Eduardo del Pueyo - Pierre Bernac
De pianisten die ik zag op een podium, en naar wie ik luisterde via de radio of de gramophoon, zijn meer dan legio. Zij bestrijden vier generaties, en gaan van een negentigjarigen leerling van Chopin tot aan hen, verrijkt met anderhalve eeuw van menschelijke en mechanische vervolmaking, die laatstleden het kunstenaarsleven aanvingen. Ik meende dus de piano ongeveer te kennen, te weten wat men ervan verwachten en eischen mag, wat erin zit, wat er uit te halen valt. Maar toen ik op Vrijdag 20 December in de groote zaal van het Concertgebouw voor den eersten keer Eduardo del Pueyo hoorde, werden al mijn opinies over de piano onvolledig, en begreep ik plotseling, dat de mogelijkheden van het ‘hamer-klavier’ nog op verre na niet zijn uitgeput.
De menschelijke eigenaardigheid van dezen nieuwen toovenaar bestaat in een haast ongelooflijke veelvuldigheid van reflexen. Om zoo te zeggen elk muziek-teeken zet bij hem een gevoelszenuw in trilling, welke met een even ongelooflijke snelheid op de bewegingszenuwen wordt overgebracht. Die fantastische veelheid van reflexen wordt niet enkel overgezonden van zenuw naar zenuw met een onwaarschijnlijke snelheid, maar tevens met een absolute zelf-contrôle en met een nimmer falende juistheid. Het sensitief en motorisch zenuw-organisme, waarmee del Pueyo de muziek transmitteert, bereikte dus een uiterst merkwaardig raffinement. Terwijl alle overige pianisten een ensemble van teekens, soms heele pagina's, reduceeren tot een globale expressie, interpreteert hij bijna teeken voor teeken in de gevoelswaarde welke zij kunnen bezitten, en hij doet dit niet analytisch, doch synthetisch, zoodat elk der teekens een bestanddeel blijft van een onafgebroken golvenden stroom, druppel van een machtigen vloed. Wat de psychologen noemen het oceanisch sentiment, de communicatie met een vitaliseerende oer-bron, de aangegrepenheid van den vertolker die onmiddellijk aangegrepenheid wordt van zijn hoorder, is bij del Pueyo aanwezig in een oppersten graad van intensiteit, van potentie en beheersching. Door de veelvuldigheid en snelheid zijner reflexen is hij bekwaam om de emotioneele kracht van elk stuk muziek te verhonderdvoudigen.
De mechanische, technische eigenaardigheid van dezen pianist, die de grenzen van zijn instrument verwijdt, bestaat in een volstrekte onafhankelijkheid der beide handen. Ik weet wel dat deze autonomie sinds jaar en dag het streven is van elke hoogeschool voor klavier en dat del Pueyo op dit gebied niets innoveert in letterlijken zin. Maar de extreme consequentie waarmee hij het gesteld princiep van zelfstandigheid der handen heeft toegepast en doorgevoerd, verleent aan dat oude beginsel (en aan del Pueyo's spel) een gloednieuwe, een zeer persoonlijke en een voorloopig weergalooze karakteristiek. Deze mechanische eigenaardigheid is trouwens een logisch gevolg van zijn menschelijke eigenaardigheid. Daar del Pueyo de noodige reflexen heeft om ten naasten bij elk teeken der geschreven muziek te doen klinken in zijn nauwkeurige gevoelswaarde, om iedere noot te timbreeren met de vibratie van leven waaruit zij ontstond, of welke zij in zich kan dragen, moest hij onvermijdelijkerwijze ertoe komen om zijn beide handen van elkaar onafhankelijk te maken in elke fractie van den tijd en in elke denkbare variëteit van accenten, nuanceeringen en voortdurende differentieeringen, welke twee oplettend gelezen en herscheppend vertolkte noten-balken bevatten kunnen.
Men begrijpt dat zulke bijna altijd asymmetrische spanningen en ontspaningen van den wil en van het zenuw-apparaat, wanneer zij onophoudelijk zijn en dikwijls bliksemsnel moeten geschieden, een zeer gedisciplineerde waakzaamheid en een buitensporige concentratie vergen van het enkelvoudige gedachte-centrum waardoor zij gecommandeerd en geordend worden. Maar de moeite is loonend. Het geringste detail, b.v. een serie van schijnbaar onbeduidende gearpeggieerde accoorden in een Sonate van Beethoven, in de Rhapsodie Espagnole van Liszt, wordt hervormd tot een electriseerend bewegen. Er is geen enkel onverschillig moment meer in den duur eener muziek. Er is geen enkele leege plek meer in de diverse plans eener compositie. Overal is actie, een wonderlijk magnetiseerende, uitermate boeiende actie. En als ik naga hoe del Pueyo deze gezamenlijke actie in de loop van een stuk afweegt, doseert, hoe hij uit ontelbare minieme intonaties een groot harmonisch gebeuren opbouwt, evenwichtig, onfeilbaar en aangrijpend, dan merk ik nog duidelijker dat wij hier te doen hebben met een tot dusverre ongeëvenaard menschelijk verschijnsel.
Eduardo del Pueyo, Spanjaard die buiten zijn land woont, had te Amsterdam geen befaamdheid. Hij trad op voor een menigte desoleerende, verkillende roode stoelen. Maar de anderhalf honderd hoorders die er waren hebben hem vanaf de eerste tonen welke hij in de ontmoedigende holle ruimte aansloeg, direct herkend als een meester. Deze gelukkige weinigen mogen daarop roemen. Ik vraag mij soms af, of de muziek nog haar legendaire tooverkracht behield, en dien avond zag ik het zuiverste enthousiasme geboren worden en opvlammen onder de ongunstigste omstandigheden.