korte voorspel van zijn Amerikaans requiem op tekst van Walt Whitman, 't vorig jaar gecomponeerd is een goed en juist accent, modern geïntoneerd. Maar 't was slechts een preludium. Hoe is het vervolg? Goede fragmenten, beloften die niet gehouden werden, waren er altijd bij Hindemith. |
|