Bolero
Over de manier waarop de muziek moet worden vertolkt der middeleeuwers, de muziek der zeventiende en achttiende eeuw, van Bach, Haydn, Mozart, Beethoven, en zelfs de muziek der vorige eeuw, bezitten wij slechts vage, onvolledige gegevens, voornamelijk wat een zoo essentieele factor raakt als het tempo, en dikwijls ook der dynamiek. Elk dirigent, elk uitvoerder is in feite gerechtigd een menigte composities te interpreteeren gelijk hij verkiest, naar willekeur en welbehagen. Niemand is in feite gerechtigd de een of de andere opvatting te betwisten. Er bestaat geen enkele wetenschappelijke stelligheid voor termen als Allegro, allegro giusto, allegro moderato, allegro vivo, andante, andante assai, andante con moto, poco andante, en een massa varianten van zulke voorschriften, welke men aan 't begin van een stuk vindt, of die geheel ontbreken, gelijk bij de middeleeuwsche componisten. Ook aangaande de dynamische teekens, p, mf, f, mp, etc., bestaat geen enkele wetenschappelijke norm. Niets is meetbaar op een horloge of met een ander instrument. Alles is overgelaten aan het persoonlijk initiatief. Bijna alles op dit gebied is conjectuur. Er vormde zich in den loop der tijden een soort van traditie, van conventie, rondom onduidelijke bewoordingen. Maar die traditie was aan allerlei wisselende invloeden onderhevig, welke verschillen in 't Noorden en in 't Zuiden, in 't Westen en in 't Oosten. Die traditie eveneens is onbewijsbaar en onbetrouwbaar.
Wie een weinig over dergelijke onzekerheden betreffende de wenschen van een groot componist nadenkt, zal die onveiligheid en aarzeling bejammeren, hij zal ze vreezen, als zooveel kansen op misvorming en verminking waaraan zijn eigen gedachte kan worden bloot gesteld, en hij zal minutieuze voorzorgen nemen om aan zulk een lot te ontsnappen. Zoo propte Mahler zijn partituren vol met ontelbare aanduidingen. Maar nooit genoeg! Zoo grifte Strawinsky zijn composities eerst op de machinale pianola, en later nog eens op de grammophoon.
Wij hebben in de moderne muziek ten minste één werk, waarvan de exacte beweging ontwijfelbaar bekend is: de Bolero van Maurice Ravel. De auteur zelf noteerde de snelheid. Hij gaf 76 aan voor de kwart-noot, dit wil zeggen zes en zeventig kwart-noten per minuut. Hij dirigeerde zijn Bolero persoonlijk, herhaalde malen, en altijd in dat tempo en wenschte het onveranderlijk, van 't begin tot het einde der compositie. Toen Toscanini bij 't slot van 't stuk (om het effect te vermeerderen) een versnelling maakte, heeft hij met heftigheid geprotesteerd tegen den eigen dunk van een vertolker, die het beter waande te weten dan de componist.
Hun ruzie is historisch, maar ze heeft niet gebaat, evenmin als de pianola en de grammophoon van Strawinsky. De laatste uitvoering in het Concertgebouw van den Bolero werd door Van Beinum genomen in een tijdmaat van 60. Ik kan voor de absolute juistheid van dit cijfer niet instaan, want gedurende de uitvoering had ik natuurlijk geen metronoom bij de hand om te verifieeren. Het kan ook 56 of 58 geweest zijn. Het rythme was mij in het hoofd gebeukt, en toen ik controleerde las ik 60.
De vertraging is dus zeer aanzienlijk. De Bolero telt 340 drie-kwarts maten. In het tempo van Ravel duurt hij 13 minuten. In Van Beinum's tempo 17 minuten. Eén derde meer tijd voor een zoo korte compositie! Van een dans (welke deze Bolero oorspronkelijk is) blijft niets over. Alles verstart tot een mechanische opeenstapeling van geluid. De muziek (en deze ongeëvenaarde melodie is muziek) wordt gewurgd, vermoord.
Om nog andere redenen moet arbitraire verlangzaming worden ontraden. Het schijnt mij o.a. onmogelijk voor de bazuin om in dit vertraagde tempo het thema ordentelijk te blazen. Ik was verbaasd opzichtige flaters te moeten constateeren in een uitvoering van het Concertgebouw-orkest.
Maar zoo vormt zich onder onze oogen een volstrekt ongerechtigde traditie, een nieuwe, onmotiveerbare, onverdedigbare conventie. Zij stamt van Mengelberg. Door de radio (die op dit punt zonder bedrog is) observeerde ik bij Mengelberg's Bolero hetzelfde sleepende tempo van 60.
Waarom werd die traditie, en menige andere, niet afgedankt? Zij had moeten verdwijnen op den dag dat onze vlaggen weer wapperden, en toen wij ons verheugden in de overwinning.